Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zwaard der Gerechtigheid II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zwaard der Gerechtigheid II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De strijd om de macht door de partijen, welke zich in het volksleven allengs openbaarde, in verschillende landen reeds gedurende jaren voorbereid en ingeleid, deed zich openlijk kennen als gedreven door het streven om zich van het centraal gezag meester te maken. In het revolutionaire land wordt het hoogste gezag of liever de hoogste macht in den staat een twistappel in den strijd der volksmenners, die zich aan het hoofd van de volksgroepen hebben gesteld. En wanneer een groep zich met geweld de opperheerschappij heeft toegeƫigend en het regeerkasteel tracht te versterken tegen de machten, die daarop voor zich zelf aanspraak willen maken, loopt zij, zooals de feiten aantoonen, grootelijks gevaar uit de vesting geworpen te worden. Het gevolg van zulk een toestand is een streven naar een steeds toenemend absolutisme van de heerschende macht, terwijl de eerbied voor de Overheid uit den aard ernstig wordt geschaad. De zedelijke grondpeilers, waarop het staatswezen behoort te rusten, worden weggeslagen in de worsteling van de sociale machten om het hoogste gezag en slechts door geweld kan de overwinnaar de gistende menigte bedwingen en tot onderwerping nopen.
Dc leer van de autonomie van den mensch moest alzoo leiden naar de idee van den autonomen staat. Wie zich zelf de macht en het recht toekent om dien in te richten en te regeeren, werpt zich op als volksleider en tracht zooveel macht en hulpmiddelen te vergaderen, als hem daartoe dienen kunnen. Het spreekt van zelf, dat zulk een streven 'het gezag in den staat maakt tot een gewenschte buit van den sterkste. Practisch is een toestand ingetreden, die ons roept tot bezinning om tot klaarheid te komen omtrent de taak, welke de kerk hier heeft om de wereld omtrent de wezenlijke gesteldheid te onderrichten en haar de juiste verhoudingen voor oogen te stellen. Het kan toch niet zoo zijn, dat de Overheidsmacht als een speelbal is dergenen, die zich daarvan meester willen maken.
Wie op de feiten let, ziet tot welke gruwelijke gevolgen deze crisis heeft geleid en telkens weer leidt. De Overheid is geen Overheid meer in het land, waar het roer van staat wordt ter hand genomen door hem, die het ontwringt aan zijn medestander om op zijn beurt weer eens verjaagd te worden door een, die niet beter is dan hij. Wij laten na de aandacht te bepalen bij de factoren, welke in het geestelijk proces van onzen tijd werkzaam zijn en waardoor de voorwaarden zijn gegeven voor het ontstaan van conflicten en verschijnselen, gelijk de werkelijkheid geeft te zien. De practiik toont duidelijk aan, dat geheel dit proces ontaardt in een strijd om de oppermacht in den staat, waardoor de waarachtige volksbelangen niet. kunnen worden gediend en de vrijheid des volks te loor gaat onder de hand van hen, die in zulk een strijd een kans wagen.
Het ligt voor de hand, dat de tegenstrijdige machten en haar leidslieden zich slechts noode onderwerpen aan hem, die onder zekere omstandigheden de sterkste is en dat deze zich zoekt te handhaven met alle middelen, welke hem ten dienste staan.
Wij kunnen deze verschijnselen in verschillend licht beoordeelen en daarom zal het oordeel ook zeer verschillend uitvallen. Gaat men uit van de leus van den autonomen mensch, dan zal men deze crisis beschouwen als een proces, waarin natuurlijke drijfkrachten, welke daarin werkzaam zijn, worstelen om de vormen, die aan de behoefte van een nog ongekenden nieuwen tijd zullen voldoen. Door de stormen en mislukkingen heen zal eindelijk de noodige aanpassing zijn verkregen, het verouderde afgeworpen en het nieuwe gezet worden. Ten koste van zooveel bloed en tranen daarvoor geofferd, zal eindelijk weer een toestand intreden, welke den voorgestelden heilstaat een schrede nabijkomt.
Onderwerpen wij echter die dingen aan een zedelijk oordeel, dat door het Christelijk religieus bewustzijn gericht is, dan valt de waardeering geheel anders uit. Volgens de H. Schrift is de orde van den staat een van God gewilde en geordineerde. De Overheid is Gods dienaresse. Rom. 13. Die zich tegen de macht stelt, wederstaat de verordening van God. Derhalve is revolutie en rebellie tegen de Overheid zonde tegen God. Het spreekt van zelf, dat zulk een waardeering geen aanhang vindt bij degenen, die den mensch souverein maken. Verzet tegen een bestaande orde en tegen "neerschende machten kan dan slechts als verzet tegen menschelijke orde en menschen worden gezien.
Maar, zal iemand vragen, zal men dan ook de goddelooze macht niet weerstaan, welke het roer van staat met geweld heeft vermeesterd? Zal men ook den rebel gehoorzamen?
Zoo heel eenvoudig is het antwoord niet. Leest men het aangehaalde hoofdstuk uit de Romeinen wel, dan wordt de goddelijke dienst der Overheid door haar machtsoefening als zoodanig nog niet uitgemaakt. Immers de oversten zijn niet tot een vreeze den goeden werken, maar den kwaden. Wilt gij dan de macht niet vreezen, doe het goede. Maar indien gij kwaad doet, zoo vrees, want zij draagt het zwaard niet te vergeefs. Want zij is Gods dienaresse, een wreekstertot straf dengene, die kwaad doet. Daarom is het noodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar om des gewetens wil.
Uit dit alles blijkt duidelijk, dat de staatsorde zedelijk van kracht zal zijn en uit het oogpunt eener zedelijke orde moet worden gewaardeerd. Als daar onderscheid gemaakt wordt tusschen het kwade en het goede, kan dat ook niet zoo zijn, dat dit aan den mensch wordt overgelaten, maar deze onderscheiding wordt door Paulus zeer klaar in religieus licht gesteld. Niet wat de mensch goed en kwaad acht, maar wat God goed en kwaad noemt, zal den grondslag dezer zedelijke orde zijn, welke ook de Overheid geroepen is te handhaven.
Men zou kunnen opmerken, dat Paulus onder een heidensche Overheid leefde en klaarblijkelijk ook haar onder de door God geordineerde machten begreep. Want er is geen macht dan van God, zoo schrijft hij immers. Hij betuigt daarmede, dat God de eenige en hoogste Souverein is. En dit kan slechts aantoonen, dat ook de Romeinsche staat door Paulus werd gezien in het licht van zulk een zedelijke orde. Hij verklaart de Romeinsche staat niet voor de juiste, doch ook de Romeinsche Overheid gebonden aan de zedelijke orde, en deze orde ziet hij als de van God geordineerde. Mogen ook de heidenen nog betoonen de werken der wet in hun harten beschreven te hebben, voor den Christen verschijnt die orde in het zuivere licht, hetwelk de H. Geest daarover doet opgaan.
De Apostel onderricht ons dus omtrent het karakter van de publieke orde en de taak der Overheid, zijnde Gods dienares. Het gaat er niet om of de Romeinen dit alzoo hebben verstaan, noch ook in hoeverre de Romeinsche Overheid haar taak op de juiste wijze vervulde, maar om het religieus-zedelijk karakter van die taak in het licht te stellen. Deze onderwijzing omvat derhalve twee voorname zaken: le. stelt zij den eisch aan het volk om naar Gods gebod te leven en de levensverhoudingen te zien in het licht, dat des Heeren Woord daarover ontsteekt; 2e. eischt zij van de Overheid, dat zij die zedelijke orde handhaaft en den overtreder straft, zoo noodig met het zwaard, want zij draagt het zwaard niet te vergeefs.
Het behoeft niet gezegd, dat de Overheid voor haar beleid zelfstandig is en haar wetten en regelen stelt op een wijze, die met de omstandigheden en den volksaard overeenkomen. Ook omtrent den vorm van de staatsinrichting wordt door den Apostel geenerlei voorschrift gegeven. Alleen - en dat is het voornaamste punt - Overheid en volk worden gebonden aan de norm van Gods wet. Immers als daar gesproken wordt van goed en kwaad, kan dat niet anders wezen dan een onderscheiding naar de norm door God gesteld. Niemand toch zal beweren, dat de Apostel een anderen maatstaf voor oogen heeft gehad.
Wanneer de Christen zich alzoo gaat bezinnen op het karakter van de saamleving in staat en maatschappij, welke in deze tijden in zulk een ontstellende verwarring is geraakt, dat men daarmede schier geen weg meer weet, dan Sneeft hij op dezen zedelijken grondslag allereerst het oog te vestigen. Het kan voor hem geen argument zijn, om daar van af te zien, als hij bedenkt, hoe gering het getal is geworden, dat nog eenstemmig met hem over deze dingen denkt. Het mag hem niet afschrikken, dat de moderne mensch vervreemd van het goddelijk onderwijs, gansch andere denkbeelden koestert omtrent de zedelijke eisch des levens. Bovendien zijn de moraal-systemen der wijsgeeren wel veelvuldig en veelsoortig voor handen, doch juist daarin vertoonen zij een rijkdom, welke in den grond de armoede van den aan zich zelf overgelaten mensch aan de kaak stelt en instede van orde en vastheid, wanorde en twijfelzucht opwekt.
En voorts hebben wij te bedenken, dat God regeert en de mensch wel bij machte is om veel goeds te bederven, doch geenszins om zijn levenswet te veranderen. Men kan die wet verkrachten en een orde van menschelijke makelij trachten door te drijven, doch dit geschiedt niet straffeloos. Het leven zelf komt in verzet en herneemt zijn rechten. Alleen zulk een weg is pijnlijk en smartvol, zijnde de weg der zonde. Gods recht gaat door en Zijn Raad bestaat in eeuwigheid.
De Christelijke bezinning op haar taak en roeping zal zich alzoo onverdroten en vol vertrouwen verlaten op den eisch van Gods Woord om aan dien eisch de strevingen en idealen der wereld te toetsen. Bij verscheidenheid van vorm en gestalte blijft toch steeds de norm van 's Heeren wet uitgangspunt en richtsnoer, ook voor de levensverhoudingen op het publieke terrein des levens. Zij heeft zich ook niet bezig te houden met de vraag, of het de moeite wel waard is om het Christelijk bewustzijn te doen spreken in een wereld, die zich door geheel andere beginselen laat leiden. Evenmin mag de overweging haar terughouden, dat de Christelijke levensbeschouwing alleen voor de Christusbelijders gelden kan, en niet voor hen, die van een anderen geest zijn. Integendeel, zij heeft haar woord te doen hooren, ondanks het woeden van een gansche wereld.
(Wordt vervolgd.) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het zwaard der Gerechtigheid II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 juli 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's