Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth X

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth X

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rom. 10 : 18—einde.
„Maar ik zeg: hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun „geluid is over de geheele aarde uitgegaan, en hun woorden „tot aan de einden der wereld.
„Maar ik zeg: heeft Israël het niet verstaan? Mozes zegt „eerst: Ik zal ulieden tot jaloerschheid verwekken door de- „genen, die geen volk zijn, om een onverstandig volk zal „ik u tot toorn verwekken.
„En Jesaja verstout zich en zegt: Ik ben gevonden van „degenen, die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden „dengenen, die naar Mij niet vraagden.
„Maar tegen Israël zegt Hij: Den geheelen dag heb ik „Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegens p r e k e n d volk."
Sober is de uitlegging, welke Dr. B. aan deze verzen neergeschreven heeft, 't Is alles zoo heel werkelijk, zoo historisch, zoo dichtbij. Het geluid des woords, dat over de gansche wereld uitgaat. Zeker ook aan het zuiver religieus bewustzijn is het niet onbekend, dat er een hooren des Woords is zonder verstaan. De zondestaat wordt daarmede geteekend. Wedergeboorte, d.i. verandering des harten, is noodig om te hooren en te verstaan. Maar daarom is juist het laatste woord niet gesproken, als Dr. B. zegt: ziehier nu de objectieve onmogelijkheid geteekend van het niet kunnen des menschen. De dialectische theologie begint niet bij het begin en zoo zij het doet, geeft zij een verkeerden zin aan de dingen. Voor het geloof staat het vast, dat God den mensch alzoo geschapen heeft, dat hij kon hooren en gehoorzamen. Voor het geloof staat het ook vast, dat nog altijd in den mensch de vonkskens nagloeien van het licht, dat hun in rechten staat heeft verlicht. Voor het geloof staat het vast ook, dat God niet is een God van verre, maar een God van nabij. De godsdienst der volkeren vertoont nog altoos het beeld, zij het ook verwrongen en verdorven, van de kenmerkende trekken van het religieuse leven. Een God van verre, wiens gedachtenis de ziel met schrik en toorn vervult. De arme heiden vreest zijn goden. En toch zoekt hij op een of andere wijze contact. Toch toont hij behoefte aan een God van nabij en als hij Hem niet kent en niet vindt, maakt hij een god van nabij en waant hij hem in den ruischenden wind, in den bruisenden stroom, in het berggevaarte, dat zich trotsch verheft, in de boomen des wouds en de sproeiende bron.
De heiden vindt het niet, doch ook zijn hart is van angst en onrust vol, omdat hij niet heeft, wat zijn leven niet missen kan: een levenden God van nabij.
In Zijn groote genade wil God een God van nabij zijn: „Ik heb Mijne handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk. Ik zal tot jaloerschheid verwekken. Ik ben gevonden van degenen, die naar Mij niet zochten." Het is alles nabij, historische werkelijkheid. Gods ingaan in het leven des menschen, bemoeienis Gods met de menschen.
En dat is nu juist het groote euvel van de dialectische theologie. Zij ontkent zulk een werkelijkheid en zet de geschiedenis tusschen twee haakjes, apart, alsof deze geheel en al buiten Gods dadelijke en onderhoudende bemoeienis ligt, en Zijne voorzienige en alomtegenwoordige kracht niet een onmiddellijke, zij het ook voor ons verborgene en onbegrijpelijke, aanraking van God en alle schepselen ware.
In den grond der zaak komt deze eigenaardige theologie neer op een miskenning, om niet te spreken van loochening, van de even onbegrijpelijke werkelijkheid van de vleeschwording des Woords. Het Woord is vleeschgeworden. God in de wereld. God in deze werkelijkheid van vergankelijkheid en zonde. God in het vleesch. menschgeworden als onzer een, uitgenomen de zonde. Het is het kernpunt, de groote zaak, waar het om gaat. Daarom is er Godskennis in deze wereld, omdat God in het vleesch is gekomen. Israël heeft het verstaan als het gezien heeft op zijn Messias. Wat weet de wereld van een Messias? In Israël was het licht opgegaan over de werkelijkheid dezer wereld, over haar verdorvenheid, haar ondergang en verlorenheid, maar ook over haar verlossing en de opgang van een nieuwen dageraad, als God in het vleesch zou verschijnen.
Daarop heeft het gehoopt. In den dag van de Messias heeft Abraham zich verblijd, Jesaia zag dien dag en heeft daarvan gesproken in de machtige sprake der profetie, en geen der apostelen en profeten hebben anders dan van historische werkelijkheid over de dingen gesproken. Zij hebben Zijn heerlijkheid gezien, en met handen getast.
Als de dialectische theologen ons de waarheid eerst juist vertolken, hebben de profeten en apostelen er een ongelukkige voorstelling van gehad en dan heeft de kerk der eeuwen er niets van begrepen.
Dan zijn wij de eeuwen door op een dwaalspoor geweest en heeft de kerk zich verblijd over goddelijke woorden, die in ons historische leven zouden hebben plaats gegrepen, maar die toch zóó niet zouden zijn.
Er is een tijd geweest, dat men „het leven van Jezus" wilde beschrijven en zoo het mogelijk ware in alle historische bijzonderheden naspeuren en documenteeren. De historie zou alle geheimenissen ophelderen en antwoord geven op alle vragen. Allengs begon men de historie in het gewenschte raam te wringen, opdat zij althans in schijn zou geven, wat men van haar verwachtte. Tegen dit overdreven streven moest een reactie komen. En ook van zulk een reactie getuigt de dialectische methode, doch op het gevaar af de gansche historie te negeeren.
Het Woord is vleeschgeworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eeniggeborenen des Vaders, vol van genade en waarheid. Dat is de werkelijkheid, welke het Evangelie verkondigt en waaruit Gods gemeente leeft en zij is zich bewust dit leven te ontvangen uit de gemeenschap met den Verrezene, die is gezeten aan de rechterhand Gods.
Uit die gemeenschap bloeit de religie op en in de unio mystica, de verborgen gemeenschap met den Christus ontvangt de levende gemeente Gods deel aan de goederen des Koninkrijks. Ook dat is historie, werkelijkheid in de werkelijkheid van dit aardsche leven, Godsopenbaring in den waren zin des woords.
De nieuwe mensch is niet een opgeschrikten vogel gelijk, die onverklaarbare lichtflitsen langs zich heen komen zag. De nieuwe mensch is als Paulus: ,,Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij."
Dr. B. besluit het hoofdstuk met de verzuchting ,,een voortdurend tegenspreken tegen God zonder uitzicht schijnt het wezen van den mensch, het wezen der kerk te zijn. Het licht schijnt, maar het licht schijnt in de duisternis." De Schrift getuigt: Gij zijt kinderen des lichts, verheugt u dan in het licht. Het licht schijnt in de duisternis, inderdaad, maar daarom ook klinkt de zegezang der eeuwige liefde uit de duisternis op in het hart van Gods kind van overwinning zeker.
Wat zal ons scheiden van de liefde Gods? Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere."
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De theologie van Dr. Karl Barth X

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's