Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op bezoek bij Salomo

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op bezoek bij Salomo

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Kon. 10: 1—3: En toen de Koningin van Scheba het gerucht Salomo's hoorde, aangaande den naam des Heeren, kwam zij om hem met raadselen te verzoeken; en zij kwam te Jeruzalem met een zwaar heir, met kemelen dragende specerijen en zeer veel goud en kostelijk gesteente, en zij kwam tot Salomo, en sprak tot hem, al wat in haar hart was. En Salomo verklaarde haar alle woorden: geen ding was er verborgen voor den Koning, dat hij haar niet verklaarde.

David, de man naar Gods harte, was, nadat hij in zijn tijd den raad Gods had gediend, ontslapen. Een moeitevol leven was afgesloten door een zalig sterven. Hij had door het geloof profetisch getuigd van zijn grooten nazaat... en als zijn zwanenzang had hij gezongen: De God Israëls heeft gezegd, de rotssteen Israëls heeft tot mij gesproken: Daar zal zijn een Heerscher over de menschen, een Rechtvaardige, een Heerscher in de vreeze Gods; en hij zal zijn als het licht des morgens. wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.
Hoewel mijn huis alzoo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil en mijn lust; hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten."
David had een klaar gezicht op den komenden Messias, die zijn troon, als Vorst des vredes, zou bezetten. Hij ziet de schittering Zijns Rijks. Terwijl zijn oogen gaan breken, ziet hij den glans van het eeuwige licht opgaan in zijn grooten Zoon. Daarin is al Davidslust... maar de Heere had het nog niet doen uitspruiten.
Voorbeeld, type van dien Vrede-Koning, is zijn zoon Salomo, dien hij op zijn troon heeft verheven. In Psalm twee en zeventig: „Voor Salomo" legt David de bede zijns harten neer voor dien zoon en ver boven Salomo uit bezingt hij de regeering van Immanuël. Is David type van Jezus in zijn vernedering, Salomo is het in zijn verhooging. In Christus vallen David en Salomo geheel samen. Hij heeft Zijn Rijk gegrond in Zijn bloed en heerscht eeuwiglijk door Zijne macht. Hij doet alles door den vrede bloeien.
Nu zat Salomo op den troon Davids. Reeds verscheidene jaren heeft hij geregeerd en bewijzen gegeven van zijn groote wijsheid. De tempel was gebouwd en zijn paleis was voltooid. Met groote plechtigheid was de tempel ingewijd en vuur van den hemel was neergedaald om het offer te verteren en het gansche Huis was vervuld geworden met de heerlijkheid Gods. In een vurig smeekgebed had hij de nooden van zijn volk en zelfs van den vreemdeling neergelegd voor het aangezicht des Heeren. Zijn naam werd bekend bij de volkeren van rondom.
De Heere was hem ten tweede male verschenen en Hij had gesproken: ,,Ik heb uw gebed en uwe smeeking gehoord, die gij smeekende voor Mij hebt uitgesproken. Ik heb dit Huis, dat gij gebouwd hebt .geheiligd, door mijn naam daar voor eeuwig te zetten." De Heere zou aldaar wonen en Zijn tegenwoordigheid openbaren.
Het gerucht van Salomo, dekoning van Israël, dat kleine volk, verspreidde zich naar alle zijden. Ook door zijn scheepsbouw en Ofirvaart verkreeg hij steeds meer bekendheid in de landen rondom. Hij had gebeden niet om rijkdom en groote eer, maar om wijsheid, opdat hij het volk, waarover de Heere hem koning had gemaakt, zou kunnen regeeren. Met de geschonken wijsheid had de Heere hem ook grooten rijkdom en eere gegeven. Want de Heere geeft boven bidden en denken.

Hoort nu, wat had David geprofeteerd van den Messias, in Psalm twee en zeventig?
,,Hij zal de ellendigen des volks richten; Hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen en den verdrukker verbrijzelen." Zeker, maar dat niet alleen! ,,De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van Scheba en Seba zullen vereeringen toevoeren, ja alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle heidenen zullen hem dienen."
Voor Salomo! Voor Christus!
Salomo was een type van den Christus in koninklijke heerlijkheid en zijn vrede-rijk gegrond op gerechtigheid. Daarom is het bezoek van de koningin van Scheba een vervulling van Davids profetie over Salomo, als het type van den meerderen Salomo, die eenmaal zou zeggen, staande in den tempel en herinnerend aan de koningin van Scheba: „Meer dan Salomo is hier."
Waar ergens in Gods wijde schepping, moet nu dit Scheba worden gezocht?
In de volkerentafel van Genesis tien en den verwanten text Genesis vijf en twintig komt Scheba voor onder de Semietische Ketureërs. Zij moeten worden gezocht in Arabië. De bewoners van deze streek heeten Sabeërs. W e moeten zoeken in de omtrek van Midian, waar de schoonvader van Mozes woonde eertijds.
Deze koningin nu kwam uit het meer noordelijke Scheba, ten Oosten of Zuid-Oosten van Midian. Haar gebied lag aanmerkelijk zuidelijker dan Palestina, waarom zij ,,de koningin van het Zuiden" kan heeten. Regeerende koninginnen in Noord-Arabië worden door de Assyriërs meermalen vermeld. In ieder geval moeten w ijin Arabië blijven en haar niet laten komen (zooals Josephus wilde) uit Afrika, gelijk ook de Abessinische christenen meenden.
Dit is echter een verwisseling met het in Psalm twee en zeventig ook genoemde, Seba, dat inderdaad in Afrika lag. Toch zal er wel samenhang zijn geweest in oorsprong, omdat de Schrift beide streken onmiddellijk na elkaar vermeld. Wellicht is Seba ontstaan door een vermenging van Arabieren met de negers van Nubië.
Hoe dit ook zij, onze bezoekster komt uit Arabië en is koningin van de landstreek en stad Scheba. Haar naam wordt ons niet genoemd. Volgens een Mohammedaansche legende zou zij Bilkis hebben geheeten en volgens de christenen van Abessinië, Maqueda. Doch al kennen wij haar naam niet, haar bezoek aan Salomo is er niet minder beteekenisvol om als aanvankelijke vervülling van Davids profetisch getuigen op het einde van zijn leven.
De overbrenging op Christus is dan ook niet willekeurig, doch door de Schrift geboden, zooals ons in het vervolg zal blijken.
Het gerucht van Salomo was tot in verre gewesten doorgedrongen.
Geruchten van Israëls God werden als door de winden voortgedragen onder de volken. Wist Rachab aan de verspieders niet te vertellen van de wonderen aan de Roode zee en hetgeen geschied was met de koningen der Amelekieten?
Kanaan was ontzet en hun hart was als water geworden. Liep ook het gerucht der ark niet voort? De heidenen hoorden het gerucht van Israël en zijn God, Jehova. De Heere maakte zich een naam bij het heidendom.

Ook van den Heere Jezus lezen we: en het gerucht ging uit door het geheele omliggende land. Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid. Zoolang als er de zon is, zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden; en zij zullen in hem gezegend worden alle heidenen zullen hem welgelukzalig roemen.
Lezer, drong het gerucht van Jezus in uw verloren ziel door? O, welk een gerucht! Het is eerst nog als een tijding uit een vergelegen land; maar, dat is reeds als een dronk koud water voor een vermoeide ziel. Het klinkt nog zoo raadselachtig. Zou het mogelijk zijn, dat ik kan zalig worden? O, wat kan dan een ongelukkig mensch heil zien in dien Jezus. Ach, als Hij zich eens openbaarde aan de ziel; zoo klimt de nog onbestemde verzuchting op uit het geprangd gemoed.
Ja, er is heil in Jezus. Het gerucht is boodschap geworden des Geestes en de boodschap is vervuld in den diepsten nood onzer ziel, toen Hij zich openbaarde en zich schonk als de Zaligmaker aangenomen door het heilvattend geloof. Daarom zullen wij Hem eeuwig loven, omdat Hij het heeft gedaan. Hij is waarlijk de Vrede-Vorst. En Hij zal leven en men zal Hem het goud van Scheba geven en men zal geduriglijk voor Hem bidden; den ganschen dag zal men Hem zegenen. Geloofd zij de Heere God, de God Israëls, die alleen wonderen doet.
Keeren wij terug tot het bezoek aan Salomo door de koningin van Scheba. Zij wil hem ontmoeten om hem met raadselen te verzoeken. Ze wil onderzoeken of inderdaad zijn wijsheid zoo allesovertreffend is als het gerucht heeft gemeld. Voorliefde voor dergelijke raadselspreuken is bij de Oosterlingen zeer gewoon. De Arabische litteratuur is er, onder andere, zeer rijk aan.
Of de koningin ook handelsoogmerken heeft gehad, weten wij niet. Het zou zeer wel mogelijk zijn. Immers, het verkeer der volkeren bracht ook toen mede, dat allerlei verdragen werden gesloten.
Ze reisde naar Jeruzalem, de stad van den God van Israël, van wien ze had gehoord in haar land, dat Hij een wonderlijk God was. Dat Hij welvaart en vredeschonk onder het voorspoedige bewind van Salomo, den wijzen koning.
Het gerucht van Salomo was immers aangaande den naam des Heeren, zegt onze text. Het gerucht was dus gewikkeld in een religieus verband. In Salomo ging er roem uit van den naam des Heeren. Salomo was een openbaring van den naam des Heeren. Maar Jezus zou zich kunnen wenden tot Zijnen Vader en zeggen; Vader, Ik heb Uwen naam geopenbaard.
Ze nam een aanzienlijk gevolg met zich om aan haar komst luister bij te zetten. Deschatten, die werden medegenomen, werden geladen op kemelen. Goud, specerijen en edelgesteenten. In dit alles zien we aanvankelijke vervulling van Psalm twee en zeventig. Aanvankelijke vervulling, want de groote Davidszoon zou de volle vervulling aanschouwen als koningen niet slechts zouden komen om Hem hulde te bieden, doch om zich voor Hem te buigen als de Koning der Koningen vol van genade en waarheid. Hij moet als Koning heerschen tot in alle eeuwigheid!
Dat de koningin van Scheba bekeerd is tot den God van Israël blijkt niet. Maar wel betoont zij diepen eerbied voor den God van Salomo's land, al trekt ze naar haar eigen land om de afgoden der heidenen te dienen.
De Schrift biedt ons, in hetgeen van haar verhaald wordt, geen grond om te veronderstellen, dat zij als een Ruth zoude zijn, die tot Naomi zeide: Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.
Salomo zal haar openbaren de heerlijkheid van de wijsheid, waarmede de Heere hen? heeft begiftigd. Ze spreekt daarbij vrijuit tot Salomo en vraagt hem alles watzij van gewicht acht om hem te beproeven. Zij kwam toch om hem met raadselen te verzoeken en zij sprak tot Salomo alles wat in haar hart was; en Salomo verklaarde haar alle hare woorden. Geen ding was er verborgen voor den koning, dat hij haar niet verklaarde.
Ze had hare raadselen van te voren al overdacht. Dit en dat zou ze hem eens voorleggen om te zien of hij ook dat zou kunnen oplossen. Wellicht hebben zij ook op den God van Israël betrekking gehad, die aan de geruchten was verbonden. Salomo begreep spontaan wat ze hem voorlegde. Hij gevoelde va nalles de bedoeling en stelde die zonder omwegen in het licht.
Maar Christus is de meerdere Salomo. Hij is oneindig in wijsheid en Zijns is het verstand. Hij kon zeggen: Door Mij regeeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid. Hij is de opperste wijsheid. Laat men deze wijsheid vrij op de proef stellen, want Hij is ons van God geworden tot wijsheid en tot rechtvaardigheid. Hij kan knoopen ontwarren en raadselen oplossen, zooals geen ander.
Salomo kende Israëls God, maar niet zooals Jezus Hem kende. Niemand kent den Zoon dan de Vader en niemand kent den Vader dan de Zoon, en zoo wien het de Zoon zal willen openbaren. O, welke raadselen heeft Hij al niet opgelost? Mijn raadsel; mijn onmogelijk geval heeft Hij ontward en tot een goed einde gebracht.
Zij kwam om van Salomo te leeren.
Ze wilde door zijn wijsheid opheldering verkrijgen in moeilijke zaken. Nu daarin overtreft Jezus zijn type zeer verre, hoeveel wijsheid deze ook had ontvangen. Hij is de getrouwe en waarachtige getuige. Bovendien: Zijn Woord is een daad.
Hij spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. Als Hij verklaring geeft van de macht Gods, kan Hij eraan toevoegen: sta op en wandel. Dat kon Salomo niet. Ik zal u leeren den weg, dien gij gaan zult. De weg tot nadere toepassing op den Christus splitst zich naar alle zijden.
In de grootste nooden weet Hij een weg waar onze voet kan gaan. In onoplosbare raadsels weet Jezus raad. Volgen wij het voorbeeld van de koningin van Scheba. Kom, brengen wij Hem diamanten om te slijpen. Raadsels om te ontwarren. Wat zullen wij dezen Salomo voorleggen?
Hoe kan een mensch rechtvaardig zijn voor God? Een mensch, die zijn weg heeft verdorven en goddelooslijk van zijn God is afgezworven. Maar dat kan toch nimmer geschieden? Zou er eene wijsheid zijn groot genoeg om een weg te vinden tot oplossing dezer vraag? In het boek Job wordt gevraagd hoe zou een mensch rechtvaardig zijn voor God? Maar er wordt geen antwoord gegeven. De vraag blijft open, of neen, het uitblijven van het antwoord is een sterke ontkenning.
Daar is niemand rechtvaardig voor God, ook niet tot één toe. W i j kunnen den prijs der ziel Gode niet opleveren. Onze zaak staat hopeloos. Ik kon die vraag niet oplossen. Wel werd ze ons op de ziel gebonden en stond ze in vlammend schrift geschreven voor het oog onzes geestes. Mijne ziele, doorziet ge uw lot? Hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God? Maar, ik kon geen antwoord vinden en voor Jezus was ik blind. Ik ging niet tot Hem of er een antwoord was, maar kwelde mijn ziel om de oplossing te vinden. Het baatte niet. Ja, het hoofd werd peinzens-moede terwijl het hart werd geslagen door de roede Gods.
Jezus heeft haar toch opgelost toen ik niet meer kon denken noch r&kenen en een welgevallen kreeg aan de straf mijner ongerechtigheid.
Het was niet alleen theoretisch maar practisch onmogelijk geworden om zalig te worden. Maar... maar, wat bij de menschen onmogelijk was, is mogelijk bij God gebleken. Alleen door Hem kon ik voor God bestaan. Zijne eeuwige gerechtigheid was algenoegzaam om behouden te worden van den toorn en te leven. Hij Zelf is het antwoord: zie hier ben Ik; zie, hier ben Ik! Hij gaf niet alleen het antwoord als Profeet, doch Hij was en is het antwoord in Zijn persoon. ..Ik ben de W e g , de Waarheid en het Leven, niemand komt tot den Vader dan door Mij."
Van de koningin van Scheba lezen wij, dat zij buiten zichzelf geraakte van verwondering over de wijsheid en het werk van Salomo. Maar als Jezus onze gerechtigheid wordt voor God, dan raken wij wezenlijk buiten onszelven. Ik ken een mensch in Christus. Hoe kan een mensch rechtvaardig zijn voor God? In Hem, die is de „Heere onze gerechtigheid". Komt God daarbij aan Zijn eer? Volkomen! Kan niemand daarop iets afdingen? Niemand! Deze vesting is onneembaar.

Daar heeft de vijand boog en schild
En vuur'ge pijlen op verspild;
God brak het zwaard, bedwong den krijg.
Dat vrij het roofgebergte zwijg'
Uw roem, o groot en heerlijk Wezen,
Is tot veel hooger top gerezen!

Wij moesten staan op de plaats der veroordeelden. Wegens onze zonden waren wij den toorn Gods waardig. Onze verdiensten waren geene. Onze verwachting was afgesneden. Maar Jezus, Jezus, de Gegevene des Vaders, stond in de bres. Gelijk door de ongehoorzaamheid van eenen velen tot zondaars zijn gesteld, alzóó zullen door de gehoorzaamheid van dien Eenen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.
Hij ontwarde den knoop, die ik slechts vaster kon maken. Eiken dag vaster. Nooit zouden Gods gekenden op de gedachte zijn gekomen, dat een Gode eerende oplossing mogelijk was. En ziet! het is geschied! Christus heeft Gods wet geëerd. Hij doet Gods Huis verrijzen naar het paslood der gerechigheid. Zijn werk verduurt de eeuwigheid. Hij opent Gods geducht paleis. Er is eene toegerekende gerechtigheid, gelijk er eene toegerekende schuld was. Indien gij dan Mij zoekt, Iaat dezen henengaan! Hij luistert de deugden Gods op.
Kom, leggen wij onzen Salomo de bijbehoorende vraag voor: Hoe kan God rechtvaardig zijn en toch een goddeloozc rechtvaardigen om niet?
Als Hij rechtvaardig is — rechtvaardig en recht is Hij — moet Hij toch den goddelooze verdoemen? Dat meende dc duivel ook te weten, vandaar dat hij Jozua in het gericht niet alleen aanklaagde, maar met een beroep op Gods rechtvaardigheid hem opeischte voor het verderf. Zie naar uw kleêren... en Jozua zweeg.
W i e zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Hier is, zoo zegt Jezus, de betaalsom. Ik heb de straf gedragen; Ik heb de gansche schuld betaald. Zoo is dan God rechtvaardig, als Hij den goddelooze rechtvaardigt om niet? Gewis. Het is, als had ik nooit zonde gehad of gedaan en in eigen persoon alle gerechtigheid vervuld. Zoo zal het eeuwig blijven.
Maar, vragen wij verder aan onzen Salomo: hoe kan een mensch zalig worden zonder de werken der wet, waar toch niemand kan zalig worden door een geloof zonder werken? Hier is het antwoord in den Welbeminde onzer ziel. Uit de werken der wet wordt geen vleesch gerechtvaardigd voor God, want de wet is door het vleesch krachteloos. Daarom moeten wij leeren: uwe werken zijn werken der ongerechtigheid, een maaksel des wrevels. Uwe webben deugen niet tot kleeding; alle uwe gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.
Lezer, hebt ge dat waarlijk geleerd?
En toch, een geloof zonder de werken is dood! Zoo antwoordt onze meerdere Salomo, gij wordt niet gerechtvaardigd uit uwe werken, maar uit de Mijne. Gij wordt dus niet zonder werken zalig. Bovendien, gij ontvangt een geloof, dat gevoed wordt uit mijn Leven als een verborgen fontein, daarom doet gij werken, die God in Mij heeft voorbereid, opdat gij in dezelve zoudt wandelen. Gij hebt gen dood geloof, omdat Ik leef en gij zult leven door Mij.
O, als zoo Jezus door Zijn Geest ons onderwijst begint het hart te zingen; te bewonderen dezen Salomo; te aanbidden den Vader dezes wijzen Konings.
Geen ding is verborgen voor den Koning, dat Hij niet verklaart. In Hem is de verklaring van alle vragen, terwijl Hij zelf als antwoord toch eeuwig ons in de groote vraag besluit. Ja, Vader, want alzoo is geweest het welbehagen voor U!
Ik dank U, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt ze den kinderkens geopenbaard.
Uit genade zijt gij zalig geworden uit het geloof, niet uit u, het is Gods gave.
Hoe kan het geschieden, dat een mensch geboren wordt, nu oud zijnde?
Die vraag meende Nicodemus met wijsheid aan Jezus voor te leggen. Doch wat kreeg hij ten antwoord? Zijt gij een leeraar in Israël en weet gij deze dingen niet? Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, zoo iemand niet wederom-geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Maar het antwoord dan? Zie, ik maak alle dingen nieuw! Ik leef en gij zult leven. Zoo wordt de vraag opgelost, hoe een zondaar dood door de zonden en misdaden zal leven, door gemeenschap met Christus.
Zoo iemand de stem van den Zoon des menschen zal gehoord hebben, die zal leven.
Zal ik nog meer vragen voorstellen, die tijd en eeuwigheid raken?
Hoe kan God. die alles ziet, geen zonde zien in Jacob, noch overtreding in Israël?
In die dagen en te dier tijd zal de ongerechtigheid van Israël gezocht worden en zal er niet zijn. Ik zal hunne ongerechtigheden niet meer gedenken.
Onze Salomo blijft het antwoord niet schuldig. Maar is het dan zóó, als had ik nooit zonde gehad of gedaan, vraagt een zondaar, die in Christus overging? Ja, want Jezus heeft de overtreding verzegeld; en de Vader de zonden achter Zijn rug geworpen.
Nu gaanwe nog eenige vragen doen zonder een breed antwoord te geven. Vragen, om op te wekken tot verwondering. Vragen om u, kinderen Gods, buiten uzelf te brengen, Er zij geen geest in u over.
Hoe kan een mensch den onzienlijken God zien? W e lezen toch van Mozes: dat hij zich vast hield als ziende den Onzienlijke. Maar evenzeer: niemand kan God zien en leven. Hoort naar Jezus: Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. Filippus vraagt: Toon ons den Vader en het is ons genoeg. Hoor Jezus' antwoord: Filippus, ben Ik zoo langen tijd bij u en hebt gij Mij niet gekend? Wie Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien! Was Hij dan het beeld des onzienlijken Gods? Ja, dat was Hij. Nam de Vader dan vleesch aan? Neen; neen alléén de Zoon, maar de Zoon heeft het wezen des Vaders. Als dan de Zoon vleesch wordt is Hij toch de verschijning des onzienlijken Gods! Verstaat gij dat? Neen? Dat kan ook niet, maar hebt gij een oor des geloofs om het te hooren en een hart om deze waarheid te proeven? Wij hebben Zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid als des eeniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.
Geen ding was er verborgen voor den Koning, dat hij haar niet verklaarde.
Hoe kan een mensch sterven en toch leven?
Denk aan het gesprek met Martha bij het graf van Lazarus. Die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven. Hij neemt den prikkel uit den dood weg. Hij doet ervaren, wat Paulus mocht verklaren: Ik leef, doch niet meer ik, Christus leeft in mij. Het leven is mij Christus en het sterven gewin.
Kennen wij zoo onzen Salomo?
Hoe kan een mensch leven op aarde, terwijl zijn leven in den hemel is?
Wat ik nu leef in het vleesch, in dezen aardschen tabernakel, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven. Hij verklaart ons bestaan en ons leven. Hij verklaart tijd en eeuwigheid en toch blijven wij onbekend in deze wereld en wandelen Gods kinderen door geloof en niet door aanschouwen.
Ook gij, lezer? Want ons leven is met Christus verborgen in God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Op bezoek bij Salomo

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's