Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een voorbede om wasdom IX

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een voorbede om wasdom IX

De lofzegging. (Slot) Ephese 3 : 14 — 21.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ephese 3 : 14—21. Om deze oorzaak buig ik mijne knieën tot den Vader onzes Heeren Jezus Christus, uit welken al het geslacht in de hemelen en op de aarde genaamd wordt, opdat Hij u geve, naar den rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden, door Zijnen Geest in den inwendigen mensch, opdat Christus door het geloof in uwe harten wone, en gij in de liefde geworteld en gegrond zijt: opdat gij ten volle kondet begrijpen met alle de heiligen, welke de breedte en de lengte en de hoogte en diepte zij, en bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot al de volheid Gods. Hem nu die machtig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt, Hem, zeg ik, zei de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen.

Zoo besluit de apostel met een aanbiddende dankzegging Hoe ontroerend schoon bezingt hij den lof des Heeren. Zijn ziel is verrukt door de deugden Gods. die hem met den glans des levens overspreiden. De zaligheid, die hij smaakt in God noopen hem zijn dankzegging neer te leggen aan Godes voeten. Duidelijk leert de Kerk verstaan, dat de verheerlijking des Heeren het einde van al Gods werken is en daarin vinden zij hun zaligheid. Laten wij nu het laatste vers nader overdenken:
Hem zij de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen.
De apostel bezingt de deugden Gods! Den Heere moet heerlijkheid worden gegeven. Dit moet geschieden in de gemeente, binnen welke Hij Zijne heerlijkheid bij uitnemendheid openbaart en die haar op het hoogste behoort te prijzen. Door Christus Jezus, die het Hoofd der gemeente is, met alle macht en glorie bekleed. Hij stort Zijne volheid in de gemeente over en doet ze haar ten deel worden.
Deze heerlijkheid moet Hem worden gebracht in alle geslachten, waardoor het Verbond Zijner genade wordt uitgevoerd en de gedachten Zijner verkiezende liefde bevestigd. Die lof moet doorgaan tot alle eeuwigheid; ja, van de eeuw der eeuwen. Dat is van die eeuw, die alle eeuwen overtreft in grootte en heerlijkheid, omdat zij nimmermeer eindigt en enkel volle zaligheid biedt voor hemel en aarde en voor allen, die daar mogen wonen. Dan besluit hij met een „amen" zijner ziel om zijn zekere verwachting te verbinden met een vurig verlangen, naar die eeuw, waarin God alles zal zijn en in allen.
Gaan we thans de onderdeelen van de lofverheffing samen overpeinzen; moge het zijn door de genade des Geestes, in-levend genieten.
Hem zij de heerlijkheid...... Hem, dat is den alléén wijzen God ,de gezegende God en Vader van den Heere Jezus Christus. God drieëenig zij eeuwig aanbidding en heerlijkheid. Het gebed lost zich op in dankzegging. In dit leven hebben wij nog vele nooden, maar straks zal het gebed in aanbidding geheel opgaan, als God alles en in allen zal wezen. De stroom zwelt geregeld aan, want het getal van Sions burgers groeit en eiken dag gaan er uit deze donkere wereld naar Huis, waar Jezus hun plaats heeft bereid. Hier moet de toon van het lied der aanbidding worden geleerd zal onze stem eenmaal met aller lofzang paren en zullen wij mede Zijn grootheid openbaren. Hem zij de heerlijkheid, dien God die kan doen ver boven alles wat wij bidden en denken. Lezer, kent gij Hem zoo? Want, als wij het meervoud wij gebruiken, weet gij toch wat wordt bedoeld? Degenen die een Borg hebben gevonden voor hun ziel en wier leven met Christus verborgen is in God, zijn dan het voorwerp onzer gedachten. Anders toch kennen wij den klank van de stemvork des hemels niet.
Hem, dat is de Volzalige in Zichzelven. Zoo blijft God over in al Zijn heerlijkheid, in den luister Zijner deugden. Zalig, wanneer waarlijk met den dichter van Psalm acht en veertig mag worden getuigd: Want deze God is onze God eeuwig en altoos, Hij zal ons geleiden tot den dood toe. Ja, de Heere is groot en zeer te prijzen in de stad onzes Gods, op den berg Zijner heiligheid.
O God, wij gedenken uwer weldadigheid in het midden uws tempels.
Hem zij de heerlijkheid... heerlijkheid dat is de erkenning van de majesteit Zijner deugden als God. Hij is een heerlijk God, en die heerlijkheid straalt uit in de werken Zijner handen. Want God heeft zich geopenbaard. De heerlijkheid Gods in het algemeen is de majesteit en de luister die God bezit. Van al de deugden Gods en van heel Zijn zelfopenbaring en genade straalt majesteit en luister uit. Steeds treedt de Heere in een heerlijke gestalte op tegenover het schepsel. De heerlijkheid kenmerkt al Zijn doen. Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht; sterkte en sieraad in Zijn heiligdom.
Die heerlijkheid openbaart zich in de gansche schepping; Hoe heerlijk is Uw naam op de gansche aarde... o, Heere onze Heere! Gij, die uwe majesteit gesteld hebt boven de hemelen. Zijn luister omringt Hem. Zijn glorie geeft haar glans alom!
Deze heerlijkheid verscheen aan Israël in bijzondere teekenen: Zie, de Heere heeft ons Zijn heerlijkheid en Zijne grootheid laten zien, en wij hebben Zijne stem gehoord uit het midden des vuurs; deze dag hebben wij gezien, dat God met den mensch spreekt en dat hij levend blijft.
De heerlijkheid Gods vervulde den tabernakel en den tempel en deelde zich mede aan het volk van Israël. Bovenal werd zij openbaar in de verschijning van Christus. In Hem worden Gods deugden openbaar, hoewel omsluierd vanwege het lijden des doods, dat op Immanuël komen moest, zou Hij Gods deugden verheerlijken. Op den Thabor blonk Zijn aangezicht gelijk de zon schijnt in hare kracht. En iets van dien luister straalde af op Stefanus, toen hij stond voor den Joodschen raad en zijn aangezicht blonk en hij zeide: ik zie den Zoon des menschen staande aan de rechterhand Gods.
De Vader heeft den Zoon, als Zijns lijdens loon, eene heerlijkheid gegeven, die allesovertreffend is. Hij is met eer en heerlijkheid gekroond en Hem is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Hij is verheerlijkt met de heerlijkheid, die Hij bij den Vader had eer de wereld was, als Sions gezegende Borg en Middelaar.
De apostel ziet door den bolster der tijdelijkheid heen en schouwt in het geloof de heerlijkheid Gods. Hem moet lof y/orden toegebracht; die moet worden erkend in blijde zaligheid des harten.
Hij ziet de dingen des tijds bij het glanzende licht der eeuwigheid, dat zijn ziel doortintelt. Thans schijnt het vaak, alsof Gods raad en werk niet heerlijk ware, als de zonde, de leugen en de dood schijnen te heerschen, terwijl de rechtvaardige lijdt. Golgotha wordt heerlijk door de opstanding, maar is anders in het donker gehuld. En toch, zelfs die duisternis aan het kruis is openbaring van Gods heerlijkheid.
Hem zij de heerlijkheid... ,,En alle schepsel dat in den hemel is, en op de aarde en onder de aarde en die in de zee zijn, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op den troon zit en het Lam, zij de dankzegging en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.
Zoo mag de heilige Paulus ingaan met een biddende ziel in de zake zijns Gods met zielsverlangen naar de eere van zijn heiligen naam. Hij begeert met alle schepselen te wentelen om dat ééne en eenige middelpunt, dat is de spil, de grond en het einddoel aller dingen... de heerlijkheid Gods.
Hier is de aanbidding nog telkens onderbroken, maar eenmaal zal ze vol en zonder storing zijn, als de eerste dingen zullen zijn voorbijgegaan.
Hij is de volzalige God, die niet van noode heeft van menschenhanden gediend te worden als iets behoevende, dewijl Hij allen den adem en het leven en alle dingen geeft.
Door de zonde zijn wij blind en doof geworden. Wij beluisteren Zijne sprake niet meer en hooren Zijne stem niet. Wie is de Heere in onze gedachten en overleggingen van nature? Ach, het hart des menschen is vol van allerlei dingen maar niet van God. W a t zijn we toch eigenlijk God-loos en leeg van God en goddelijke zaken. Echte zonen en dochteren Belials, lieden waar niets wezenlijks in is. Geen wonder, dat Gods heerlijkheid ons onder het oordeel besluit en zegt: Tezamen zijn zij onnut geworden! Onnut! Om weg te werpen! We smaden onzen Maker en onteeren onzen Formeerder. Daarom is de ontmoeting met den levenden God zoo angstwekkend en zielaangrijpend. W e e mij ik verga, riep Jezaia uit, want mijne oogen hebben den Koning, den Heere der heirscharen gezien.
Het doel der verlossing is de glorie zijner heerlijkheid. Gij zult Mij eeren. Ach, wat is er veel klagen en kermen voor en na de toebrenging, terwijl men het er toch zoo in kan uithouden. Is er dan geen heerlijkheid in dien grooten God en Zaligmaker? W i e is Hem gelijk onder de kinderen der sterken? O Heere God der heirscharen, wie is als Gij? grootmachtig, o Heere en Uw getrouwheid is rondom U.
Wie zou U niet vreezen, o Heere, en Uwen naam niet verheerlijken, want Gij zijt alleen heilig, want alle volken zullen komen en voor U aanbidden.
Hem zij de heerlijkheid...
In het voorbijgaan merken we nog op, dat er graden zijn in de aanbidding. Aanbidden bij Bethlehem: een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven! Aanbidden bij Golgotha en in den hof van Jozef. Aanbidden op den Olijfberg en op den Pinksterdag. Hier ontmoeten wij de aanbidding in haar diepsten en rijksten vorm op deze aarde en staan als in het voorportaal des hemels. Verheerlijking van den almachtigen liefhebbenden drievuldigen God! Buig u diep, o mijn ziel; kniel in het stof voor dien machtigen God. In Hem is al mijn heil, mijn eer.
Christus is opgewekt tot heerlijkheid des Vaders en de Vader heeft den Zoon verheerlijkt als Middelaar met de heerlijkheid, die Hij bij Hem had eer de wereld was. En door de uitgaande heerlijkheid Gods bestraald, worden Gods kinderen veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. Immers de geest der heerlijkheid rust op hen. Gelijk zij ook geroepen zijn om heerlijkheid te beërven.
Het moge dan gaan door leed en druk, het zwaarste kruis is veder-licht vergeleken bij het gansch zeer uitnemend gewicht der eeuwige heerlijkheid die aan Gods kinderen zal worden medegedeeld.
Doch de enkeling kan die heerlijkheid Gods niet uitroepen. „In de gemeente", zoo voegt de apostel daarom toe. Met de gemeente wordt aangewezen het volk Gods. Steeds heeft onze vertaling dit woord gemeente gebruikt en niet „de Kerk". Alleen in Handelingen 19 komt voor: kerkbewaarster en kerkroover, doch daar worden ook geheel andere woorden gebruikt en gaat het-juist niet om Gods Kerk. Het gaat dus om de ware christgeloovigen, om de vergadering der geloovigen, hetzij op een bepaalde plaats, of in een land, hetzij over de gansche aarde verspreid.
Het woord gemeente doet denken aan de gemeenschap der geloovigen onderling. De apostel roept dus Gods gemeente op om den Heere te erkennen voor Zijne weldaden, om Zijne deugden te verheerlijken. De wereld is stom voor Gods lof, dat dan toch de gemeente zinge! Bij het naamchristendom is veel ijdelen waan en valsche roem, dat de ware gemeente prijze en Zijnen naam verhooge. De gemeente is het volk Gods als eenheid in Zijn Hoofd Christus. Zij zijn toch een koninklijk priesterdom. In Zijne gemeente heeft Hij Zijne deugden geopenbaard als nergens elders. Hij heeft zich door den Zoon verheerlijkt in Zijn strenge recht en onuitsprekelijke liefde. In de gemeente gaat het om God. Maar de lof is betamelijk. De aanbidding echter is in dit leven onvolkomen. Och, of nu al wat in mij is. Hem prees, bad David. Daarom is het zoo gelukkig, dat de heerlijkheid des Heeren door den Middelaar den Heere wordt gebracht volkomen. Ach .anders kwam God te kort aan lof. Maar daarom blikt onze ziel op naar onzen Voorspraak, onzen biddenden en dankenden Hoogepriester, aan des Heeren rechterhand.
Hem zij de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus... Hij alleen is welsprekend genoeg om Gode te brengen de aanbidding, die Hem toekomt. Zijne lippen zijn gezalfd Zijne tong ruischt als een harp. Hij is de Opperzangmeester van het koor Zijner gezegenden. Door Christus zelf wordt Gode aanbidding toegebracht. Hij is de dankzeggende Hoogepriester. Doch ook de lof der Zijnen is alleen door Hem ontvankelijk in den hemel. Hij is de bedienaar des hemelschen heillgdoms. Hoewel Hij is gezeten aan Gods rechterhand, omdat het werk van de verwerving der zaligheid voltooid is, kon toch Stephanus Hem zien staan aan de rechterhand des Vaders in Zijnen troon, omdat Hij het Heiligdom des hemels bedient en de verworven schatten der genade uitdeelt. Hij is het Hoofd der gemeente. Hij moet voor ons spreken met die lippen waarin genade is uitgestort. Aanbidding Gods door en.voor het Lam! Het prijzen der Kerk beantwoordt niet aan de hooge majesteit en de reinheid Zijner deugden. Onze lippen zijn bezoedeld. Maar al hun gebrek is in Hem gedekt niet alleen, doch in Hem zijn ze volmaakt en Gode aangenaam. De Heilige Geest aanbidt in en door hen, hen bedienende uit de volheid van Christus. Zij brengen geestelijke offeranden, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. Hij maakt Zijn volk zalig van hunne zonden, want Hij is waarlijk Jezus, Zaligmaker. Maar Hij is ook de Gezalfde Profeet, Priester en Koning, de Christus, die hen ook zijner zalving deelachtig maakt. Zijne gemeente is een koninklijk priesterdom. Hij sprak in Zijn lijdenspsalm: In het midden der gemeente zal Ik U prijzen. Daarom wekt Hij wederkeerig op: Gij, die den Heere vreest, prijst Hem: alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot den Heere bekeeren en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.
Doch in dien psalm teekende de Heere Jezus ook nog een andere lijn :het zaad zal Hem dienen; het zal den Heere aangeschreven worden tot in geslachten.
Die gedachte voegt de apostel toe als hij zegt: in alle geslachten.
Hij blikt in het voornemen Gods in Christus. Niet alleen de gemeente zijner dagen roept hij op om te aanbidden, maar de lof der aanbidding zal den Heere alle eeuwen worden gebracht, want steeds zal de Heere eene Kerk hebben op aarde tot den jongsten dag. Geslacht aan geslacht zal U prijzen. Mozes mocht gewagen van de bewaring des Heeren: Heere, Gij zijt ons een toevlucht geweest van geslacht tot geslacht.
Ook in deze benarde tijden heeft de Heere een overblijfsel naar de verkiezing der genade. En die verkiezing wordt uitgewerkt in het Verbond der genade in de lijn der geslachten. Het is een sombere gedachte dat de ouden heengaan, maar de Heere heeft beloofd: in de plaats der Vaderen zullen de zonen zijn.
Daarom moge Gods gemeente bedenken om het toebetrouwde pand rein te bewaren om het over te geven aan het navolgende geslacht. Gelukkig echter dat de Koning der Kerk blijft. Hij heeft beloofd: Ik ben met ulieden alle de dagen tot aan de voleinding der wereld. Dat geeft rust temidden van al het wisselende en vergankelijke.
Gij hebt ons Gode gekocht met uw bloed, zong de verloste schare, uit alle geslacht en taal en natie. Zoo zwelt het lied der aanbidding aan en kon Johannes door de geopende hemeldeur hooren eene stem als van vele wateren en sterke donderslagen; als van een machtigen waterval, zingende een nieuw lied voor den troon.
In alle geslachten... Geslachten van het verkoren volk Israël, geslachten uit Jafet en Cham. Ik zal Rahab en Babel vermeld enonder degenen die Mij kennen; zie, de Filistijn en de Tyriër met den Moor, deze is aldaar geboren.
Tot alle eeuwigheid, of zooals er staat, tot eeuwigheid der eeuwigheden.
De apostel mag den lof des Heeren bezingen en met zijn hart aanbiddend zich verliezen in de deugden zijns Gods. Een rijke en heerlijke toekomst ontsluit zich voor zijn hart. O eeuwigheid, o eeuwigheid der heerlijkheid! Eeuwig genieten van de gemeenschap met den volzaligen God zal het deel hunner erve zijn. Gelijk zij een gansche eeuwigheid van zaligheid tegemoet gaan waarin storeloos geluk hun deel zal zijn, hebben zij ook een gansche eeuwigheid noodig om Hem heerlijkheid te geven. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Deze bijvoeging: in alle eeuwigheid of tot in der eeuwigheid, komt vaak voor achter beloften en verklaringen van Gods zijde en na dank- en lofverheffingen der menschen. In het diepe gebed raakt onze ziel los van den tijd en leeft in in de eeuwigheid. In dat eeuwige alleen is God. Wij worden losgemaakt voor een wijle uit de beklemming des aardschen levens. Als de beginselen der eeuwige vreugde door onze ziel trillen geeft ook de harp onzes harten een eeuwigheidstoon te beluisteren. Ik hef mijne ziel op tot U. God der Goden! Alle gedachten en de gansche lust des harten trekken zich samen op den God en Vader onzes Heeren Jezus Christus.
De wereld is geheel vergeten en weggezonken in verwondering en aanbidding strekt zich de ziel uit naar de eeuwigheid. De stroom van aanbidding zwelt aan in de lijn der geslachten en stort zich uit in den oceaan der eeuwigheid. Nu moeten zij Zijn grooten naam en deugden eeren en gij mijn ziel, loof gij Hem bovenal. Nu zijn ze kinderen Gods, nu aangenomen en aangenaam in den Geliefde. Nu zijn hunne voeten gezet op een rotssteen en een nieuw lied is in hunnen mond. Doch een zalig verschiet opent zich. De druiven van Eskol worden aangedragen en leggen getuigenis af van Kanaans rijkdom, maar wij moeten de bergen overtrekken en dat land in bezit nemen. Dan schijnt eeuwig de middagzon der genade en een storelooze dag breekt aan zonder avond, een dag zonder wolken. Lezer, let eens op het aangrijpend verschil met de eeuwigheid der rampzaligheid. De rook hunner pijniging gaat op tot in alle eeuwigheid. Dat zal uw deel zijn buiten Christus. Gij zult dan niet deelen in de aanbidding der zaligen. Gij zult geen kroon hebben om aan de voeten van Immanuël neer te werpen en nimmer beluisteren het gezang aan de glazen zee. Gij leeft nog onder het aanbod van genade en Hij roept nog: Wendt u naar Mij toe! Gij draagt het teeken des Verbonds aan uw voorhoofd.
De apostel eindigt met een Amen.
Dit woord beteekent vastheid en deze uitdrukking omvat trouw en vastheid. Zoo wordt God bij Jezaia geheeten de Amen, vertaald door: „God der waarheid". Zoo verkreeg het woord Amen den zin van: hetgeen waarachtig is. Aan het begin of het slot van een verklaring wordt het gebruikt om te betuigen, dat de verklaring vast en zeker is. Vooraan den zin wordt het vertaald door: Voorwaar, voorwaar! Aan het slot hebben onze vertalers het onvertaald gelaten en zoo is het in onze gebeden overgegaan. In Israël kwam het op tweeërlei wijze voor. Als slot van een gebed, maar ook werd het gebezigd om instemming uit te spreken. Vervloekt zij de man, die een gesneden of gegoten beeld zal maken en al het volk zal zeggen: amen.
Dit amen der instemming kwam ook voor in de oude Christelijke kerk. Denk maar aan het woord van Paulus: Indien gij dankzegt met den geest, hoe zal degene, die de plaats eens ongeleerden vervult, amen zeggen op uwe dankzegging?
Amen dan is de instemming der gemeente! Soms komt het in de brieven ook wel midden in een zin voor. Dewelke is God boven alles te prijzen in der eeuwigheid. Amen!
Dit amen wordt zeker door ons allen veel misbruikt. Het is vaak een woord om te zeggen dat ons gebed ten einde is. Maar het beduidt volstrekt niet altijd dat wij veel zekerder gelooven, dat ons gebed van God verhoord is dan wij weten van God gebeden te hebben. Het moet zijn, gelijk het hier is, een woord des Heiligen Geestes. Dan wordt het amen voor God gebracht als een dankzegging des vertrouwens.
Het is een woord van rust. Zóó zal het zeker zijn! De rust der eeuwigheid waait als een zachte koelte over den akker der ziel. Gelijk het geloof zijn „amen" kent op de beproeving en de smart. Heere het is alles goed, zoo kent het ook het „amen" van toegezegde eeuwigheidsrust. Het rustpunt van de ziel des apostels is in God en de eeuwige verheerlijking Zijner deugden.
Daarom is het ook een amen der begeerte des harten. Zie ik kom haastelijk! Ja. kom Heere Jezus, Amen! Zijn ziel rust in die zalige toekomst, doch tegelijk verlangt zijn hart naar den dag der eeuwigheid waarin al Gods werken Hem zullen prijzen. Hij verlangt met alle schepselen te wentelen om dat eene en eenige middelpunt, dat is de spil, de grond en het einddoel aller dingen. God moet verheerlijkt worden in vriend en vijand beide. Het amen op al Gods werken!
Dit is een „amen" van bevestiging des geloofs. W i j kunnen slechts waarlijk „amen" zeggen op hetgeen wij gelooven waar te zijn, zoo zeker, ja zekerder als wij zelf bestaan. Meent gij niet dat de volzalige drievuldige God des Verbonds, Vader, Zoon en Heilige Geest verheerlijkt zal worden; is, en wezen zal? Verheerlijkt in Zichzelven, verheerlijkt door engelen en zaligen, daar al de werken zijner handen? Gelooft gij niet, dat de inwoners van dorre plaatsen voor Hem zullen knielen en de vijanden het stof zullen lekken? Dat de schare, vergaderd doordat Hij tot het Noorden zegt: geeft en tot het Zuiden houdt niet terug, breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde. Hem eeuwig zal aanbidden en heerlijkheid geven? Ja, daarop zeggen wij amen temidden van de hardnekkigheid der wereld, temidden van het woeden der volkeren, want het geloof rust in den God der waarheid.
Dit amen vertolkt ook de blijdschap des harten. Evenals een koning in Israël werd gezalfd en het volk jubelde van vreugde, zoo juiche de Kerk: de Koning leve, de Koning leve en al het volk zeggen: Amen. Dood en hel heeft Hij overwonnen. Laat ons blijde zijn en Hem heerlijkheid geven! Blijdschap is de glorie van het Lam. Zijn naam en roem zal eeuwig bloeien. Paulus kroont Sions Vorst.
Zoo is het tenslotte ook een amen der beslissing. Sion verbindt zich tot den lof en de aanbidding des Heeren. Die God is onze zaligheid, wie zou die hoogste majesteit dan niet met eerbied prijzen! Ik zal mij buigen op Zijn eisch! Zijn grootste eere bereidde Hij zich in de schare die niemand tellen kan, gewasschen in het bloed des Lams, onstraffelijk gesteld voor Zijne heerlijkheid in vreugde.
Zoo is dan de inzet van onzen levenskamp niet voor een verloren, maar gewonnen zaak. Gij hebt ons, o volzalige God, tot een bijzonder doel in deze wereld gesteld. Dat is Uw vrijmacht! Om het doe! ons te doen bereiken, schenk ons Uw kracht!
Ons amen is slechts zwak doch welgemeend. Straks zal ons amen zich verliezen in het Hallelujah der eeuwigheid! Amen, Hallelujah!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een voorbede om wasdom IX

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's