Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke vrijheid. IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke vrijheid. IV

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op verschillende gronden hebben wij gepoogd aan te toonen, dat de Overheid niet onverschillig kan staan tegenover het geestelijk leven der natie. Indifferentisme en liberalisme zijn daarmede dus veroordeeld. Zij zijn in strijd met de Souvereiniteit Gods en dragen reeds daarom de kiemen in zich van velerlei ongerechtigheid en goddeloosheid. De mensch maakt misbruik van zijn vrijheid tot ongehoorzaamheid.
Wanneer wij dit standpunt aanvaarden, zijn wij echter niet uit de moeilijkheid. Integendeel. Immers alle staatkundige vraagstukken bewegen zich om het eene centrale, dat wij in den aanvang hebben genoemd: gezag en vrijheid. Een en ander maal wezen wij op art. 36. Dat neemt een standpunt in en wel het eenig juiste, dat de Overheid ook ten aanzien van het geestelijk leven een taak heeft. In zooverre kan er eigenlijk onder de Christenen geen verschil van inzicht zijn. Maar nu gaat het om de nadere bepaling van de Overheidstaak, en dat wordt aanleiding tot moeilijkheden.
Dr. Kuyper zag in art. 36 „een protest van Calvijn en alle Gereformeerden uit die dagen tegen het volstrekte beginsel dat door de Dooperij in de Reformatie binnendrong". (De gemeene Gratie III, blz. 31). Het zou dus allereerst willen uitdrukken, dat de Overheid n i e t uit den Booze is, maar door God zelf werd ingesteld. „Zoo was art. 36 een noodkreet, om de hydra der Revolutie zich van de arm te schudden, om aan valsche vermenging met het politiek fanatisme eens voorgoed een einde te maken en om de Reformatie te doen kennen als een conservatieve macht, die niet alleen de kerk poogde te hervormen, maar ook de maatschappelijke en staatkundige orde te maintineeren (t.a.p. blz. 32). In zooverre was het dus gericht tegen degenen, die den staat wilden omverwerpen. De verhouding van Kerk en Staat was niet in de eerste plaats hoofdzaak (t.a.p. blz. 32).
Dr. Kuyper stelt art. 36 dus in het licht van den tijd, waarin het ontstond, en niemand zal ontkennen, dat de omstandigheden, waarin men verkeert niet alleen zulke principieele vraagstukken aan de orde kunnen stellen, zooals wij dat ook in onzen tijd zien, maar ook op den vorm hunner oplossing grooten invloed kunnen uitoefenen.
Met dat al staat het toch onbetwistbaar vast, dat het reformatorisch standpunt, hetwelk de Overheid als een Goddelijke instelling eert, daarmede ook Gods souvereiniteit ten aanzien van haar en haar taak belijdt en het libertijnsche standpunt uitsluit. Achtte Dr. Kuyper, dat de verhouding van Kerk en Staat niet in de eerste plaats hoofdzaak was, zij moest toch noodzakelijk aan de orde komen, zooals ook wel gebleken is. Dit wordt trouwens niet weersproken.
Dr. Kuyper zag het gewicht van de hoofdstelling ook reeds voor onzen tijd in. „Ook nu weer woelen dezelfde anarchistische en revolutionaire geesten, die destijds den staat van zaken met onderstebovenkeering bedreigden" (t.a.p. blz. 32).
Ook uit een oogpunt van practische politiek dringt zich het vraagstuk: Gezag en vrijheid op. De omstandigheden maken het actueel en zullen ook den gang der gedachten leiden. Daarin schuilt een gevaar, want de staatkundige denkbeelden van onzen tijd komen voor een niet gering deel op uit een geest, die zich heeft losgemaakt van de kerk, van het Christendom vervreemd, en zelfs daaraan vijandig is. Daarom mag niet uit het oog verloren, dat juist in de Christelijke religie de wortel der vrijheid ligt, ook voor het staatkundig leven.
Zij kwam met de levende belijdenis van Gods souvereiniteit en hoewel de kerk altijd het gezag der Overheid heeft erkend, moest haar heidensch despotisme wijken. Waar de religie des Kruises heerschappij neemt over het hart des volks, kan geen plaats meer zijn voor staatsabsolutisme. In eigenlijken zin erkent het Christelijk geloof slechts één Souverein, n.l. God en daar in het leven des geloofs de ware vrijheid is gelegen, is ook het fundament der vrijheid gelegd, waar het Christendom zegeviert.
In het leven des geloofs, zoo zeiden wij, is de ware vrijheid. Gods kind is vrij, omdat het in Christus is gevangen geleid en God tot een Vader heeft. Daarom is Gods kind ook vrij tegenover alle aardsche machten, die de door God gestelde perken te buiten gaan. Het kan dus niet anders, of overal, waar de kerk van Christus wordt geplant en haar geestelijke kracht doet uitgaan op het volksleven, zal dat de trekken der religie vertoonen.
De volksvrijheid kan echter nimmer de hoogste vrijheid wezen. Deze zou daar genoten worden, waar een zondeloos geslacht in vrije gehoorzaamheid uit Gods gemeenschap leeft. Doch het Koninkrijk Gods is niet van deze wereld. De mensch is een zondaar. Hij zondigt tegen God en de menschen. Daarom heeft God de aardsche macht gesteld om der zonde wil, opdat zij de zonde beteugele en tempere. En daarom kan er geen libertijnsche vrijheid zijn.
De mensch is een zedelijk wezen, zoodat de levensverhoudingen in zedelijk licht verschijnen. De eisch der gehoorzaamheid aan Gods wil gaat naar Zijn gebod ook over tot de aardsche verhoudingen. „Wilt gij dan de macht, de Overheid, niet vreezen, doe het goede en gij zult lof van haar hebben." Ziedaar de spanning: De vrijheid des geloofs door Christus en de eisch der gehoorzaamheid aan de aardsche Overheid om Gods wil, omdat de mensch een zondaar is. Die spanning wordt ten uiterste verhoogd, als de Overheid haar macht misbruikt. Want het Overheidsgezag wordt door menschen uitgeoefend, die ook zondaars zijn. En wat dan? Dan Gode meer gehoorzamen dan de menschen. een eisch, die tot het martelaarschap kan leiden.
Zoo is er het gezag om de vrijheid en kan er vrijheid zijn onder de bescherming van het gezag, doch beide gezag en vrijheid vertoonen de neiging tot ontaarding vanwege de zonde. Misbruik van gezag knot de vrijheid en misbruik der vrijheid ondermijnt het gezag. Het evenwicht kan slechts gevonden worden onder den invloed van een krachtig geloofsleven, waardoor Gods gebod door volk en Overheid in eere wordt gehouden. Het is de onmisbare voorwaarde eener gezonde staatkunde. Het nationalisme reageert tegen het misbruik eener vrijheid, dat tot wanorde heeft geleid, en dreigt met zijn roep om gezag in het tegendeel om te slaan. Daarom heeft het gereformeerde volk een roeping. Om de vrijheid en het gezag aan de van God gewezen perken te herinneren. Niet vergeefs klinke nog Dr. Kuypers vermaan:,, dat wie Gereformeerd wil heeten het dan ook metterdaad zij, en gewapend met art. 36 belijden blijve, dat hij „verwerpt alle oproerige secten. en in het gemeen allen die de overheden en magistraten verwerpen, en de justitie omstooten willen, en de gemeenschap der goederen denken in te voeren en verwar ren de eerbaarheid, die God onder de menschen gesteld heeft (t.a.p. blz. 33).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Geestelijke vrijheid. IV

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's