Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op bezoek bij Salomo. II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op bezoek bij Salomo. II

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Kon. 10 vs. 1—3: Zij kwam om hem met raadselen te verzoeken; en sprak al wat in haar hart was. En Salomo verklaarde haar alle hare woorden: geen ding was er, verborgen voor den Koning, dat hij haar niet verklaarde.

Enkele vragen, die alléén de meerdere Salomo kan verklaren, hebben wij met elkander besproken. Ze gingen het begrip van den mensch ver te boven en deden ons afdalen in de diepten van Gods eeuwige wijsheid. Daarvan sprak Salomo in zijn Spreukenboek als hij de Wijsheid sprekende invoert in den Zoon, de Middelaar der Schepping en der verlossing: Welgelukzalig is de mensch, die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan mijne poorten, waarnemende de posten mijner deuren.
Want die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere; maar die tegen Mij zondigt, doet zijne ziel geweld aan, allen die Mij haten hebben den dood lief.
Toen de koning van Babel zijne wijzen bijeenriep om zijn droom te verklaren, klaagden zij: Daar is geen mensch op den aardbodem, die des konings woord zoude kunnen te kennen geven. Maar Daniël zeide: Daar is een God in den hemel, die verborgenheden openbaart.
Van dien God ontleende Salomo zijne wijsheid in het oplossen van raadselspreuken. Maar in Christus is de hoogste verborgenheid Gods geopenbaard in het vleesch... in Hem woont de volheid der godheid lichamelijk. Hij is niet alleen vol van genade en waarheid, maar besluit ook al de wijsheid in Zich, als God en Middelaar.
Laat Rebecta daarom tot Hem gaan, niet wetende wat er met haar was, om te vragen: Hoe ben ik dus? Laat Hanna hare ziel voor Hem uitstorten. Dat de leidslieden in staat en maatschappij en kerk eens tot Hem kwamen om wijsheid en verstand. Hij zou de raadsels ook van onzen tijd oplossen tot leeniging van het wereldwee.Dat wij ons goud en zilver, goed en wijsheid brachten niet voor de goden dezer eeuw, maar voor de zaak Zijns Rijks. Waarom woeden de volken en bedenken de natiën ijdelheid? Ik toch heb mijnen Koning gezalfd over Zion, den berg mijner heiligheid.
Jezus is nu in den hemel, gezeten aan de rechterhand Gods. Hij spreekt nu door Woord en Geest. Ook door de bediening, de levende bediening in Zijnen naam, van het Woord, heeft Hij menige vraag opgelost, die het hart beklemde van Zijn kinderen.
U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren! Antwoord mij, die voor uw aangezicht sta!
Hij spreekt door Zijn Woord, toegepast door den Heiligen Geest: O, dochter, vergeet uw land en uws vaders huis! Hij spreekt en antwoordt naar Zijn welbehagen. Ach, hoor ik er één zuchtend klagen: Hij antwoordt mij niet; Hij zwijgt. Als een bliksemflits gaat het door het hart: Dat staat ook van Saul geschreven: De Heere antwoordde hem niet meer. Ik heb mijn klacht in mijn benauwdheid voortgebracht, maar het Woord is gesloten, wat zal er nog eens van mij worden?

W a t zal ik zeggen? Zou er niets op te merken vallen over dit verschijnsel, dat de Heere zwijgt en geen vragen meer schijnt te willen beantwoorden, die de ziel benauwen over dood en eeuwigheid? Ja, dat zou mogelijk zijn, maar heden zwijgen wij, om den Heere niet vooruit te loopen. Hij make. Hij, die heerlijk is, Zijnen wonderen een gedachtenis! Hij is barmhartig en genadig!
Neen, zegt een ander: Saul ben ik niet, want ik ben gestorven en leef in Jezus. Hij is het antwoord Gods geweest, maar toch, ik heb raadsels die ik niet oplossen kan en... ik loop den Heere na, kleef Hem achter aan als een kind zijn moeder, ja, als een éénkennig kind. Hij omhelst mij, zijn arm kind, met de armen zijner liefde. En toch op enkele raadselspreuken antwoordt Hij niet. Misschien is zijn voornemen u te behandelen als de Kananeesche vrouw, die Hij niet één woord antwoordde... omdat Hij straks wilde zeggen: O, vrouw, groot is uw geloof!
Tot den tijd toe, dat Zijn Woord kwam heeft hem de rede des Heeren doorlouterd, lezen we van Jozef. Hij zwijgt soms. ook hierin, door Zijne wijsheid.
Meen daarom niet, dat Hij niet zoude hooren, noch uwe vragen overwegen! Hij gedenkt toch Zijns verbonds gestadig.
Als ge kunt, blijft Hem lastig vallen... of als het kan, zeg: Heere, ik zal er niet meer over spreken, totdat Gij het mij weer onmogelijk maakt te zwijgen!
Doe wat goed is in uwe oogen! W a n t . . . want hoe het ook moog' tegenloopen, ik zal gestadig op Uwe goedheid hopen e n . . . hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn toch des Heeren. Deze heilige wetenschap is meer dan alles wat wij niet weten. Ook het raadsel is opgenomen in Zijn Verbond.

Ik, blijf den Heer' verwachten;
Mijn ziel wacht ongestoord;
Ik hoop, in al mijn klachten.
Op Zijn onfeilbaar Woord.
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
Wacht sterker op den Heer',
Dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach wanneer?

„En zij sprak tot hem al wat in haar hart was."
Salomo onttrok zich niet aan de vragen van de koningin van Scheba. Al wat in haar hart was, sprak zij tot hem. Hij had zelfs vermaak in al die vragen, want hij vond er gelegenheid door de wijsheid zijns Gods te openbaren.
Ik roep tot Hem al mijn dagen; Hij neigt zijn oor, Hij redt mij keer op keer. Zalige hartegemeenschap met Jezus; tot Hem sprekende al wat in ons hart is!
Hij heeft tot mij gezegd: Mijne duive zijnde in de kloof eener steile plaats doe Mij uwe stem hooren; toon Mij uwe gedaante, want uwe stem is zoet en uwe gedaante is liefelijk. Van nature kennen wij geen harte-omgang met Jezus, om Hem voor te stellen al wat in ons hart is. Dan verbergen wij de diepste roerselen onzer ziel, als wij kunnen, voor ons zeiven en zoo het mogelijk ware, voor God. Maar deze kent aller menschenkinderen hart en proeft hunne nieren. Voor Hem is niets verborgen. Hij kent van verre onze gedachten.
Gods kinderen mogen verborgen omgang smaken met den Vader der lichten in het aangezicht van Christus, de Bruidegom der ziel. Hij komt tot de Zijnen en zij gaan in het geloof tot Hem.
Is er iets wat gij doet, of van plan zijt uit te richten, dat gij Hem niet wilt zeggen, waarin gij zijn raad niet noodig hebt? Dan is uw doen en voornemen reeds daardoor veroordeeld. Is daar een voorwerp uwer liefde, waarover gij Zijn zegen niet kunt vragen dan is deze liefde zondig. Hebt gij een plan, dat Hij niet mag uitvoeren? Of is uw leven vervat in de belijdenis: Gij kent mijn weg van stap tot stap, Heere, niet slechts door Uwe alwetendheid, maar door omgang des harten?
Kunt ge Hem in uw hart laten zien? Er zijn toch geen kamers in uw binnenste, waarvan gij zelf den sleutel alléén wilt hebben? O, waarom zoudt gij begeeren iets voor Hem te verbergen?
Voor Hem verbergen is gebrek aan liefde en geloof en vreeze des Heeren. Hem alles voor te leggen: zonden en plagen, rampen en slagen brengt verruiming der ziel. Anders is de bloedfontein gesloten, die geopend is voor den huize Davids. Bedrog en alle geveinsdheid zij toch verre van onze zielen.
De Israëlieten werden bedrogen door de Gibeonieten, omdat zij meenden in hun versleten schoenen en beschimmeld brood zekere bewijzen te hebben dat ze uit verren lande kwamen. Zoodoende hadden ze den Heere niet geraadpleegd, omdat ze meenden zeker genoeg te zijn van hunne zaak. Gedurig moge de bede opklinken: Laat mij niet dwalen noch hulpeloos varen. Hij leidt de Zijnen in wegen, die zij niet geweten hebben. Hoeveel meer geestelijk goed zoude er zijn, indien er meer harte-gemeenschap ware met Jezus! Veel vreeze en vertwijfeling zou verdwijnen en aan de andere zijde veel dwaling en teleurstelling worden voorkomen. Zalig als wij den tocht uit het Arabië onzes harten mogen maken naar onzen Salomo, beladen met de liefde, die sterker is dan de dood.
De koningin van Scheba kwam aan het einde van haar vragen en moest toen wederkeeren naar haar land, want Salomo had meer te doen dan haar te woord te staan en rond te leiden in zijn bezittingen. Bovendien riepen de zaken van eigen land de koningin tot wederkeeren naar Scheba.
Doch de verhouding van des Heeren kinderen tot Christus is eene andere. Eiken morgen met alle zorgen tot Hem; met alle vragen van hoofd en hart geknield aan Zijne voeten. Hij toch heeft gezegd: Ik zal raad geven, mijn oog zal op u zijn. Hij is de barmhartige Hoogepriester die kan medelijden hebben met alle hunne zwakheden, alzoo Hij ook zelve met zwakheid is omvangen geweest. Hij heeft altijd een open oor en een open hart. Als mijn hart in mij overstelpt was, hebben uwe vertroostingen mijne ziel verkwikt. Met mijne ziel heb ik U begeerd in den nacht, ook zal mijn geest die in het binnenste van mij is, U vroeg zoeken.
Ook onze vreugde zullen wij Hem uitzingen; dan zal Hij ze reinigen en vergrooten. Hij toch verheugt zich in de blijdschap Zijns volks. Gij hebt in mijn hart meer vreugde gegeven, dan ten tijde ,als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
Hem verklaren alles wat in ons hart is.
Paulus zegt van zijn wezen en leven: Wiens ik ben en dien ik dien!
Uit Hem putten zijne kinderen kracht en leven, moed en troost. Hun pad is niet bezaaid met rozen, doch zij wachten het heil door God hun toegezeid. Uit Hem ontvangen zij genade voor genade. Heere, Gij weet dat ik alleen door uw kracht en genade, iets voor U kan doen; ook weet ik, dat Gij mij niet noodig hebt.
Maak mij dienstbaar aan Uw Koninkrijk en stel mij tot datgene, waartoe Gij mij hebt verkoren. Ja, Heere, gij hebt mij toch geroepen uit de duisternis tot uw wonderbaar licht om Uwe deugden te verkondigen. Laat uw_ roem met het morgenlicht verrijzen."
Al onze plannen leggen wij Hem-voor, als het wel is, want zonder Hem kunnen wij niets doen. Jezus had groote voornemens omtrent de redding Zijns volks, maar Hij deed niets dan wat Hij den Vader zag doen. Het was Zijne spijze te doen den wil des Vaders,- die Hem gezonden had.
Hoe zullen zij Hem. welbehagelijk zijn. die hen zoo uitnemend heeft liefgehad? Ook hun welslagen danken zij aan den Heere alléén. Heere, zoo.zeiden de discipelen, nadat zij waren wedergekeerd van hun zendingsreis: Meester, bok de onreine geesten zijn ons onderworpen in uwen naam. De Heere Jezus doorschouwt hen en merkt een trek in hen op van hoovaardij, daarom voegt Hij hen toe: Verblijd u niet hierover, dat de booze geesten u gehoorzaam zijn, maar verblijdt u veeleer daarin, dat uwe namen geschreven zijn in het Boek des levens.
Hem leggen zij alle begeerten voor om getoetst te worden. Hem openen zij hun hart met al hun vreezen en verlangens. Er is immer stof te over ons hart Hem te openbaren en niets te verbergen. Ik leg voor U mijn weg en wandel bloot.
Vertrouw niet op uw verstand en ga niet te rade met uwe wijsheid, evenmin op uw hart, want zegt Salo,mo, dat is het werk eens zots. Deze onze gemeenschap zij met den Vader en met Zijnen Zoon Jezus Christus.
Er is te midden van een goddelooze wereld met een hart dat vol bederf is, geen beter remedie dan omgang met Jezus.
Mijn lezer, is deze verborgen omgang met Jezus u vreemd? Bedrieg u niet voor de eeuwigheid, want velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen. Het is nog de dag der genade en des ontfermens en wie Hem nederig valt te voet, zal van Hem zijn wegen leeren. Maar zoolang gij God niet in de majesteit van het recht ontmoet, is er geen plaats voor Jezus, zelfs niet om zich te openbaren. Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Verloren! Gij hebt wellicht veel over Hem gehoord en toch geen omgang met Hem gekend? Aan de vruchten wordt de boom gekend.
De koningin van Scheba hoorde en zag meer dan ze had kunnen begeeren. Hij toonde haar zijn paleis met de schatkameren. Hij toonde haar het huis, dat hij gebouwd had, en de spijs zijner tafel en het zitten zijner knechten en het staan zijner dienaren, en hunne kleedingen, en zijne schenkers, en zijn opgang waardoor hij opging in het Huis des Heeren. Toen was in haar geen geest meer. en zij zeide tot den Koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb van uwe zaken en van uwe wijsheid; en ik heb die woorden niet" geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijne oogen dat gezien hebben: en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid en met goed overtroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.
Het is ons zeker reeds opgevallen, dat Salomo's wijsheid in het opgesomde ook voorwerp is van het gezicht en niet alleen van het gehoor. Het gezicht is het zintuig bij uitnemendheid. De koningin had vroeger gehoord van zijn wijsheid, maar nu zag zij die in de opening zijns monds, en de uitdrukking zijner oogen en het gebaar van zijn handen. De koningin komt gaandeweg verder naar binnen in Salomo's paleis. Met het gehoor van het oor heb ik U gehoord, maar nu ziet U mijn oog.
De begroetingsaudiëntie heeft waarschijnlijk plaats gehad in de troonzaal. Daarna betreedt ze het paleis in engeren zin, het woonhuis. Hier wordt ter eere van haar een feestmaal aangericht, dat haar imponeert door den rijkdom van spijzen, de talrijke grootwaardigheidsbekleeders, die erbij tegenwoordig waren, en het uitgebreide paleispersoneel, dat erbij dient. Na het feestmaal bezoekt de koningin nog eenige vertrekken, waaronder genoemd worden de kleedkamer en de wijnkelder. Daarna ontvangt zij gelegenheid in den voorhof des tempels een offerplechtigheid te zien. Dit toch ligt opgesloten in de woorden van vers vijf: en zijnen opgang waardoor hij henen opging in het Huis des Heeren. Salomo offerde blijkbaar een brandoffer, ten Huize des Heeren.
Geen wonder, dat de koningin buiten zichzelf geraakte; dat geen geest meer in haar was. Het was geen schrik, die haar beving maar bewondering overstelpte haar. Ze bekent, dat ze het niet recht had kjjnnen gelooven wat zij zooal van Salomo en Israëls God had gehoord in haar land. Natuurlijk had ze niet geheel het gerucht verworpen, want dan was .zij niet gekomen naar Jeruzalem, maar zij dacht: het kan haast niet waar zijn, het moet wel overdreven wezen. En nu wordt\^het gerucht verre overtroffen door de werkelijkheid.
Ze prijst ieder man, die bij Salomo in dienst is gelukkig, van' hoe lagen rang ook. Maar bovenal de hovelingen, die dagelijks om den konirig staan, acht zij gelukkig te prijzen. Bevoorrechte, beweldadigde lieden toch!
Maar, wij klimmen hooger op en als wij op bezoek zijn geweest bij den meerderen Salomo, zijn wij buiten onszelven. Als wij iet£ van de eeuwige vreugde van den feestmaaltijd met den Koning aan Zijn ronde tafel hebben beleefd, terwijl nardus zijne reuk g a f . . . ! O, zalig zij, die reeds eeuwig bij Hem zijn. Welgelukzalig zijn ze, die in Uw Huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela. Thuis, thuis, bij Jezus!
De koningin wijst ook op het voorrecht, dat hij mag zitten op den troon. Daarin merkt ze op het welgevallen des Heeren aan Salomo en Zijne eeuwigdurende liefde jegens Israël. De Heere wilde in Zijne liefde aan Israël een eeuwigen duur verschaffen door het rijk te bouwen op de grondslagen van recht en gerechtigheid. Ja, in Salomo is het Rijk gevestigd en gegrond, maar Jezus heeft het gefundeerd in eeuwige gerechtigheid.
De lof des Heeren klinkt in den mond der koningin van Scheba wel warmer dan in dien van Hiram. die na het hooren van de wijsheid van Salomo zeide: Gezegend zij de Heere heden, die David eenen wijzen zoon gegeven heeft over dit groote volk. Maar verschil in wezen kan toch niet worden aangewezen. Beiden erkennen Jehova als Israëls nationalen God. Maar een voornemen des harten om met den dienst van eigen goden te breken en zaligheid te zoeken bij Isrels God, die de God des ganschen aardbodems zal genaamd worden, openbaart de heerscheres der woestijn evenmin als de vorst van het rijke handelsgebied Tyrus.
Hoeveel eerbied, zoo is terecht opgemerkt, ze ook aan den dag legt voor den God van Salomo — het ,,uw God is mijn God", vernemen we toch niet uit haar mond.
Zoo is het niet met de bezoekers van den meerderen Salomo. Het eerste gebod luidt in hun hart en leven: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Die God is onze zaligheid. Hij is de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Lezer, kent gij zoo den Heere Jezus als Zone Gods en Zoon des menschen? Als God, te prijzen in der eeuwigheid, en tevens de Man van smarten, op wien de Heere ook uwe ongerechtigheden heeft doen aanloopen?
O. dat moet gij wetend beleven en belevend weten.
De koningin van Scheba geeft daarna rijke geschenken aan Salomo en deze doet wederkeerig voor haar niet onder. Dan vertrekt zij weer naar haar eigen land, en hooren wij niet meer van haar. Ja, toch! De meerdere Salomo heeft van haar gesproken, toen Hij het oordeel aankondigde over Israël. dat zijn Messias verwierp. Hij heeft dit aangrijpende woord hen in het aangezicht geslingerd: De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en het veroordeelen; want zij is gekomen van de einden der aarde om te hooren de wijsheid van Salomo, en zie, meer dan Salomo is hier.
Laten we, in eenige overdenkingendeze uitspraak van onzen meerderen Salomo, overwegen.
Moge inmiddels de vraag worden onderzocht, of Hij het leven van ons leven is. Want wie Hem vindt vindt het leven en trekt een welgevallen van den Heere, maar die tegen Hem zondigt, doet zijne ziel geweld aan, allen die Hem haten,hebben den dood lief. Maar Christus is alles en in allen die Zijne verschijning hebben lief gehad. Hem zij met den Vader en den Heiligen Geest aanbidding en eere!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Op bezoek bij Salomo. II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's