Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op bezoek bij Salomo. III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op bezoek bij Salomo. III

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheüs 12 vers 42. De Koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en het veroordeelen: want zij is gekomen van de einden der aarde om te hooren de wijsheid van Salomo: en zie, meer dan Salomo is hier.

Wij hebben met elkander mogen stilstaan bij het bezoek van de koningin van Scheba aan Salomo. Over dit bezoek heeft, zoo wezen wij in het slot van onze vorige overdenking aan, ook de Heere Jezus zich uitgesproken.
Daarom willen wij ook het woord gevloeid van Zijn gezegende lippen overdenken. Eerst staan wij stil bij het verband, waarin Zijn getuigenis voorkomt.
De Heere Jezus had op scherpe wijze de Joden bestraft, met name de Farizeën en Schriftgeleerden, over de boosheid van hun hart. Zij hielden de waarheid door ongerechtigheid ten onder en tegen de sprake van hun geweten in verwierpen zij den Messias. De schare had zich ontzet over de wonderen die Hij deed in den naam Zijns Vaders. Zoo had Hij nu pas een van den duivel bezetene, die blind en stom was. genezen, alzóó, dat de blinde en stomme beide sprak en zag. De schare zeide: Is deze niet Davids Zoon?
W a t zeiden echter de in haat ontstoken Farizeën? Deze werpt de duivelen uit niet dan door Beëlzebul, den overste der duivelen.
De Heere Jezus kende hunne gedachten en weerlegde hunne goddelooze beweringen. Zou de duivel dan zijn eigen rijk verstoren? Immers neen!
Doch de Heere Jezus vindt in hun denken en spreken aanleiding te waarschuwen voor de zonde tegen den Heiligen Geest. De lastering tegen den Heiligen Geest toch zal den menschen niet vergeven worden! Zij stonden op de grens dier zonde, zoo zij deze niet reeds overschreden hadden. Een geweldig oordeel laadden zij op zich, door deze duivelsche boosheid en haat tegen Jezus.
Verstrikt in hun dwaasheid en weigerend te buigen voor Zijn Woord, vragen sommigen Hem om een teeken. Hoe blijkt de verharding hunner harten. Zij sloegen het geweten op den mond.
Dit boos en overspelig geslacht verzoekt een teeken en aan hetzelve zal geen teeken gegeven worden dan het teeken van Jona den profeet.
Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in den buik van den visch, alzoo zal de Zoon des menschen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde. Jezus spreekt hier over zijn dood en begrafenis. Nu was dit het merkwaardige van het zijn van Jona in den visch, dat hij levend was begraven. Hij schreide uit het ingewand van den visch. Hij was zich bewust in het hart der zee besloten te zijn, opgeslokt door den grooten visch. Maar de visch koi: hem niet besloten houden; de zee mocht hem niet verzwtl- jen; hij werd uitgespuwd na drie dagen en drie nachten, op het droge. Daarin was Jona een voorbeeld van de begrafenis van Christus, die aan het kruis zou uitroepen: Het is volbracht; Vader, in Uwe handen beveel ik mijnen geest.
Ook in den dood zou Zijn eeuwige godheid vereenigd blijven met zijn lichaam in het graf. W i j spreken van den dood van den Zone Gods, vanwege de onverbrekelijke vereeniging der twee naturen. Maar wij moeten ook zeggen: Het lichaam van den Zone Gods lag in het graf, daarom gelden zijne verdiensten ook voor het graf. Daarom heiligt Hij de groeve vor de Zijnen tot eene slaapstede. Maar daarom ook kan de dood Hem niet gevangen houden en het graf Hem niet besluiten. Hij verrijst ten derde dage. Dan zal de aarde beven, sidderen van vreugde den dag harer bevrijding tegemoet. Hij ziet temidden Zijner versmaadheid den dag Zijner glorie lichten. De Joden hadden Jezus meer dan eens teekenen en wonderen gevraagd, terwijl zij de vele wonderen, die Hij deed, verachtten, ja door lastering zelfs aan de macht des duivels toeschreven. Jezus is Zelf het teeken. De Heere zelf heeft ons een teeken gegeven van Zijne eeuwige liefde en waarheid. Hij vervult door woord en daad de Schriften. W ie dat niet ziet en erkent, is ongeloovig, vijandig, verdwaasd en zal het oordeel dragen dat op Christusverwerping rust.
De Heere Jezus, die over het teeken van Jona sprak, trekt nu verdere leering uit hetgeen met de Ninevieten is geschied. Jona, de onwillige profeet, een vreemdeling voor de inwoners van Ninevé, predikte. W a t was het resultaat zijner prediking, zijn roepen tot bekeering? Zij bekeerden zich van hunne booze werken.
Van Jona komt Jezus nu op de Ninevieten. Dit behoort dus niet meer tot het teeken, maar vormt een nieuwe gedachte. Wel was aan Jona een teeken geschied, een wonderteeken. maar dat had Ninevé, niet gezien. Jezus was in alles meer dan Jona. In zijn woorden en werken; en toch, Israël bekeerde zich niet. Dit verschil tusschen Israël en de Ninevieten zal doorwerken tot in de eeuwigheid.
Dit verschil zal openbaar worden in den grooten en doorluchten dag des Heeren. Israëls gedrag tegenover den Messias werpt zijn schaduw vooruit in het gericht. De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht en zullen het veroordeelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier. Zoo sprak Jezus van Zijne toekomst in het heden.
In hetzelfde verband en met hetzelfde doel spreekt Hij nu verder over de koningin van het Zuiden, de koningin van Scheba.
Gelijk Hij meer is dan Jona, is Hij ook meer dan Salomo. Die vergelijking van Jezus en Salomo zal ons nog nader bezig houden, eerst vraagt onze text nadere overweging van het gedrag van de koningin van Scheba. en hare plaats en taak in het oordeel. Hare veroordeeling van dit geslacht.
Veel wordt van deze vorstin verhaald in oude overleveringen. Zij zou bekeerd zijn, op haar bezoek aan Salomo, tot Israëls God. In haar land zou zij den godsdienst van Israël hebben bewaard, zoodat vele eeuwen later de beroemde Ethopiër, de kamerling van de koningin van Candacé een Proseliet, een Jodengenoot zou zijn geweest die naar Jeruzalem kwam om den Heere te zoeken. Nog veel meer weet de overlevering van haar te vertellen, Doch de Schrift zwijgt van dit alles en geeft ook geen aanleiding het te vermoeden. Wij mogen en willen niet wijs zijn boven hetgeen geschreven staat.
Wat wij echter wel uit de Schrift weten?
Het gedrag der koningin veroordeelt de ongeloovigen die onder het evangelie leven. Het veroordeelt dit boos en overspelig geslacht. Zij stelde belang in het verslag van Salomo's wijsheid.
Zij kwam toch uit verren lande om hem te hooren. Zij was zeker een intelligente, verstandige vrouw die belang stelde in godsdienst en wijsheid des levens.
Maar wie stelt in onze dagen nog belang in de boodschap, in het verslag van den meerderen Salomo? Zie op den dag des Heeren langs de wegen en ge kunt het met uwe oogen zien dat de massa de kerk zelfs niet meer kent, laat staan bezoekt. De vraag van den dag is: wat zullen wij eten en wat zullen wij drinken en waarmede zullen wij ons kleeden? Daar is de groote massa die van God noch Christus weten wil. Gij moogt hen er niet eens van spreken. Zij begeeren niet dat gij voor hen zoudt bidden, zooals die kinderen van de straat zeiden tot een dienstknecht des Heeren, toen hij vroeg of zij nog wel eens baden: Dat mogen wij niet van vader en moeder. En op het wederwoord: ik zal toch vanavond voor jullie bidden, schreeuwden ze het uit: Dat mag je niet doen en liepen spottend weg.
W i e wil van het verslag van Jezus nog hooren, van het ware verslag, dat Hij gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren was? De massa gaat ten verderve met de hoonlach tegen God op het gelaat. De boodschap in den bangen nacht der tijden: land, land, land hoort des Heeren Woord, is als een stem des roependen in de woestijn. En wat voor verwarde boodschap wordt dan nog vaak gebracht van Jezus en Zijnen Vader en den Geest van Vader en Zoon. Een evangelie naar den mensch. De brenger is van God vervloekt.
Zal ik ook nog wijzen op een breede kring van geleerden, die om de hoogere wijsheid in Christus niet geeft en er in hun wetenschap niet mee rekent. Ze zijn geheel ontoegankelijk geworden voor de boodschap des heils. Zij vinden het een verouderde idee, die hun volkomen vreemd is en waaraan zij, zoo niet minachtend, dan toch schouderophalend voorbij gaan. Zij gaan als schapen naar het graf en de dood zal ze afweiden. Toch hadden ze het zeker kunnen hooren. maar zij hebben niet gewild. Rondom den marschkramer verdringen zich de menschen, bioscopen en schouwburgen en danshalen en zonnebaden en herbergen zijn vol... het courantennieuws wordt verslonden, maar daar is geen honger naar het Woord. O, hoe diep zijn wij weggezonken van den God onzer Vaderen en Zijn Woord. Eeuwigheid, God. hemel en hel, kennen velen slechts als klanken; of, om mede te spotten, of te vloeken.
De koningin van het Zuiden veroordeelt ons geslacht, want zij gaf acht op het gerucht van Salomo en den naam des Heeren. Ach, ja, zeide de verheerlijkte Christus niet tot de gemeente van Pergamus: Ik weet uwe werken en waar gijlieden woont, namelijk waar de troon des satans is, en gij houdt Mijnen naam en hebt Mijn geloof niet verloochend.
Het moge ons worden gegeven bij den voortgang wat Hij beloofde: Ik weet uwe werken; zie ik heb eene geopende deur gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt mijn woord bewaard en hebt mijnen naam niet verloochend. Omdat gij het woord mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zoo zal ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de geheele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen. Zalig wie aldus door God wordt gezegend!
Het is en blijft toch een eeuwig wonder, dat in onze ziel waarachtige belangstelling ontwaakte naar het gerucht van Jezus. O, wat wordt het Woord dan dierbaar en de bediening van dat Woord gezocht. Wij moesten bevredigd worden met God. Ja, het Woord drong in als een prikkel en nagel. Eerst de wet, daarna het evangelie.
Zij geloofde het verslag van Salomo's wijsheid.
Wel scheen het haar te groot om waar te zijn, maar zij wendde zich toch van het gerucht niet af, maar ging naar Jeruzalem. Ik weet niet wie haar boodschapper was. Reisverhalen zijn nog steeds in trek, geruchten over verre landen en volken trekken de aandacht. Maar toch, laat het een Israëliet zijn geweest, die met warmte vertelde van Salomo op zijn handelsreizen, toch kon het niet zijn wat Paulus zegt van de boodschappers des heils, de gezanten van Jezus. Het heeft Gode behaagd Zijnen Zoon in mij te openbaren en Hij heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Hij heeft van ouds zijne knechten gezonden vroeg opzijnde en zendende. Hij heeft zijne discipelen tot gloedvolle getuigen Zijns naams gemaakt, en ziet wij worden veracht, onze boodschap wordt niet geloofd, afkeèrig of met rechtzinnig gebaar worden wij afgewezen. Die u hoort, hoort Mij en die u verwerpt, verwerpt Mij en die Mij verwerpt, verwerpt dengene, die Mij gezonden heeft.
De koningin van Scheba is in haar gedrag een veroordeeling van ons geslacht. Weer doet zich het wonder gevoelen. dat Zijn Woord was met macht; dat Hij zelf ons predikte met macht, want anders zouden wij deelen in het oordeel, dat wij prediken. Evenwel is het oordeel rechtvaardig en gewis.
Van het Boek wordt afgedaan en toegedaan en daarom zal hun naam niet zijn in het Boek des levens en hun worden toegedaan de plagen die in het Boek zijn geschreven. Zij stelde belang in hetgeen zij hoorde en handelde dienovereenkomstig.
Belangstelling moet blijken uit woord en daad. Zij wendde het hoofd niet af, als zij weer hoorde van Salomo, maar haar belangstelling werd steeds meer opgewekt. Het gerucht hield haar bezig. Het laat haar niet meer los.
Veel van het zaad des Woords valt op den weg en onder de doornen. Op den weg in onze kringen wel het meest. Men hoort het... en alles gaat weer zijn gewonen gang. De hemel verkwikt niet en de hel verschrikt niet. Jaar in, jaar uit! Rechtzinnig dood, en dood rechtzinnig. O wee, wat zal het einde zijn?
Gij belijdt een zondaar te zijn en zoekt geen verzoening. Wat is dit anders dan een weerzinwekkende vorm van belangstelling in het heil uwer onsterfelijke ziel. Uw belangstelling is dien naam niet waard. En toch: het zal vreeselijk zijn te vallen in de handen van den levenden God! De Heere doe u opwaken uit den slaap der zonde en des doods, want gij zijt als een die danst aan den rand van een afgrond, als een die slaapt in het opperste van den mast.
De koningin van Scheba ging op reis. Zij ondernam een groote tocht, waaraan bovendien gevaren waren verbonden, om Salomo te hooren. Ach. we zeiden wel te gelooven, ja te weten, dat we zondaars waren, maar we gingen niet uit om te zoeken of er verzoening ware voor onze zonden. Gelukkig, dat God ons te machtig werd en geen rust liet ,maar uitdreef uit onszelven.
Zij gaf geen acht op haar hooge positie, doch ondernam de reis.
Zij verzocht hem met raadselen. Maar waar zijn de bewijzen van uwe belangstelling voor Jezus en Zijn zaak? Het koninkrijk Gods is midden onder ulieden. Bekeert u, want waarom zoudt gij sterven? De koningin van het Zuiden veroordeelt dit geslacht. Het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht. Niet een iegelijk die zegt: Heere, Heere zal ingaan in het Koninkrijk Gods, maar die daar doet den wil des Vaders die in de hemelen is. En wat is de wil des Vaders? Dat gij zoudt gelooven in Hem, dien de Vader gezonden heeft. Maar naar uw ongeloovig en onbekeerlijk hart vergadert gij uzelven toorn als een schat.
Lezer, geldt dit ook nog van u? Zie uwen uitwendigen ijver of naloopen van de waarheid toch niet aan voor geloof in Jezus. Zonder de wet als tuchtmeester tot Christus kan er van geloof in Hem geen sprake zijn.
Doch de vraag moet ook worden neergelegd in ons midden: is Gods Kerk wel genoeg bij haren Salomo? Is er niet veel afreizen naar Egypte inplaats van naar Jeruzalem? Zijn we niet vaak moede van de reis en komen met droefenis weer thuis? Wilt ge dat liever niet bekennen? Het zoude de eerste schrede zijn op weg naar Jeruzalem, naar Salomo, indien gij het bekendet met droefenis. Bij U, mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot. Welzalig die bij U woont, gestaag U prijst en eerbied toont. De plaats waar genade met ons kan handelen is bij Jezus. Ook de omstandigheden waaronder zij optrok zijn een veroordeeling voor dit geslacht. Het gerucht kwam niet met die klaarheid tot haar noch zoo rechtstreeks als de boodschap des vredes tot ons geslacht. Kooplieden brachten het gerucht over, die nooit persoonlijk aan Salomo's hof waren geweest. Geen eigenhandig schrift van den Koning lichtte haar in over diens wijsheid. Hoe zullen wij dan ontvlieden, indien wij op zoo groote zaligheid geen acht hebben geslagen? Wat wij gehoord en gezien hebben en wat onze handen getast hebben van het woord des levens dat verkondigen wij ulieden! Waarom zult gij mijn goddelijken Meester en broederlijken Heere nog langer verwerpen? O boos en overspelig geslacht!
Mijn hart is in pijn en gevoelt smart.
De Heere trekt Zijn Geest terug in alle kerkformaties, niet één uitgezonderd, en ook het leven der onkerkelijke menschen munt uit door groote dorheid en verwardheid en onkunde. En het ergste is, dat er weinig van wordt besefd.
Het woord van Christus wone rijkelijk onder u. Ach de Heere moge Zijnen Geest in het midden van ons stellen.
De boodschap die ons gewordt is bovendien veel voortreffelijker dan zij van Salomo hoorde. De Zoon des gezegenden Gods is het voorwerp der boodschap, niet slechts van een gerucht. Het gaat over Hem, die met ééne offerande eene eeuwige verlossing heeft teweeggebracht voor allen, die geheiligd worden; die Zijne verschijning hebben lief gehad. Het gaat over den schoonste der menschenkinderen. vol van genade en waarheid, den beminde des Vaders. Hij is te zijner tijd voor de goddeloozen gestorven. Het ongeloof is de zwaarste zonde, zij gaat uit boven de overtreding der wet, want zij verwerpt het geneesmiddel der kwaal, waaraan wij den eeuwigen dood moeten sterven. O, welke vijanden waren we toch en wat blijft onze oude natuur afkeerig van God en Zijnen Gezalfde.
Maar Gode zij dank die ons doet triumfeeren door Jezus Christus onzen Heere. De koningin van het Zuiden veroordeelt dit geslacht, want het gerucht ging niet gepaard met een goddelijk bevel, noch uitnoodiging. Dat kan van u niet worden gezegd. God gebiedt nu allen menschen alom dat zij zich bekeeren en waarschuwt: Ziet toe, dat gij dien die spreekt niet verwerpt. De uitnoodiging weerklinkt onder dit geslacht: Wendt u naar Mij toe, en wordt behouden, o alle gij einden der aarde! O. geboren onder het verbond der genade. Dat wil zeggen onder het aanbod van genade; onder de bediening der genade; met het teeken des verbonds aan het voorhoofd, ten bewijze van Gods gewilligheid om u te redden door het bloed van Christus.
Dringend zijt gij uitgenoodigd tot den maaltijd des evangelies. Maar de één hield zich voor verontschuldigd, omdat hij een akker had gekocht en een ander omdat hij een vrouw had getrouwd en een derde zeide brutaal weg: ik wil niet komen. Anderen gingen maar zonder bruiloftskleed en deden den Koning daardoor niet minder oneer aan dan de reeds genoemden. Daarom werden zij uitgeworpen.
Salomo kon aan de koningin van het Zuiden zijn wijsheid bekend maken maar ze haar niet meedeelen. Doch van Jezus geldt: die met den wijze omgaat, zal wijs worden; wijs tot zaligheid. Ge behoeft er bovendien geen groote reis voor te maken. Hoor maar wat Paulus leert: Zeg niet, wie zal in den hemel opklimmen? Dat is Christus van boven afbrengen. Of. wie zal in den afgrond nederdalen? Dat is Christus uit de dooden opbrengen. Maar, wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uwen mond en in uw hart. Dit is het woord des geloofs, hetwelk wij prediken: namelijk, indien gij met uwen mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart gelooven, dat Hem God uit de dooden heeft opgewekt, zoo zult gij zalig worden; want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid. Hoe veroordeelend is het gedrag van de koningin van het Zuiden voor ons geslacht? Lezer, ook nog voor u?
Zij is gekomen om te hooren de wijsheid van Salomo.
Zij is gekomen. Ze zond geen gezant om te informeeren, noch maakte plannen die zij niet uitvoerde, maar zij kwam.
Ach, die plannen, die plannen! Maar de daad blijft uit. Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij zoo gij dezelve doet.
Zie, toen de verloren zoon verging van honger maakte hij een besluit: ik zal opstaan en tot mijnen vader gaan. En hij voerde het besluit ook uit, want: opstaande ging hij tot zijnen vader. Er valt dan niet te redeneeren, maar het wordt een gaan, na het opstaan! Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen en die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen. O, de onwederstandelijke kracht der genade drijft ons uit de schuilhoeken waar we ons zochten te verbergen.
Zij is gekomen. Veler plannen zullen plannen blijven, maar de koningin van het Zuiden veroordeelt daarom dit geslacht in haar gedrag tegenover Salomo.
De weg tot Jezus voert langs den saffieren troon. Wij worden verbrijzeld en verbroken. Zie maar naar den tollenaar. Hij durfde zelfs zijne oogen niet opheffen naar den hemel. Hij waagde zich niet voor in den tempel, maar stond van verre. Hij slaat op zijn borst. Evenwel... hij was gekomen. Het is niet een komen met de voeten, maar met de genegenheden der ziel. De kracht van het aanzoek van Jezus wordt gehoord en vernomen door de bediening van den Geest. Gewisselijk in den Heere Heere zijn gerechtigheden en sterkte, tot Hem zal men komen.
Hoe rijk, hoe vol van gerechtigheid en leven is Jezus, de Vorst des vredes. Zalig, als Hij zich onder ons stelt om op Hem neer te zinken in het geloof. Zalig, gekomen tot Hem. Kom en beproef, gij reddelooze en radelooze zondaar, of Jezus waarlijk groote zwarte zondaars kan wasschen en zaligen. O, Hij make zijn Kom en zie en hoor, tot een machtwoord. Ook in dat komen wordt het openbaar: Zou voor denHeere iets te wonderlijk zijn. Menschen zonder beenen om te loopen: machteloos en krachteloos, kwamen... hoe dat weten ze nog niet. Ja, ze weten het wel, maar bij het komen wisten ze niet wat er met hen gebeurde. Het was de dag van Gods heirkracht over hunne ziel. Zij kwamen met geween en zagen hun eigen tranen niet. Zij kwamen en waren zonder beenen nederliggende in het stof des doods. Hun ziel ging voor Hem open. gelijk Hij werd ontsloten voor hun hart. Zij hoorden Zijne stem, hoewel zij zich kenden als dooven voor het evangelie, want de vloek der wet verteerde hen, bij den glans der goddelijke majesteit. Zij hoorden de stem van den Zoon des menschen en leefden, hoewel zij zich kenden als ten doode verwezen. O. dan vragen zij niet meer of de wereld hen zal bespotten; of hun huisgezin wellicht in beroering zal komen. W i e vader of moeder lief heeft boven Mij, is Mijns niet waardig. Ja, wie niet haat eigen leven, kan Mijn discipel niet zijn.
Zeg niet: mijne vrienden zullen mij bespotten, want zalig als de menschen u smaden en liegende kwaad van u spreken om Mijnentwil.
Zij kwam tot Salomo zelf. Menigeen begeeft zich tot de waarheid van Jezus, maar niet tot Jezus zelf en blijft zoo buiten God. Een schare rechtzinnige menschen omklemt enkele waarheden in het verstand, die niet worden omhelsd in het gemoed, omdat het levende geloof ontbreekt.
De koningin van het Zuiden is gekomen van de einden der aarde, om de wijsheid van Salomo te hooren en zie meer dan Salomo is hier.
Hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zoo groote zaligheid geen acht hebben gegeven en het bloed des Nieuwen Testaments onrein hebben geacht?
Maar daartegenover: Mijne schapen hooren mijne stem... en Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Op bezoek bij Salomo. III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's