Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorttrekken I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorttrekken I

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Numeri 10: 34.—36. En de wolk des Heeren was des daags over hen, als zij uit het leger verreisden. Het geschiedde nu in het optrekken van de Ark, dat Mozes zeide: Sta op, Heere, en laat Uwe vijanden verstrooid worden en Uwe haters van Uw aangezicht vlieden. En als zij rustte, zeide hij: Kom weder, Heere, tot de tienduizenden der duizenden Israëls.

Zoo heeft Mozes met zijn zwager Hobab gesproken en hem dringend genoodigd mee te trekken naar Kanaan. We weten met welk gevolg. Drie dagreizen gaat hij mee en wil dan wederkeeren tot het land zijner maagschap.
In de daaropvolgende verzen verhaalt de heilige schrijver ons het algemeen geschieden bij den optocht naar het beloofde land. Ze vertrekken van den Sinaï. Daar gaf Ik hun (Ex. 20 : 11) mijne inzettingen en maakte hun mijne rechten bekend; dewelke zoo ze een mensch doet, zal hij door dezelve leven.
Israël is bij den Horeb ingegaan in het verbond, dat de Heere had opgericht. Het is een volk met een schoon geheel van wetten voor staat en maatschappij en godsdienst. De volmaaktste wetten tot regeling en heiliging van heel hun leven werden hun deel. God zelf was hun Koning, die hun in vuur- en wolkkolom leidend en beschermend vóórging naar het land der belofte. En een schoone priesterlijke dienst der verzoening, der aanbidding en der verheffingen Gods was onder hen ingesteld.
Ze waren den Heere een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk. „Ik bekleede u met gestikt werk en Ik schoeide u met dassenvellen en omgordde u met fijn linnen en bedekte u met zijde. Ook versierde Ik u met sieraad en deed armringen aan uwe handen en eene keten aan uwen hals. Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht en oorringen aan uwe ooren en eene kroon der heerlijkheid op uw hoofd. Zoo waart gij versierd met goud en zilver, uw kleedij was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem en honig en olie; en gij waart gansch zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werd. Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uwe schoonheid; want die was volmaakt door mijne heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere Heere.
Zoo was Israël een voorbeeld en tevens beginsel van de gemeente, die het lichaam van Christus is en Zijne Bruid.
Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig; hare kleeding is van gouden borduursel. Christus heeft de gemeente liefgehad en Zichzelven voor haar overgegeven, opdat Hij haar heiligen zoude, haar gereinigd hebbende door het bad des waters door het woord; opdat Hij haar zichzelven heerlijk zoude voorstellen; eene gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zoude heilig zijn en onberispelijk. In latere tijden klaagt de profeet; Waar is Hij, die Zijnen Heiligen Geest in het midden van hen stelde? Die den arm zijner heerlijkheid deed gaan, aan de rechterhand van Mozes?
Het was toen de zangtijd van Israël, de tijd harer jeugd, de liefde harer ondertrouw, toen ze den Heere. nawandelde in de woestijn, in onbezaaid land. Maar vergeten wij dan niet welke donkere schaduwen er ook toen waren, schaduwen der zonde, die het licht des Heeren verdonkerden. Voor uw geest treedt de zonde met het gouden kalf. De openbaringen van het ongenoegen des Heeren. Wij denken aan de verbreking der eerste twee tafelen der wet en aan de drie duizend, die door het zwaard der Levieten vielen. En onderweg zal het vooral niet beter worden. Maar, als het volk in later tijden terugziet op zijn geschiedenis, dan is toch overheerschend in dat eerste tijdperk de aureool van Gods verborgenheid, die over hun tente was en van hun geplant zijn als een edele wijnstok, als een geheel getrouw zaad door de hand des Heeren (Jer. 2 : 21).
Met welk een blijdschap hebben zij hunne goederen geofferd, opdat de werkmeesters alle gereedschappen van het Huis des Heeren en alle priesterkleeding zouden toebereiden. Door Jeremia klaagt de Heere: Hoe zijt gij Mij dan veranderd in verbasterde ranken eens vreemden wijnstoks? Maar God zal Zijn trouw bewijzen aan een ontrouw volk, dat Hij in liefde had gekend en aangenomen. Er komt aan den ingang van Kanaan weer een dal van Achor, een dal der beroerte, waar de zonde in hare bittere vrucht wordt gekend maar ook beweend en weggedaan. Zoo wordt het dal Achor tot een deur der hope, vanwaar hare wijngaarden aanvangen en waar zij zal zingen als in de dagen harer jeugd, als ten dage toen zij optoog uit Egypteland (Hoz. 2 ; 14).
Zoo is de weg des Heeren met zijn volk de eeuwen door. Die weg is afgespiegeld in zijn leidingen met Israël.
Heden zien wij hen optrekken van den Sinaï. Niet zoo lang daarna zijn ze in de woestijn van Paran, te Kades Barnea, aan de Zuidgrens van Kanaan. Recht toe recht aan is de afstand van Horeb, door den weg van het gebergte Seïr, naar Kades Barnea, vanwaar ze verspieders gezonden hadden, de grens van het beloofde land, slechts elf dagreizen (Deut. 1 : 2 ) . Maar, wij weten dat de Heere in zijnen toorn gezworen heeft over dat geslacht: Zoo zij in mijne rust zullen ingaan; en hoe Israël nog 38 jaar, na vlak bij Kanaan geweest te zijn, heeft moeten omzwerven in die groote en vreeselijke woestijn waar vurige slangen en schorpioenen en dorheid, waar geen water was (Deut. 8 : 15) een land van wildernissen en kuilen, een land van dorheid en schaduw des doods, een land waar niemand doorging en waar geen mensch woonde (Jer. 2 : 6 ) . In deze groote woestijn, Paran, zwierven ze rond. Maar, nu was dit het bewijs dat de Heere, de God Israëls, in den toorn des ontfermens gedenkt, dat de teekenen Zijner tegenwoordigheid bleven. Hoe lang en hoe zwaar zij ook Zijn wetten schonden, Hij strafte hen maar naar hunne zonden niet. Zijn zorg voor Israël bleef.
Daarom kan ook worden getuigd: Hij vond hen in een land der woestijn, en in een woeste huilende wildernis: Hij voerde hen rondom, Hij onderwees hen, Hij bewaarde hen als Zijn oogappel. Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijne jongen zweeft, zijne vleugelen uitbreidt en neemt en ze draagt op zijne vlerken, zóó leidde hem de Heere alléén en er was geen vreemd God met Hem.
Hij deed hen rijden op de hoogten der aarde dat hij at de opbrengsten des velds en Hij deed hem honig zuigen uit de steenrots en olie uit de keiachtige rots.
Slangen en schorpioenen konden hen steken. Van rondom waren zij omringd van loerende vijanden, wreede bedoeïnenstammen. En wat had Mozes veel te stellen met het gemengde volk dat was meegetrokken uit Egypte. Maar ach, ook het niet gemengde volk was nog gemengd volk en openbaarde vaak tegen God en Mozes zijn snoode bestaan.
Hoe heeft Mozes te worstelen gehad met het oproer van Korach en den opstand van Dathan en Abiram. Opstandelingen en afvalligen waren onder hen altijd door. Ge zoudt kunnen vragen: is dan de tocht naar Kanaan wel te wagen? Is het: „kom ga met ons" wel te rechtvaardigen? Hoort wie de Heere is en wat Hij doet.
„En de wolk des Heeren was des daags over hen, als zij uit het leger verreisden." Hier wordt ons dus gesproken van eene wonderlijke bescherming.
„De wolk des Heeren." In Ex. 13 wordt verhaald: En de Heere toog voor hun aangezicht, des daags in eene wolkkolom, dat Hij ze op den weg leidde en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte om voort te gaan dag en nacht. Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks. Maar zoo doet de Heere nog. De Wachter Israëls zal niet sluimeren noch slapen. Hij zal Zijn volk niet begeven noch Zijne erve verlaten. Onder het Oude Verbond openbaarde de Heere Zijne tegenwoordigheid in zichtbare teekenen, maar thans blijft de Heere bij de Zijnen naar Zijn genade, majesteit en Geest. En die Geest is de Geest der inwoning in de Kerk, omdat het Pinksteren is geweest. Zoo is dan de tegenwoordigheid Gods heden meer inwendig, en daarom ook inniger en voller dan in vorige eeuwen, toen in Bethlehems stal nog niet de kribbe was voor het Kind, de gegeven Zoon "des Vaders. Toch kan de tegenwoordigheid Gods onder Zijn volk Israël ook in zijn teekenen prediken de huidige gemeenschap en leiding en bewaring van des Heeren Kerk. Zalig, wie verlost uit het Egypte der wereld, uit het diensthuis van den helschen Farao en van den vloek der wet mag optrekken naar het hemelsche Kanaan; een goed en ruim land, met ruischende stroomen en wuivende palmen. Zij zijn daartoe gekomen, niet omdat zij het hebben'gewild, maar omdat genade het heeft beschikt. De vrije gunst die eeuwig Hem bewoog zal alleen de eere ontvangen. Onze Koning is van Israëls God gegeven.
De vuur- en wolkkolom nu was een teeken van de goddelijke tegenwoordigheid. Zij rustte boven den tabernakel en wel daar waar de arke des verbonds stond in het heilige der heiligen. Was het Gods wil, dat de kinderen Israëls zouden voortreizen, dan rees de wolk op en ging verder. Doch zij toefde zoolang tot de priesters den tabernakel, het draagbare heiligdom, uit elkaar hadden genomen naar de eischen des Heeren. De arke des verbonds toch werd door de priesters vóór de kinderen Israëls uitgedragen en boven die arke zag men dan bij dag de wolk- en in den nacht de vuurkolom. En de kinderen Israëls trekken op naar hunne tochten, dat wil zeggen, overeenkomstig de volgorde der stammen die door God was vastgesteld. In die wolk was een zichtbaar teeken van den zich openbarenden God in Christus, de Engel des Heeren, de Engel des verbonds. Het middelpunt nu dier zelfopenbaring was de arke des verbonds, waarin de tafelen der wet lagen onder het gouden verzoendeksel. Daarom was die wolk nauw verbonden met de ark, hoewel zij zich over het geheele leger uitbreidde, maar boven de ark had zij haar middelpunt en aanraking met het volk. Zoodat wij lezen: de arke des verbonds des Heeren reisde voor hun aangezicht, om voor hen eene rustplaats uit te speuren. Immers alleen in de ark des verbonds, in het werk van Christus kon God zich in Israël in gunst openbaren. En de wolk des Heeren was des daags over hen, als zij uit het leger verreisden.
Daarin liet de Heere gevoelen, dat Hij strikt genomen wel alléén boven de arke wonen kon, maar langs dien weg ook onder Zijn volk zich gunstrijk kon openbaren. In Christus dekt God Zijn volk met de vleugelen Zijner liefde. Hij breidde eene wolk uit tot een deksel en vuur om den nacht te verlichten. Denk het u eens in wat dit wilde zeggen in die groote woestijn. Wat moet op deze wijze dit wondervolk de aandacht hebben getrokken van de volkeren van rondom, en van de bewoners der woestijn en die erdoor trokken. De zon brandt aan den hemel, zij is als van metaal, dat gloeit en zie nu: daar boven Israël is schaduw! W a a r komt die schaduw vandaan in dit oord? Een groote wolk schijnt het te zijn, die beschutting biedt tegen de brandende zon. Het is nacht, de hemel licht veel schooner dan alleen door sterrenpracht. Een vuurzuil geeft licht. De Heere wil zeggen: de openbaring van mijn goddelijk Wezen voor mijn volk, ligt in den Zoon mijner liefde. Het was God in Christus die voor het aangezicht van Israël toog. Naar den aard der oude bedeeling was de wolk tegelijkertijd openbaring en verberging Gods. Zij moesten beseffen, dat het licht zou opgaan in een Persoon van wien Mozes profeteerde: Een profeet als mij uit het midden uwer broederen zal de Heere uw God verwekken, naar Hem zult gij hooren.
Nu hebben wij den staf des goddelijken Woords en ervaren: W i e Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben. En de Heilige Geest zal hen in al de waarheid leiden.
Maar deze vuurkolom was iets gansch anders en beters dan het karavaanvuur in een vuuremmer vooruitgedragen. Een middel in de woestijn om bijeen te blijven en den weg niet geheel bijster te raken.
Het waren geen twee wolken, maar ééne wolk met twee gedaanten voor den dag en den nacht. Ook des nachts moest men soms voortreizen wanneer dit den God van Israël behaagde. Zoolang de wolk bleef boven den tabernakel behoefden ze niet op te trekken al zou oorlogsrumoer hen verontrusten. Niemand kon hen leed doen onder die bewaring, Men hoort der vromen tent weergalmen van hulp en heil ons aangebracht!
Wonder toch van ontferming! Zoo handelde de Heere met geen volk op de aarde. Met alle kunstmiddelen, die de cultuur verschaft, is dit licht niet na te bootsen. Alle zonneschermen tesaam kunnen deze schaduw niet vervangen.
De Heere zelf was hunne heerlijkheid en hunne bescherming. T e middernacht wandelden zij in het licht en in de felle hitte van den dag was Hij hun een schaduw zoele. Zie in den geest dit wondervolk optrekken door de woestijn naar Kanaan! Zoo was die wolk in verbinding met de ark het heerlijk teeken van de genadige, heilvolle, beschermende en leidende tegenwoordigheid Gods.
Nog is over Gods Kerk uitgebreid de wolk der genade, die beschut tegen den feilen brand van Gods toorn. Zij werden veilig gesteld door de verdienste en de genade van den Heere Jezus Christus. O zoet koepeldak des hemels, uitgebreid over Israëls leger in rust en op den tocht. Boven den tabernakel. In Christus is Gods gunst, óp Christus rust Gods liefde. In den nacht is Hij ten licht, zoodat zij mogen verstaa.' als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mii levend.
Als zij in de duisternis wandelen en geen licht hebben, dan betrouwen zij op den naam des Heeren en steunen op hunnen God. Zal die wolk hen niet hebben verfrischt door dauw? Paulus zegt toch dat ze in de wolk zijn gedoopt. In ieder geval doet zulks de tegenbeeldige wolk. Gij hebt o God milden regen doen druipen; Gij hebt uwe erfenis gesterkt als zij mat geworden was. Zal dat vuur niet hebben verwarmd in den killen Oosterschen nacht? Zeker geeft de Zonne der gerechtigheid haar warmte óók als het nacht is, want zij gaat nooit onder. Een nacht van lijden; een nacht van gevaren; een nacht van worsteling der ziel. God in Christus is de bedekking der Zijnen. Lezer, zijt gij de Zijne? Zet gij de reis door dit leven voort zonder Borg voor uwe ziel? Of leeft ge van diefstal, zooals velen doen? Behelpt gij u met hetgeen geen God en Christus is? Sta stil, gij Hobab, gij Korach, gij Dathan en Abiram! Merk eens op „Gezeggelijk" en ,,Onkunde"! Versta: „IJdelpraat" en „Wettisch"! Want het konde zijn, dat dit jaar de huichelaren te Sion zullen verschrikken; dat God degenen die hun nest tusschen de sterren bouwden van daar zal nederstooten. Zijt gij als Moab, gerust van uwe jeugd af, omdat gij van vat in vat niet zijt geledigd? Of zijt gij dien mensch gelijk, die met heiligen spot door den Heilige Israëls wordt bejegend? Gij zijt vermoeid van uw groote reis, daarom wordt gij niet ziek. Gij hebt het leven uwer hand gevonden, daarom zegt gij niet: het is buiten hope... Ik zal u uwe gerechtigheden voorstellen en uwe werken, dat zij u geen nut zullen doen, Gij zijt veel te vroom om zalig te worden. Een ander paait zichzelven dat de Heere toch wel bemoeienis met hem maakt. Of wel gij spreekt of preekt over den Heere als uw hoog vertrek en... hebt er nooit vertoefd.
Maar voor den ellendige en nooddruftige is er hoop, dat ze op Mozes bêe mee zullen optrekken, want Mozes is een bidder voor twee.
Van die vuur- en wolkkolom is telkens sprake in het Woord. Toen ze nog aan gene zijde van de Roode zee waren lezen we: En het geschiedde in dezelve morgenwake, dat de Heere in de kolom des vuurs en der wolk zag op het leger der Egyptenaren en Hij verschrikte het leger der Egyptenaren.
In de woestijn Sin verscheen de heerlijkheid des Heeren in de wolk. Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst en de heerlijkheid des Heeren den tabernakel. Dus goddelijke bescherming en heerlijkheid waren met elkander verbonden. Is het anders in de bediening der genade in den nu verheerlijkten Christus? Maar, uit die wolk ging ook vuur uit en verteerde Nadab en Abihu, omdat zij vreemd vuur in het wierookvat brachten voor het aangezicht des Heeren.
Dezelfde heiligheid Gods die in Christus Zijn volk koestert, zal de vijanden verteren. Maar de Heere zal over alle woning van den berg Sions en over zijne vergaderingen scheppen eene wolk des daags en eenen rook en den glans eens vlammenden vuurs des nachts, want over alles wat heerlijk is zal eene beschutting wezen. Zoo was de God des verbonds een verterend vuur voor de verachters des verbonds, maar over Zijne erve breidde Hij Zijnen vleugel uit. Hij zelf is het eeuwige licht, doch rondom Hem zijn wolken en donkerheid. Zoo behoorde dit bij de bedeeling der genade toen de erfgenaam nog een kind was.
Christus is onze vuur- en wolkkolom. Wie Hem volgt zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben. Hij, is de schaduw die beschut en Hij maakt de duisternis voor hun aangezicht ten licht en het kromme tot recht.
In nachten van droefenis en benauwdheid, als onze voeten zich stooten en ons oog dof wordt! Zie, daar richt zich het oog van den pelgrim Gods op Jezus! W a t hoor ik? Ik hoor zingen vol ontroering met gebroken gemoed:

Ik zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen daar ik Hem verwacht.
En mijn hart, wat mij moog' treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

Als de zon der verdrukking brandt, troost Hij ons met vrede en blijdschap door den Heiligen Geest. In vrede zullen zij uittrekken en met vreugde voortgeleid worden.
Lezer, wacht u toch voor de daad van Nadab en wees op uw hoede voor den opstand van Korach. Laat u door Hem bestraffen, gelijk Mirjam en Aäron.
Hij leidde Zijn volk als eene kudde door de hand van Mozes en Aäron. Nog gaat Hij Sion met Zijn heillicht voor. Hij bedekt hen! Hij versteekt hen en wereld, satan en eigen hart ten spijt zal Hij toonen, dat Hij de Zijnen liefheeft met een eeuwige liefde.
En de wolk des Heeren was des daags over hen als zij uit het leger verreisden.
De Heere zal hunnen uitgang en hunnen ingang bewaren in eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Voorttrekken I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 januari 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's