Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hemelvaart I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart I

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hebreën 9 : 24. Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons.

De weken na Paschen zijn voorbijgesneld en onze Paaschoverdenkingen naderen een volgend heilsfeit, namelijk de hemelvaart. Hij is opgevaren in de hoogte; hij heeft de gevangenis gevankelijk gevoerd, hij heeft gaven genomen om uit te deelen onder de menschen, opdat de wederhoorigen zouden wonen bij den Heere God. Zoo juichte de dichter van Psalm 68 over dit wonder gebeuren. Hemelvaart van den Christus. Hemelvaartsdag. Hemel... varen... dag! De hemel, dat is de geschapen plaats, waar God woont, omringd door engelen en zaligen. De Heere is wel alomtegenwoordig, maar hij openbaart zich niet overal op dezelfde wijze. De hemel is woonstede Gods, daar openbaart hij zijn luister als nergens elders. Daar staat zijn troon. Daar dienen hem de legerscharen der engelen; daar vieren de hemellingen feest, die gekocht zijn van de aarde door het bloed des Lams. Onze God toch woont in den hemel en doet al wat hem behaagt. De hemel is de plaats, waar de serafs den troon omringen en eeuwig hun heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen, de gansche aarde is zijner heerlijkheid vol, zingen. Daar ga ik weldra zingen, eeuwig zingen met al Gods lievelingen. Voor den troon! Buigen voor des Vaders Zoon! Mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot.
De hemel, dat is de plaats ver boven zon. maan en sterren. Als wij in den eenzamen nacht opblikken naar den hemel en die diepten schouwen, dan vaart onze geest al hooger... de voorportaal-lichten van het Vaderhuis! Daar werpt de duivel een schicht in ons hart en verstoord is de vreugde... neen... weer wordt ons hart omhoog getrokken... weldra Thuis. Daar komt de verklager der broederen niet binnen: en ik zag den satan, als een bliksem uit den hemel, vallen.
Waar de duivel niet mag komen, zal ik, nietig Adamskind, eeuwig met den Heere zijn. Maar, hoe kan dat zijn, dat een Adamskind den hemel ingaat en koninkrijken erft? De hemel was toch voor ons gesloten sedert wij aten van de verboden vrucht? Wij hebben toch moed- en vrijwillig den Heere den nek toegekeerd? Daarom werd het paradijs gesloten voor den mensch, ja straks verdween het van de aarde!
Maar hoort: die opgevaren is is dezelfde, die eerst nedergedaald is in de nederste deelen der aarde.
Met Hemelvaartsdag ziet de Kerk haar Koning wederkeeren naar Zijn Vaderland, het land van Zijn Vader! Zijn zwerftocht is ten einde. Gij hebt mijn omzwerven geteld, leg mijne tranen in uwe flesch: zijn ze niet in uw register? Zoo sprak David in een van zijn gouden kleinooden. Jezus verlaat deze arme wereld. Vader, zoo had hij gebeden in den nacht des verraads: verheerlijk uwen Zoon met de heerlijkheid, die hij bij u had eer de wereld was. Vader, Ik heb uwen naam geopenbaard en verheerlijkt op de aarde. Ik heb voleindigt het werk, dat Gij mij te doen gegeven hebt. Hij, die rijk was, is arm geworden. Hij had troon en kroon verlaten en moest klagen: de vossen hebben holen en de vogelen des hemels hebben nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet waarop hij het hoofd nederlegge. Hij werd man van smarten en gehoorzaamde tot in den dood. Lang en bang was de weg der vernedering. Geen diepte van nood en van dood werd hem bespaard. Hij is zoo diep afgedaald als de zondaar moet afdalen, die Gods wet heeft geschonden. De hemel ging achter hem dicht. Wel sprak de Vader uit den hemel tot zijn geliefden Zoon, maar die hemel bleef gesloten, totdat het offer was gebracht. Hebt gij wel eens gestaan voor den gesloten hemel, terwijl de afgrond zich opende voor uw voet? Of wel, dat de hemel u was als van koper en de aarde van ijzer? Geen gebed steeg op, nergens vonden wij rust voor het moede hoofd. De aarde als van ijzer, de hemel als van koper. De aarde was moede ons te dragen en de hemel schoot vuurvlammen. W e e mij, ik verga! O God, ik verga. Doch daar is nu goede Vrijdag. Toen is de sleutel gemaakt om dezen gesloten hemel te openen. Hij maakte den sleutel Davids, dien Hij sedert op zijn schouders draagt, wilt gij: aan zijn gordel hangt. En met Paschen werd het slot omgedraaid. Hij kan uitjubelen: Ik heb de sleutels der hel en des doods.
Nu heeft hij den hemel geopend en Hij zal ingaan als Voorlooper. De hemel moet hem ontvangen tot den tijd der wederoprichting aller dingen. Met ééne offerande heef hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. Zoo gaan onze gedachten naar de bloedstorting en worden wij bepaald bij den Hoogepriester van den ouden dag, die met het bloed inging in het heiligdom.
Hemelvaart! Veertig dagen lang heeft hij nog op aarde verkeerd, feitelijk behoorde hij niet meer tot de aarde. Hij verscheen nu eens hier, dan daar in die dagen van wachten. Ook hierin vervulde hij den raad des Vaders. Maar over die veertig dagen spreken we thans niet verder. Hij vergaderde de jongeren op den Olijfberg. Hij had hen onderwezen in de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan en gezegd: gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal en gij zult mijne getuigen zijn, zoo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde. En als hij dit gezegd had, werd hij opgenomen daar zij het zagen en eene wolk nam hem weg van hunne oogen. Verbind hiermee wat in het evangelie van Lucas staat geschreven, en zijne handen opheffende, zegende hij hen en het geschiedde, als hij ze zegende, dat hij van hen scheidde en werd opgenomen in den hemel. Met gejuich is hij ontvangen in de troonzalen des eeuwigen lichts. Hoort daarvan gewagen in den 24sten psalm: Heft uwe hoofden op, gij poorten en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der eere inga! En dan vragen de poortwachters.' W i e is de Koning der eere...? En het weerklinkt met gejuich: De Heere, sterk en geweldig, de Heere geweldig in den strijd!
Hij is verheven boven den dood en toch ook uit dien hemel, waar hij leeft, getuigt hij: ik ben dood geweest! Hij is voor eeuwig verheven boven de kaken der hel. En zij baarde eenen mannelijken zoon, die alle de heidenen zoude hoeden met een ijzeren roede en haar kind werd weggerukt tot God en zijn troon. De smaad en het lijden treffen hem persoonlijk niet meer, ook al trekt hij zich het lijden en den hoon der zijnen aan als hem zelf aangedaan. De verberging van des Vaders aangezicht zal nimmermeer zijn ziel doorwonden.
Hij is opgevaren in de hoogte als Borg, als Plaatsbekleeder. De Vader neemt hem op in eeuwige heerlijkheid en geeft hem een naam boven allen naam, hem zettende aan zijne rechterhand in zijnen troon. Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders. Maar hij komt niet alleen! De gansche Kerk wordt met hem gezet in den hemel. Vader, ik wil, dat waar ik ben, ook diegenen bij mij zijn, die Gij mij gegeven hebt, opdat zij mijne heerlijkheid mogen aanschouwen. Hebt gij dezen Koning nagestaard naar den hemel in het geloof? Heimwee naar het vaderland grijpt ons hart: Wanneer zal ik bij u wezen en zien uw aanschijn geprezen? Ja, wat kan ik het helpen, dat hij mijn hart heeft meegenomen naar den hemel? Is het dan niet noodzakelijk, maar ook vanzelfsprekend, dat ons hart is waar onze schat is? Ja immers! En toch, een wonder van genade, altijd weer! De ark, die smadelijk had rondgezworven in het land der Filistijnen, wordt opgevoerd met gejuich naar den Sion en Dagon is vernield. Zij hadden smalend gezegd: nu zult gij hem niet meer op zien staan... Zeg dit van Dagon, maar niet van den Levensvorst!
Zoo heeft de Vader Zijn kind Jezus verheerlijkt. O, dat ons hart opvare door de diepte der hemelen om onzen Welbeminde te aanschouwen in het geloof, nu gezeten aan Gods rechterhand. Hij vergadert, bewaart en beschermt vandaar zijne Kerk en vertegenwoordigt haar bij den Vader in zijnen troon. Hij brengt de volken onder zich en de natiën onder onze voeten. De krijg is des Heeren; Hij verkiest voor ons de erfenis, de heerlijkheid van Jacob, dien hij heeft lief gehad. Sela.
Ja, in dit hemelvaartsgeloof zijn onze handen ledig van zorgen over onszelven en vrij om tot zijne eere te worden gebruikt. Ja, wij klappen in de handen van vreugde en jubelen: God vaart op met gejuich en de Heere met geklank der bazuin. Psalmzingt Gode, psalmzingt Gode. Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt. Onder de schaduw van dien troon zullen Gods gekenden eeuwig zingen. Die heerlijkheid van den opgevaren Koning van Paschen, die leeft tot in alle eeuwigheid, toont onzen text in een bijzonder licht. De apostel verheerlijkt hem door hem ver te stellen boven de aardsche hoogepriesters van den ouden dag. Hij stelt vast hoe Jezus door Zijn hemelvaart als de ware Hoogepriester in het ware heiligdom is ingegaan en bepaalt er ons bij met welk doel hij den hemel binnenging.
„Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk een tegenbeeld is van het ware, maar in den hemel zeiven, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons."
Onze text vangt aan met want. Een redegevend woord. We zullen dus het voorafgaande moeten raadplegen om te verstaan, waarvan onze text de reden opgeeft.
Lees slechts het voorafgaande vers: Zoo was het dan noodzaak, dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in den hemel zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelsche dingen door betere offeranden dan deze.
Wat bedoelt de apostel met dien zin? Hij was bezig te handelen over de volkomenheid van den offerdood van Christus. Achter het Hoogepriesterschap staat het verbond (in onze Paaschoverdenkingen uit Hebreen 13 wezen wij daarop). De dood van Christus bewees en bevestigde de geldigheid des verbonds. Maar de dood van den Messias is ook een deel van Zijn priesterlijk werk; bepaald ook Zijn vervullen van de orde van Aaron. Maar hij vervulde dit priesterwerk naar een verbond. Dat geeft er groote vastigheid aan. Hij vergelijkt nu den tabernakeldienst in zijn verhouding met den hemel. De voorwerpen van den eeredienst op aarde zijn voorbeelden, afbeeldingen eigenlijk, van wat er in den hemel was. Bedoeld worden dan de in vers 21 genoemde tabernakel en al de vaten. En die alle werden door bloed gereinigd. Tegenover dien aardschen tabernakel met zijn gereedschappen staat de hemelsche tabernakel en al wat daartoe behoort. Dat is de centrale plaats in den hemel, waar Christus verscheen voor het aangezicht des Vaders om verzoening te doen voor de zonden. Zoo is hier sprake van reiniging van het heiligdom in den hemel door offeranden. Maar wat kan dat beduiden? Reiniging van het heiligdom in den hemel door offeranden? Hoe moet die reiniging worden verstaan? De tabernakel was de tent der samenkomst tusschen God en zijn volk. Ook daarin is hij afbeelding van het ware heiligdom in den hemel. Ja, daar zal God drieëenig ons zijn volle gemeenschap toonen en ons eeuwig verblijden door het licht zijns aanschijns. De hemel met Christus in het middelpunt is de stad onzer bijeenkomsten, het ware heiligdom. Nu stelt de apostel het niet zóó voor, dat het volk gereinigd wordt eer het in den hemelschen tabernakel treedt, doch hij kiest hier voor het doel van zijn betoog de voorstelling dat het volk, onrein als het is, voor het aangezicht Gods zou treden, dan den hemelschen tabernakel onrein zou maken en aldus de gemeenschap met God onmogelijk. Nu gaat Christus als de voorlooper in met zijn bloed, zoodat ook de hemel deelt in de verzoening van Christus die hij in haar binnen draagt. Christus is Hoogepriester van den waren tabernakel. Middelaar eens beteren verbonds. Zoowel de tabernakel als het gereedschap, altaar en ark in het heilige der heiligen werden besprengd met bloed. Het reukaltaar, dit zij in het voorbijgaan opgemerkt, wordt in den brief aan de Hebreën gerekend bij het heilige der heiligen.
Nu geeft onze text den grond aan van hetgeen in vers 23 is gezegd en breidt de beteekenis van het werk van Christus tevens uit. Die aardsche tabernakel wordt in onzen text geheeten: het heiligdom, dat met handen is gemaakt. Maar daar is Christus niet ingegaan. In het bijzonder wordt dan gedacht aan het heilige der heiligen van den tabernakel. Het droeg den naam van heiligdom. Het was gemaakt naar goddelijke opdracht, naar het voorbeeld (typos) dat aan Mozes op den berg was getoond. Zie, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg is getoond. De tabernakeldienst was geheel door den Heere zelf in al zijn deelen verordineerd. De Heere begiftigde mannen met Zijn Geest om alles te maken.
Bezaliël en Aholiab in het bijzonder waren daartoe geroepen om alles te maken onder toezicht van Mozes. Toch bleef het een heiligdom met handen gemaakt, dat is: van aardsch maaksel. De tabernakel behoorde tot de bewegelijke dingen. Mocht men het daarom maar niet zoo streng nemen met dezen dienst? Allerminst, de Heere is een ijverig God, hij boog zich neer tot zijn volk om met hen te verkeeren, maar omhuld. Die tabernakel beantwoordde op aarde aan en gelijkt op de werkelijkheid in den hemel. Het is er een afdruk van. De priesters dienden het voorbeeld en de schaduw der hemelsche dingen.. De tabernakel behoorde dus wel tot de bewegelijke dingen, maar stelde toch de onbewegelijke voor. Denk daarbij eens aan de arke des verbonds met de tafelen der wet en het gouden verzoendeksel daarover heen. Dit was zinnebeeld van den troon Gods* op aarde. De cherubim, de troonwachters Gods, stonden boven het verzoendeksel. Zoo werd de gunst Gods over zijn volk afgebeeld, maar het was de gunst zelf niet. Was dit alles dan waardeloos voor Israël? Hoe zou God waardelooze inzettingen kunnen geven, hoe zou God waardelooze afbeeldingen van hemelsche zaken kunnen geven? Die gedachte zelfs is God-onteerend. Neen, het Bondsvolk had juist zeer veel aan deze voorbeeldige dingen. Het was een van den Heere geschonken hulpmiddel en onderwijzing omtrent de toekomende goederen. Eenerzijds werd het geloof er door gesterkt, anderzijds de hope erdoor geprikkeld om te begeeren naar de vervulling in den toegezegden Messias. Want de wet heeft geen ding volmaakt, maar de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.
Zoo is Jezus niet ingegaan in het heiligdom met handen gemaakt, daarin mocht hij zelfs, als niet zijnde uit het geslacht van Aaron (onze Heere is uit Juda gesproten) niet komen. Hij is niet een aanvulling der priesterschap, maar hare vervanging. Hij dient niet de schaduw, maar vervult haar en neemt haar daardoor weg.
De apostel zegt er nog iets bij van dat heiligdom: hetwelk is een tegenbeeld van het ware, dit is in den hemel. Het is duidelijk, dat hier tegenover waar, niet staat valsch, maar schaduwachtig. De tabernakel was, zooals reeds werd opgemerkt, een afbeelding van het hemelsche heiligdom. Een schaduw toch ook maar weer vergeleken bij de werkelijkheid en de heerlijkheid der werkelijkheid in den hemel. Die hemel is door God geschapen als zijne woonstede, daar staat zijn troon en Christus staat in het midden van den troon. Immers als hij in den hemel komt is hij waarachtig mensch en verschijnt toch op een bepaalde plaats in den hemel, ook al zal het zóó zijn, dat alle zaligen hem zien. De hemel staat onder andere ordeningen dan de aarde.
De Heere liet in den tabernakel met zijn gereedschappen enkele hoofdlijnen zien. Het was als een potloodschets, hetwelk is een tegenbeeld van het ware. Een antitype. Maar is er dan in den hemel een werkelijkheid, die beantwoordt aan het verschil, laat ik zeggen, tusschen het heilige en het heilige der heiligen. Zeker, daar is orde en onderscheid in heerlijkheid. Verschil in afstand van den troon. Jezus staat in het midden van den troon. Daar is de spheer, waar de engelen zich bewegen rondom den troon. Zie daar het buigende golvende korenveld van den eeuwigen oogst. Zie hen buigen!
Alleen van voorhangsels wordt in den hemel niet gesproken. Die waren voor den dienst op aarde bestemd. In den hemel zijn ze niet. Allen zullen God en Christus zien. Het voorhangsel toch moest juist aanduiden dat de weg naar het binnenste heiligdom nog niet openbaar was. Maar Christus heeft dien weg gebaand.
Een volgende vraag: Wie gingen nu in in dit heiligdom met handen gemaakt? Ge kent het antwoord. De Hoogepriester, éénmaal des jaars op den grooten Verzoendag. Éénmaal des jaars om het volk te onderwijzen, dat alle offeranden van het gansche jaar tot een eenheid moesten herleid, om te wijzen op het ééne offer van Christus. Op éénen dag zou hij de ongerechtigheid des lands wegnemen. Maar toch ook weer elk jaar kwam die groote Verzoendag terug, omdat de wezenlijke verzoening nog moest komen. Zoo sprak dan deze groote verzoendag van het volmaakte offerwerk en tegelijk riep hij erom. We zullen nu dien gang van den Hoogepriester niet in den breede teekenen. Het was een zeer beteekenisvol werk, dat hij verrichtte. Daarin concentreerde zich zijn geheele dienst. Hij naderde tot de woonstede Gods, in de geheimzinnige plaats, die maar eenmaal des jaars mocht worden betreden. Wondere stilte heerschte daar; niet zonder huivering zette hij zijn voet in het heilige der heiligen, terwijl het voorhangsel achter hem viel. De rook van het reukwerk drong tot in het binnenste heiligdom door, zoodat hij gehuld werd in een nevel, terwijl hij zijn werk deed met het bloed van het offerdier, geslacht in den voorhof.
Op welke wijze ging nu de Hoogepriester in? Met het bloed van kalveren en bokken. Alleen door bloedstorting kan vergeving geschieden, zonder dat kan men niet tot God naderen. Alleen met dat bloed en door dat bloed mocht en kon hij ingaan. Dat wil dus zeggen, dat het sluit-stuk der verzoening ligt in den hemel. De volheid der verzoening is daar waar het bloed komt voor Gods aangezicht in den hemel.
In het heilige der heiligen vlak bij den troon ontmoeten wij den Vader. Zijt gij daar ooit geweest? Gij hebt misschien gestaan bij het brandaltaar in den voorhof, geleund op het offer, dat in uwe plaats werd geslacht. Hij voor mij, daar ik anders den eeuwigen dood had moeten sterven. Maar, zijt gij geleid langs den verschen en levenden weg van Christus' bloed tot in het binnenste heiligdom, de aanspraakplaats van Gods heiligheid? Er is toch verschil in diepte en teederheid van de kennis der genade en de verzoening. De verzoening zooals zij ons stelt voor God in den hemel als medeburger der heiligen, ja, huisgenoot Gods. Met God onder één dak; in Christus in God. Christus is niet ingegaan in het aardsche heiligdom, dat heeft hij nooit gedaan, dan ware hij slechts den aardschen hoogepriester gelijk geweest en niet het lichaam van de schaduw. Hij kwam uit het ware heiligdom om te vervullen wat in het schaduwachtige was afgebeeld. Dit gedenken wij bij de hemelvaart en hetgeen daarmee samenhangt. Kunt gij het gedenken als voor u geschied?
Zoo leert onze text verder hoe Jezus door zijn hemelvaart als de ware Hoogepriester in het ware heiligdom is ingegaan.
Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven......
Dierbare waarheid voor het God-vruchtig gemoed. Maar staat er dan niet geschreven, dat hij hooger is geworden dan de hemelen en dat hij door de hemelen is doorgegaan. Zeker is dat het geval, maar dan moet worden gedacht aan wolkenen sterrenhemel. Doch in onze text is sprake van den derden hemel, den hemel der hemelen, woonstede Gods. Wel kunnen hemel en aarde God niet bevatten, dewijl Hij de Oneindige is. Daarom vraagt hij. vervul ik niet den hemel en de aarde. Ben ik niet een God van nabij en een God van verre? Hij is niet verre van een iegelijk van ons, want in hem leven wij, bewegen wij ons, en zijn wij. Hij is de alomtegenwoordige, ook in de diepten der hel is zijn openbaring van toorn en gramschap. Dus zoo verstaan wij dat de oneindige alomtegenwoordige God nergens door wordt ingesloten en nergens wordt uitgesloten. Maar hij openbaart zich niet overal op dezelfde wijze. Wij kennen den Heere niet verder dan hij zich openbaart. Nu heeft hij in Zijn Woord bekend gemaakt dat de hemel de plaats is, die hij formeerde in den uchtendstond der schepping om zich aldaar heerlijker te openbaren dan elders, daarom wordt de hemel Gods woning geheeten. Daar staat zijn troon, daar ontsluiert hij zijn majesteit, die wij in het vleesch onzer sterfelijkheid niet kunnen zien. Als Johannes iets van den hemelluister schouwt in den Geest, dan valt hij als dood aan de voeten van hem, die zich openbaart. Wanneer het iemand mag gebeuren, dat hij met den apostel Paulus wordt opgetrokken tot in den derden hemel, dan weet hij niet of het in het lichaam is geschied of buiten het lichaam en hetgeen hij hoort en ziet uit de verte kan hij niet meedeelen in de sprake dezer aarde, maar de herinnering blijft en een diep heimwee leeft in zulk een ziel naar de eeuwigheid.

Hij voert haar naar omhoog
en leidt haar door den wolkenboog,
daar smaakt zij reeds die hemelwijn.
Hij spreekt tot haar: Gij zijt de Mijn.
Zoo staat gij nu voor mijnen troon
't is vrucht van Mijn lieven Zoon.

Zoo zult gij eeuwig met Hem paren
Hem loven straks op harp en snaren.
Daar smaakt men reeds het eeuwig leven
dat eeuwig 't deel van Sion zal wezen.
Daar zijn geen woorden voor op aard'
voor 't hiernamaals blijft dit bewaard.

Vaart men van deez' aard' naar 's hemels hof
dan verzinken wij in des Heeren lof
en komen wij tot de aarde weer
de herinnering leeft tot Zijne eer
de taal ontbreekt, men kan niet spreken
dit is zoo groot... ten eeuwig teeken!
(Uit de pas verschenen Pelgrimszangen.)

Naar dien hemel is Jezus ingegaan met Zijn eigen bloed. Hij is daar als Hoofd des lichaams.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Hemelvaart I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 mei 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's