Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén plant met Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén plant met Christus.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want indien wij met Hem èène plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zoo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding. Rom. 6 : 5.

Het beeld v,an de plant wordt ons in de H. Schrift herhaaldelijk voorgesteld om het leven des geloofs te schetsen in zijn aard en wezen. De plant vertoont ons een wonderlijk levensproces. Onder de werking van den stralenden zonneschijn worden krachten gewekt in het zaad, dat in de vochtige aarde rust, zoodat het wortel schiet en een stengel doet opgaan met twijg en blad al naar den aard van het zaad in veelheid van schoone vormen en gestalten. De worteltjes nemen de voedingsstoffen op uit de aarde en het plantenlichaam wordt eebouwd uit de levenssapnen, welke daar in het verborgen worden bereid. Wortel met stengel en blad arbeiden saam als leden'van èèn lichaam om de bloesem en de vrucht voort te brengen. Dit levensproces dan is het beeld, waaronder Gods Woord het verborgen leven van Gods kinderen, dat zich in het geloof bewust wordt, voor oogen stelt.
Onze tekst heeft ook dat beeld aangegrepen om het levensverband te teekenen tusschen Christus en de Zijnen. Eigenlijk staat het met zooveel woorden niet in den grondtekst. Daar staat een woord, dat men kan vertalen als saamgroeien, uit èèn groeien voortgekomen zijn. Dat woord groeien komt van een stam, welke ook het Grieksche woord voor natuur hielp vormen. Het ziet dus op het levensproces, dat wij alom in de natuur waarnemen, op die wondere levenswerkingen, die God in het leven der schepping heeft te voorschijn geroepen en onderhoudt.
Wat het toevoegsel samen betreft, dus samengroeien, uit èèn leven opkomen, dit drukt een organisch verband uit, dat inderdaad in het beeld van de plant door de vertalers schoon is getroffen: een plan- Ie: met Christus worden, uit Zijn leven ontspruiten, leden zijn van Zijn lichaam, zooals de twijgen en takken aan den stam uitbotten.
Dat beeld wordt dan voorts in een eigenaardig verband gezet met den dood des Heeren. De tekst spreekt van „gelijkmaking Zijns doods". Er wordt derhalve een zekere gelijkmaking of gelijkheid van natuur met den Christus ondersteld, zoodat ook het geheele proces, hetwelk die natuur in den Christus heeft doorgemaakt, wordt gedeeld en mede doorgemaakt. Duidelijkheidshalve zouden wij kunnen spreken van de menschelijke natuur door Christus aangenomen in Zijn vleeschwording en van dat verborgen proces, hetwelk zich aan die natuur in den Christus heeft voltrokken. De leer van de twee naturen is een zeer moeielijk stuk en wij kunnen in een meditatie daarover geen breede theologische beschouwingen geven. Doch wij weten, dat Christus de menschelijke natuur heeft aangenomen, d.i. onze natuur, die natuur, waaraan wij door onze geboorte uit het voorgeslacht en dus uit den eersten Adam deel hebben en welke ook verdorven is vanwege de zonde.
De H. Schrift wijst er nadrukkelijk op, dat Christus is geworden uit een vrouw, zoodat wij de vleeschwording des Woords inderdaad zoo en niet anders hebben te verstaan, indien de H. Schrift regel des geloofs zal zijn. Wie daaromtrent opvattingen huldigt als ware dit op een geestelijke wijze te verstaan, zoodat aan de menschwording van den Zone Gods wordt te kort gedaan, staat buiten het geloof en de werkelijkheid, welke ons door de Schrift worden voorgesteld en waaruit de apostelen en de Kerk der eeuwen heeft geleefd. Hier is geen plaats voor allerlei bezwaren omtrent de mogelijkheid, die het verduisterde menschenverstand opwerpt. Hoe kan de eeuwige Zone Gods het vleesch aannemen, en in het stof ingaan? Is het eigenlijk wel een andere vraag als deze: Hoe kan de eeuwige God een wereld scheppen en door Zijn kracht onderhouden? Hoe kan de eeuwige Geest in een zondig menschenkind ingaan met zijn levenwekkende werking? Hoe kan die Geest kennisse Gods indragen in het hart van een brooze sterveling. Al zulke vragen staan voor hetzelfde groote wonder, dat ons in het peinzen over de vragen omtrent ons bestaan tegenkomt en als een ondoorgrondelijke zaak boven de bevatting onzer rede uitgaat. Men heeft het wonder het liefste kind des geloofs genoemd, alsof het uit het geloof werd geboren, of wel een geliefkoosd voorwerp des geloofs ware. Het is echter zoo niet. Het wonder wordt door het geloof gegrepen, omhelsd en als goddelijke werkelijkheid ervaren. In het geloof zelf leeft het wonder, omdat het geloof zich van een levensverband met den hemelschen Vader bewust wordt. In het geloof manifesteert zich de werkelijkheid van die ondoorgrondelijke gemeenschap van een in alles afhankelijk schepsel van den eeuwigen God en Vader in Jezus Christus.
Zoo verstaat ook het geloof, dat de Zone Gods ons vleesch en bloed heeft aangenomen en onze menschelijke natuur deelachtig is geworden. Doch, ofschoon daarvan geen tittel of jota wordt afgedaan, zoo is toch ook duidelijk door de H. Schrift aangeteekend, dat Jezus Christus geen uit Adam geboren mensch is gelijk wij zijn. Wat de Evangeliën daaromtrent mededeelen in de geschiedenis Zijner geboorte onderscheidt zich zeer van onze natuurlijke geboorte. Hij is de Heere uit den hemel. Hij die de menschelijke natuur aanneemt is een andere dan wij.
Hij heeft een anderen oorsprong, zijnde de Eeniggeborene des Vaders, die bij God was en God is en blijft ook in Zijn vleeschwording. Daarom is het toch wat anders als Hij de menschelijke natuur aanneemt en als onzer èèn het levenslicht aanschouwt. Die menschelijke natuur aan Hem is wel dezelfde door de geboorte uit een vrouw, maar het levensproces, dat zij doormaakt aan Hem is een geheel andere dan de openbaring van het menschelijk wezen in ons.
Die natuur manifesteert zich in Hem in haar volkomenheid. Hij is de volkomen mensch, ook al heeft Hij met de menschelijke natuur het oordeel, dat op haar rustte, op zich genomen, opdat Hij het ook in Zijn hoogepriesterlijke majesteit zou ondergaan en dat om des Vaders wil en de vervulling Zijner gerechtigheid tot openbaring van Zijn hemelsche barmhartigheid.
Wanneer dus de tekst spreekt van met Christus èèn plant zijn, dus aan de menschelijke natuur deelhebben, zooals die aan Hem verschijnt, dan drukt hij een gemeenschap uit met Hem, waardoor een relatie wordt aangewezen met zijn leven. Dan gaat van Hem een verborgen levenskracht uit en wordt Hij als de tweede Adam ons voorgesteld. Daar is dus een geboren worden uit Hem, zooals de natuurlijke geboorte een levensverband geeft met den eersten Adam.
Tegenover elkander staan twee gestalten van de menschelijke natuur. Eene, de verdorvene uit Adam, ons aller vader, en eene de volmaakte en verheerlijkte, uit Christus. Alleen in den Christus staan die twee met elkander in verband, aangezien Hij het vleesch aannam uit Adam. Doch zooals er een stamboom voortkomt uit Adam, zoo is er ook eeli nieuw geslacht in Christus.
Een plante met Christus zijn beteekent dus tot dat nieuwe geslacht ingelijfd worden door Zijn levenskracht en wien dat te beurt valt, ervaart, dat de oude natuur verdorven is en sterven moet in de gelijkmaking van Christus' dood. In het proces der wedergeboorte wordt dit geleerd en verstaan, zoodat er scheiding wordt gemaakt tusschen den ouden en den nieuwen mensch, gelijk ook de Catechismus dat leert als hij over de bekeering handelt.
Van dezen strijd wordt Gods kind zich bewust en de tekst wijst daarop als hij spreekt van de gelijkmaking Zijns doods. Hij is der zonde gestorven en wie in de worsteling des geloofs wordt betrokken, ervaart, dat er in hem geen goeds woont en dat hij der zonde sterven moet. Doch, hoe zal hij der zonde sterven, dewijl er geen kracht der gerechtigheid bij hem is en het oordeel des doods hem voor Gods aangezicht wegvaagt en in een eeuwig verderf stort. En nu wijst de apostel er op, dat er een troost is voor hem, die deze levenswerking in zich mag ontdekken, n.1. daarin, dat Christus der zonde gestorven is. Met kracht vermaant hij echter degenen, die in deze genade roemen, dat zij niet achteloos en zorgeloos doorleven in de zonde. Hoe kan iemand in de zonde leven, indien de nieuwigheid des levens in hem werkt? Juist in het conflict, in de drang des nieuwen levens tegen de zonde, in de veroordeeling der zonde en den strijd tegen de verdorvenheid der natuur toch wordt de genadewerking openbaar. En nu zegt de apostel: indien gij aan dat leven van Christus deel hebt, dan zijt gij met Hem der zonde gestorven, d.w.z. Hij is der zonde gestorven en gij hebt deel aan Zijn dood; maar — en daarop komt het aan — dan kan het niet anders of gij hebt ook deel aan Zijn opstanding. Die gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde. De dood heerscht niet meer over hem, doch dan zal ook de opstandingskracht van Christus werken in dezulken en dat zal zich in het geloof bewust worden, zoodat zij uit het geloof in Zijn opstanding leven.
Daaruit volgt alzoo een levensroeping. Zij zullen de zonde niet dienen en hun leven niet dienstbaar stellen aan de zonde, maar zij zullen der gerechtigheid dienen in gehoorzaamheid. De nieuwigheid des levens zal zich laten gelden. Daarmede is niet gezegd, dat zij zondeloos zullen leven. Immers dezelfde apostel getuigt herhaaldelijk, hoe de werkelijkheid zoo geheel anders is, doch de heerschappij der zonde is gebroken door de kracht Gods.
Daar is een strijd geboren, waarin de mensch altijd weer onderligt, doch waarin de Heere overwint en de vruchten der gerechtigheid, welke de genade Gods schenkt, zijn als de bewijzen Zijner goedertierenheid tot verzekering des geloofs, dat zij, die met Christus een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, ook met Hem zullen leven en de heerlijkheid zullen beërven, welke de Vader hun heeft weggelegd in den Christus, die zich als hun Borg en Middelaar heeft geopenbaard.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Eén plant met Christus.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's