Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1 Cor. 3 : 11-15. - XI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1 Cor. 3 : 11-15. - XI.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De H. S. gebruikt dikwijls het woord loon op het gebied der religie. Zij bezigt het om verband te leggen tusschen de zedelijke en religieuse daad en hare gevolgen. De drijfveer van het zedelijke handelen wordt door uitzicht op loon niet vervalscht, omdat het zedelijk leven zijn bestand heeft in dit verband van loon en straf.
Evenmin strijdt dit verband tusschen werk en loon met de vrijmacht en alwerkzaamheid der genade, zooals de Schrift ons die, vooral ook bij Paulus, leert kennen. Wanneer het woord loon gebruikt wordt op geestelijk erf is het duidelijk dat de zin van het woord een dienovereenkomstig karakter moet dragen.
In het gewone leven is loon de vergoeding voor gepresteerden arbeid. Allerlei factoren zijn van invloed bij het bepalen van dit loon.
Wanneer wij nu overgaan op zedelijk en godsdienstig gebied, ligt het voor de hand, dat de aard van het loon en de beteekenis van het woord een eigen inhoud krijgt. Reeds bij de meer geestelijke beroepen is van een evenredig loon naar werken geen sprake, omdat dit geestelijke werk niet is te taxeeren in munt-waarde. Reeds hier valt met de onmogelijkheid der waardetaxatie, de gelijkwaardige vergelding weg.
Dus bij de belooning vervluchtigt het loonbegrip en nog veel sterker is dit het geval op zedelijk gebied.
Een eigen karakter draagt b.v. ook het loon van den dienaar des Woords. Hij wordt niet betaald voor zijn preeken enz., doch, omdat hij zich geheel geeft aan het ambt, zoodat hij niet op andere wijze in het levensonderhoud van zich en zijn gezin kan voorzien, heeft de Koning der Kerk aan de gemeente de roeping opgelegd zorg te dragen dat hij onbekrompen in zijn stand kan leven. Het evangelie is geen koopwaar, dat in ruil voor tijdelijke dingen verkondigd wordt. Wie het aldus verkoopt schat een verheven zaak, wel op lagen prijs. De prediker ontvangt noodzakelijk onderhoud van het volk; nauwkeurig bepaald loon van God.
Toch zegt de Schrift van den prediker: de arbeider is zijn loon waardig. Dienaren des Woords arbeiden niet minder dan maaiers en landlieden en derhalve hun arbeid die zij met ziel en lichaam ten nutte van anderen verrichten, verdient loon. Maar toch draagt hun loon niet het karakter van schadeloosstelling voor het geleverde werk, ook al is ook hij als arbeider zijn loon waardig, doch dient hem in staat te stellen zich geheel aan de bediening te kunnen geven.
Komen wij dus op religieus-zedelijk terrein dan ligt het voor de hand, dat er samenhang moet zijn tusschen het leven van den mensch ten opzichte van God en den naaste en de gevolgen die daaruit voortvloeien. Maar zij dragen een eigen karakter en kunnen alleen door God worden bepaald.
Dit staat echter vast, dat het niet juist is te meenen dat alléén daar van loon sprake zou zijn waar de plicht wordt over-vervuld, zooals Rome dat wil. Meer dan geboden is te verrichten zou schending der geboden zijn. Wie alles gedaan had, wat hij schuldig is te doen ware nog slechts een onnutte dienstknecht. Tevens leggen wij er nadruk op, dat het hier alléén gaat over de vraag naar het loon in het genadeverbond. Kent het genadeverbond een zeker loon? Wij hebben gezien dat met de Schrift in de hand dit niet kan worden ontkend. Maar in het genadeverbond is alles genade; de vergeving der zonden, maar evengoed het verrichte werk, want Gods kinderen zijn geschapen in Christus Jezus tot goede werken, dewelke God voorbereid heeft, opdat zij in dezelve zouden wandelen.
Daarmede spreken wij dus met nadruk uit, dat, welk karakter dit loon ook moge dragen en waarin het ook moge bestaan, het eene belooning is uit genade. Zoo leert ons ook de catechismus: Hoe verdienen dan de goede werken niet, die God nochtans in dit en het toekomende leven wil beloonen? Deze belooning geschiedt niet uit verdienste maar uit genade.
Ook behooren daartoe de innerlijke bevrediging en de goedkeuring Gods in de ziel, zooals de Schrift ons leert. Wanneer dit genoegzaam wordt ingezien, is dit althans volkomen duidelijk, dat ook dit vraagstuk van loon in dit en het toekomende leven voor Gods kinderen er een is van de. eere en glorie Gods. Een middel tot roem Zijner deugden en verootmoediging Zijner kinderen!
Zoo kunnen we gerust de kwestie eens nader onder de oogen zien, met de bede om door de verlichting des Geestes, Gods weg in het heiligdom te mogen zien. De gedachte is onafscheidelijk van de religieuze wereldbeschouwing, dat God niet slechts, de wet geeft maar ook waakt over haar vervulling. De overtreding treedt Hij straffend en veroordeelend tegemoet, maar beantwoordt daarentegen de gehoorzaamheid aan zijn wil met Zijn welgevallen en weldaad.
Er is toch een onlosmakelijk verband, door God zelf gelegd, tusschen zijn en doen des menschen, en tusschen belooning en straf. De zonde is van oordeelen zwanger en baart den dood. De gerechtigheid draagt de kiem des levens in zich en brengt leven en vrede. Daarom leert de Schrift ons dat trouw jegens den Heere het leven brengt: Zoekt het goede en niet het booze, opdat gij leeft; en alzoo zal de Heere der heirscharen met u zijn. (Amos 5 : 14.) Zegt den rechtvaardige dat het hem wel gaan zal, dat zij de vrucht hunner werken zullen eten: wee den goddelooze, het zal hem kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden. (Jez. 3 : 10.) Hier is de goddelijke regel der vergelding. Bedacht moet daarbij natuurlijk dat de grond des heils niet ligt in des menschen werk, maar in Gods belofte en verbond. Uit dit leven des verbonds komen de daden voort, welker vrucht den rechtvaardige als genadeloon in den schoot valt.
Afval van den Heere brengt verderf en ondergang mee, krachtens haar wezen. Daarom is de beslissing tusschen verbondstrouw en verbondsverwerping een keuze tusschen leven en dood, zegen en vloek. De zegeningen des verbonds worden alleen genoten in den weg des verbonds. De verlaters van Gods wet doet Hij in het dorre wonen. En het zal geschieden, indien gij der stemme des Heeren uws Gods vlijtiglijk zult gehoorzamen, waarnemende te doen alle zijne geboden, die ik u heden gebiedt, zoo zal de Heere uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde. En alle deze zegeningen zullen over u komen, en u aantreffen, wanneer gij der stemme des Heeren uws Gods zult gehoorzaam zijn. (Deut. 28 : 1 v.v., vgl. Jozua 23 : 14—16). In de straf gerichten over Israël wordt ons de goddelijke vergelding geteekend, maar tevens worden deze als tuchtmiddel ten leven ons getoond.
Waarachtige boetvaardigheid brengt het oordeel tot stilstand.
De gedachte aan belooning (loon) van het goede, naar Gods wet verricht, uit den wortel der liefde, wekt, als zedelijk motief, op en sterkt. Toch wordt aan Israël onderwezen, dat het zijn verkiezing alleen aan Gods genade dankt, want zij waren niet beter dan andere volken. De Gode welbehagelijke wetsvolbrenging komt op uit het door den Geest vernieuwde gemoed.
De vergelding, de belooning verschijnt hier dus in het licht der genade, in samenhang met het leven der vromen. Vooral de vergelding in dit leven treedt naar voren, minder de neerslag in de eeuwigheid. Daarover is het licht nog slechts ten deele opgegaan in het O. T. Bij Daniël valt er scherper licht dienaangaande over het hiernamaals. (Hfdst. 12.) Met klaarheid wordt hier de opstanding ten leven en ten doode geleerd in voortgaande ontsluiting der Godsopenbaring. En dan hoort Daniël: De leeraars nu zullen blinken als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren altoos en eeuwiglijk (vs. 3). En aan het slot van het hoofdstuk hoort Daniël, de zeer gewenschte man: Maar gij, ga henen tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen.
Valt dus in het Oude Testament nadruk op dit leven inzake loon en straf, in het N. T. wordt nu het eeuwigheidsbeeld in den breede geteekend, terwijl het tegenwoordige leven met zijn loon en straf meer op den achtergrond komt, zonder echter te worden vergeten.
De Heere Jezus, de hoogste profeet en leeraar Zijner Kerk heeft zijne discipelen ook hierin onderwezen en de Geest der waarheid heeft hen indachtig gemaakt hetgeen Hij had gezegd, opdat de Kerk aller eeuwen Zijn onderwijs zou bezitten. De uitspraken van den Heere Jezus kunnen in drie hoofdgroepen worden onderscheiden.
Loon zal ontvangen wie om der gerechtigheid wil vervolgd wordt, of om zijn belijdenis van Jezus' naam wordt gesmaad. Math. 5 : 10—12: Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het koninkrijk der hemelen. Zalig zijt gij als u de menschen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken om mijnentwil. Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen, want alzoo hebben zij vervolgd de profeten die voor u geweest zijn."
Dit onderwijs hadden de discipelen van Christus meer dan iets noodig, want onder geen voorwaarde kunnen wij onder de vanen van Christus strijden, dan onder deze, dat het grootste deel der wereld vijandig tegen ons opsta en ons ter dood toe vervolge. Wel schijnt monsterachtig, dat degenen, die de gerechtigheid betrachten tegen hunne verdienste in vijandig behandeld worden, maar juist daarom worden zij gehaat. Naardien nu het lot der vroomen, gedurende den loop des tegenwoordigen levens, doorgaans zeer ellendig is, is het zeer gepast dat Christus onze harten door de hoop des eeuwigen levens bemoedigt, opdat zij den moed niet laten zinken. Zoodra wij onze harten ten hemel opheffen vertoont zich terstond groote stof tot blijdschap, waardoor de droefenis verslonden wordt. De belofte nu dezer belooning geschiedt uit genade en is besloten in den heilsraad Gods.
Loon zal verkrijgen die onder bekommernissen uithoudt. Math. 10 : 22: En gij zult van allen gehaat worden, maar wie volstandig zal blijven tot den einde zal zalig worden. Math. 19 : 22. En zoo wie zal verlaten hebben huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen, of akkers om mijns naams wil, die zal honderdvoud ontvangen, en het eeuwige leven beërven. Maar vele eersten zullen de laatsten en vele laatsten zullen de eersten zijn.
Petrus had gevraagd of het vergeefs was, dat zij zich met achterlating van alles aan Christus hadden overgegeven. Maar de Heere ontneemt hen niets zonder overvloedig te vergoeden. Want de Heere verzacht in deze wereld de bitterheid des kruises op velerlei wijze en onze ziel mag zich verheffen tot de hoop des eeuwigen levens. De discipelen verrichten geen verloren werk. Hij heft het gemoed der zijnen naar den hemel en de toekomst zijns rijks, want alsdan zullen zij in zijne heerlijkheid deelen. Uit de verdiensten van Christus komt hun de heerlijkheid toe. En reeds thans zijn de vertroostingen aanwezig. Wie om Christus' wil alles zou verliezen, ook voor den tijd, zal in dit leven gelukkiger zijn, dan wanneer hij niets had verloren. Doch hun eigenlijk loon wordt bewaard in den hemel. Wanneer men de voortdurende genade Gods, waardoor Hij de jammeren der zijnen verlicht naar waarde schat, gaan deze verre boven alle schatten der wereld uit. De specerij der genade is zoo zoet en de gemeenschap der heiligen zoo rijk, dat hun toestand boven koninklijke weelde te verkiezen is.
Maar wanneer wij nog slechts een maand gediend hebben, moeten wij ons niet als uitgediende krijgers met het eereteeken begiftigd willen zien. Zoo wekt de Heere Jezus de zijnen op niet traag te zijn in het benaarstigen, maar altijd goeden moed te hebben.
Ook wie zijn leven verliezen zal om Christus wille, die zal zijn loon geenszins verliezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

1 Cor. 3 : 11-15. - XI.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juni 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's