Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Open brief van Predikanten II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Open brief van Predikanten II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals de vorige maal gebleken is, hebben een aantal predikanten, waaronder eenige Amsterdamsche van Confessioneele richting, wier namen in ons kerkelijk leven niet geheel onbekend zijn, een Open brief ons gezonden, met het verzoek er bij, dat ook wij daaraan adhaesie zouden betuigen. En gelijk wij reeds hebben opgemerkt, verscheen deze brief, die eene voortzetting is van de politieke bemoeiingen van enkele Amsterdamsche predikanten met de demping van de onlangs te Amsterdam voorgevallen onlusten, op een tijdstip, waarop de positie der regeering en de waardeering, die zij bij de massa ook der welgezinden ondervindt, niet meer van dien aard is, als wij, gegeven de moeilijke omstandigheden, zouden wenschen. Ook maakte ik er reeds opmerkzaam op, dat het grootste deel van dezen Open brief gewijd is aan de belangen der Nat.-Soc. Beweging, die onder leiding van den heer Mussert staat.
Dit geeft aan dezen brief een eigenaardig karakter, stempelt dien tot een stuk propagandistische litteratuur. Dien ten gevolge is deze Open brief wezenlijk een politieke brief, die de strekking heeft voor deze, door de regeering op den index geplaatste, beweging propaganda te drijven. Zooals ik vroeger reeds meer dan eenmaal betoogd heb, geloof ik niet, dat de houding, die de regeering tegenover deze beweging aangenomen heeft, rechtvaardig en goed kan worden genoemd. Ook acht ik deze, politiek gesproken, onjuist, omdat zij niet doeltreffend is en een omgekeerde uitwerking heeft dan die men er onder ons volk van verwachten kan. Wanneer socialisme en communisme zich ongestoord ontwikkelen kunnen, ambtenaren van die politieke gezindheid ongemoeid worden gelaten, of zich met de enkele mededeeling, dat zij geen lid meer van eene bepaalde politieke partij zijn, kunnen schoon wasschen, ook al zijn zij hun leven lang vurige voorstanders geweest van zulk eene revolutionaire beweging, dan is het duidelijk, dat de door de regeering tegen de N. S. B. aangenomen houding op het zachtst gesproken, verwondering eerst, daarna wrevel wekt in veler gemoed. Die houding wordt niet begrepen. En alle redeneeringen om haar aannemelijk te maken, stuiten af op het gevoelsargument, dat die andere partijen even gevaarlijk niet alleen, maar wezenlijk nog veel meer revolutionair zijn. Dit alles ontkennen wij dus niet en wij begrijpen het, en kunnen dus den onwil verstaan, waarmede deze houding der regeering wordt beoordeeld.
Ons bezwaar is dus niet, dat deze predikanten over deze regeeringshandeling ontevreden zijn, want daarvoor is eenige grond. Doch wel is ons bezwaar, dat deze Open brief wordt besloten met de plechtige verklaring, dat de schrijvers zich verre houden van alle politieke actie. Die verklaring luidt aldus:

Doel dezer verklaring tot U, Overheid en Volk, is alzoo niet (het zij tegen mogelijk misverstand met nadruk opgemerkt) ons te mengen in zaken van Staatsbeleid of politieken strijd in dezen zwaren en verwarden tijd (wij zwijgen derhalve over de vragen van opheffing der Communistische Partij Holland, over de Zondagsontheiliging door optochten met vaandels en muziek, over afslachting van vee en vernietiging van levensmiddelen, en zooveel meer), maar uitsluitend U, Overheid te bezweren uw van God gegeven gezag nooit te gronden op of te gebruiken tot iets, dat den toets van Waarheid en Gerechtigheid niet ten volle zou kunnen doorstaan. En U, volk van Nederland, Christenen en niet- Christenen, te bezweren u in uw politicken en socialen strijd niet te bedienen dan van de wapenen dier Waarheid en Gerechtigheid, die gij onder het oog van den Almachtige slechts voeren moogt.

Het doet mij leed, het te moeten opmerken, maar wanneer, zooals hier geschiedt, onder aanroeping van Gods Naam de Overheid wordt bezworen zich alleen te bedienen van de wapenen der Waarheid en der Gerechtigheid, terwijl men zelve bezig is onder den schijn van politieke onthouding politiek te drijven, dan wordt aan zulk een schrijven een glimp van onwaarschijnlijkheid opgelegd, die even sterke zoo niet sterker, dissonanten verwekt, dan de houding der regeering tegenover de N. S. B.
Het feit is, dat deze heeren wel aan politiek doen in dezen Open brief, dat zij zich wel mengen in het staatsbeleid en dat zij wel een politieken strijd voeren.
Ik zal het dezen predikanten allerminst ten kwade duiden, dat zij politieke voorliefde hebben en politieke inzichten voorstaan. Doch ik acht het absoluut verwerpelijk deze te bedekken onder vrome bezweringen, die aan hun protest een schijn van objectiviteit moeten geven en het doen voorkomen, als hadden wij hier een getuigenis van belangelooze toeschouwers, die alleen om der waarheid wille spreken. Dit is eene ontoelaatbare handelwijze, waarvan zij misschien niet allen de strekking hebben doorzien, maar die toch bij nader overwegen aan niemand hunner ontgaan kan. Deze Open brief is een politiek stuk.
En dit politieke karakter blijft niet uitsluitend bepaald tot hun protest in zake de houding der regeering tegenover de N. S. B., maar dat politieke karakter is niet minder duidelijk in hunne klacht over ,,de verlaging van de ondersteuning onzer werklooze en andere behoeftige medeburgers", over „de daarnaast nog altijd gehandhaafde cumulatie van traktementen en pensioenen uit de berooide kassen van Gemeenten, Provinciën, Rijk en Overzeesche gewesten".
W i e deze dingen leest en daarna de ontroerende bezwering verneemt, dat deze Broeders niet aan politiek doen, zich niet mengen willen in vragen van staatsbeleid, die moet zich toch even de oogen uitwrijven en voelt de vraag opkomen: „hoe heb ik het nu?" Deze bezwerende Broederen brengen ons midden in de politiek, drijven politiek en dat nog wel op de meest onverantwoordelijke wijze, op eene wijze, die daarom onverantwoordelijk is, omdat zij, behalve dat zij blijk geeft van gebrek aan grondige kennis van zaken, ook, en dat zal dezen Heeren vreemd in de ooren klinken, omdat zij onrechtvaardig is.
Ik heb mij over het manifest der Amsterdamsche predikanten ten tijde der Amsterdamsche onlusten niet uitgelaten, hoewel mij een oordeel gevraagd werd. Ik liet dit na, omdat ik het als eene verklaarbare en tot op zekere hoogte te waardeeren gevoelsuiting beschouwde. Maar nu deze predikanten er politieke actie mede gaan voeren, wil ik er iets van zeggen.
Het is zeer bedroevend, dat de welvaart van ons volk op zulk een laag peil is gedaald, dat honderdduizenden werkeloos werden. En nog bedroevender is het lot der werkeloozen, die, hoewel zij willen en kunnen werken, worden overgeleverd aan den steun. Voeg daarbij, dat de levensbenoodigdheden op een abnormaal hoogen prijs worden gehouden en het is duidelijk, dat de armoede in de gezinnen der werkeloozen als een grijnzend spook rondwaart. En het is ook begrijpelijk, dat de predikanten bij hun huisbezoek op die ellende stooten, er door worden aangegrepen in hunne ziel en er door worden ontroerd. Dit alles is volkomen menschelijk. Dat zij daarop dan ook de aandacht vestigen van de regeering, wie zou het hun euvel duiden, al rijst er twijfel of het tijdstip, waarop dit geschiedde, erg gunstig gekozen was. De eerste taak der Overheid is toch zeker: de handhaving der maatschappelijke orde. Zoodra de Overheid niet meer bij machte of willens is deze te handhaven, is de revolutie tot heerschappij gebracht. En men behoeft toch waarlijk geen profeet te zijn, om te voorspellen, dat onder het woelen der revolutie het met de werkeloozen niet alleen, maar met het geheele volk er nog veel ellendiger zal uitzien.
Al was dus voor de klacht dezer predikanten grond, dan komt het mij toch voor, dat het tijdstip, waarop zij daaraan uiting gaven, uiterst slecht gekozen was. Het ware dan ook niet slechts veel beter, maar ook veel prijzenswaardiger geweest, wanneer deze predikanten lang te voren, toen de verlaging in het zicht kwam, zich op audiëntie hadden begeven om de regeering in te lichten over het dreigend leed in de gezinnen der werkeloozen.
Maar nu de werkeloozen-steun zelve. Achter ons ligt een tijd van groote welvaart. De Marxistische beweging heeft over de gansche wereld en ook hier te lande de weelde-zucht opgedreven, zooals nu blijkt, verre boven de grenzen van het volksvermogen. De regeering werd daarin meegesleept. Wij hebben kunnen waarnemen, en de Heeren predikanten hebben dit toch even goed gezien, dat deze weelde-zucht werd gesterkt door de groote Marxistische arbeidersorganisaties, die door allerlei middelen de loonen opdreven. De „groote bonzen" zijn spreekwoordelijk geworden. In politieke en andere lichamen verschenen deze als agenten om de loonen op te drijven, zoodat heel ons bedrijfsleven in voortdurende onrust werd gehouden. De vraag of de maatschappij dit alles dragen kon, kwam niet in het geding. De leuze was en bleef, ik heb het den Heer Albarda zelve in de Kamer hooren uitjubelen: „Excelsior!" En in dat „Excelsior!" was de loonstandaard eigenlijk het eenige. En vooral in de groote steden is dit proces tot het waanzinnige doorgevoerd. Het was niet genoeg, dat de menschen het goed hadden. Zij moesten het altijd beter hebben. En de vraag of het betaald kon worden, kwam heel niet in aanmerking.
Doch nu is de tegenslag gekomen. Heel het Marxistisch kaartenhuis zakte ineen. Het Nederlandsche volk is bezig zijn laatste reserves op te teren. De eene helft, die nog werkt, moet ook werken voor de andere helft, die niet meer te werken heeft. De fondsen raken op en de regeering staat voor de grootste, dikwijls zelfs voor onoplosbare moeilijkheden. Zij moet al doen wat in haar vermogen is om het weeldepeil te doen dalen tot den graad door de werkelijkheid aangewezen. Vindt zij nu bij deze toch uiterst zware taak steun bij diezelfde vereenigingen en bewegingen, die het „Excelsior" zongen? W i j zien, dat zulks niet het geval is. Diezelfde Marxistische groepen staan alle verlaging op het normale peil tegen tot het uiterste.
En al moge het nu waar zijn, dat de regeering fouten begaat, dat er in hare politiek met betrekking tot dit ingrijpend vraagstuk een en ander is, dat wij niet goed kunnen keuren, is het dan billijk, terwijl zij alles doet, wat zij kan om de werkeloozen het meest mogelijke nog te geven, haar van onrechtvaardigheid te beschuldigen, wanneer de finantieele toestand des lands haar dwingt over matiging van steun te gaan denken? Ja, laten de protesteerende predikanten zich eens afvragen, of het dan niet eerder op den weg der millioenen- rijke vakvereenigingen ligt, hunne schatten te openen en nu in dezen nood te besteden tot een steun der werkeloozen, waaronder er velen zijn, die in betere dagen die kassen hebben helpen vullen? De „bittere en bijtende armoede", waarover deze protesteerende predikanten klagen, zou alzoo dan toch van die bijtende bitterheid kunnen worden ontdaan, wanneer, zij het dan ook deze voor andere doeleinden opgehoopte rijkdommen, daartoe werden aangelegd.
Het protest dezer predikanten is ongetwijfeld rein politiek van karakter. Of het gezonde politiek is, daarover een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's

Een Open brief van Predikanten II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1934

Gereformeerd Weekblad | 1 Pagina's