Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth XI

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth XI

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 11 : 16—18:
,,En indien de eerstelingen heilig zijn, zoo is ook het deeg heilig; en indien de wortel heilig is, zoo zijn ook de takken heilig.
En zoo eenige der takken afgebroken zijn en gij, een wilde vijgeboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeënt, en den wortel en der vettigheid des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden,
zoo roem niet tegen de takken; en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel draagt u."
Is men eenmaal op den verkeerden weg, zoo doolt men al gaande verder af. Beginselen zijn vaak van veel verder strekkende doorwerking dan men zelf wel heeft kunnen vermoeden. Zoo gaat het Dr. B. Hij heeft eenmaal een gedachte aangegrepen, en nu komt hij onder de macht van zijn eigenidee en wil alles in het kader dringen.
Het gaat in deze verzen over den wortel. Indien de wortel heilig is, zoo zijn ook de takken heilig. Op zich zelf is dit beeld noch ongerijmd, noch onbegrijpelijk. De ongezondheid van den wortel wreekt zich in de plant. Op een gezonden wortel kan ook een gezonde plant groeien. Wie, wat wordt ons nu door dien wortel voorgesteld? Klaarblijkelijk de bron van het nieuwe leven, en als nu de Heilige Schrift Christus den wortel Davids noemt, wijst deze vergelijking als vanzelf op den Christus. Zoo heeft de gemeente het ook verstaan. Daartoe had zij alle aanleiding. Immers ook in het volgende hoofdstuk spreekt Paulus van het lichaam van Christus en Zijn leden. Ook een organisch beeld, waardoor het levensverband met den Christus wordt geteekend. De gemeente van Christus leeft uit den Christus. Zoo verstaat zij haar leven. De Heilige Geest neemt het uit den Christus en doet haar in Zijn leven deelen.
Dr. B. houdt nu den wortel voor de eschatologische mogelijkheid van het nieuwe leven. Hij bedoelt dus de mogelijkheid van het leven hiernamaals, wat wij noemen de nieuwe bedeeling en deze in den zin van de eeuwige toekomst. Hij verzet zich dan ook tegen de gewone opvatting van deze woorden. Geenszins, meent hij, mogen wij dit beeld organisch verstaan, zoodat de kerk hier op aarde reeds de voortdurende in deze bedeeling doorwerkende kracht eener levensrelatie met haar Oorsprong zou ondervinden (392). De kerk leeft slechts uit de hope (393).
Wat Paulus dan zoo heel duidelijk schijnt te zeggen, wijzende ook op de aartsvaders, dat moet heel anders en als aanduiding eener hier onmogelijke en eigenlijk ook onhoorbare zaök worden opgevat.
Zoo noemt Dr. B. ook de vergelijking van Paulus over de uitgebroken takken in de volgende verzen, slechts een vergelijking om de onmogelijkheid te laten spreken. Daar zijn takken uit de edele olijfboom afgesneden. Dat is de verwerping van de kerk, zegt Dr. B. De inenting van takken in den wilden vijgeboom, welke voor de afgebroken takken in de plaats kwamen, ziedaar de verkiezing van de kerk volgens hem.
Den gewonen lezer moet het toch voorkomen, dat in dit hoofdstuk van Israël en de heidenen sprake is. De edele vijgeboom: Israël, en de wilde vijgeboom; de heidenen. Die edele vijgeboom kan moeilijk de natuurlijke mensch zijn in zijn gevallen staat. Onder Israël verstaat het geloof het wedergeboren en dus geestelijk Israël uit het geloof levende. Wanneer de Schrift nu verklaart, dat het niet alles Israël is, wat Israël genoemd wordt, kan daaruit slechts worden verstaan, dat het geloof dat geestelijk Israël onderscheidt van wat Israël genoemd wordt.
Dr. B. ziet in de afgebroken takken de verwerping van de kerk, doch dan geldt dit van de kerk, die de kerk niet is, terwijl de verkiezing geldt van de kerk, die de kerk wel is. Deze verklaring echter werpt Dr. B. van zich (393).
Met alle kracht verzet Dr. B. zich tegen alles, wat eenigen grond in den mensch zou onderstellen, waarop de verziezing Gods zou berusten. Dit is een punt, dat overeenkomt met de orthodoxe geloofsvisie. Nimmer ligt de grond of reden ook volgens haar in den mensch. Dat heeft men ook begrepen uit Paulus' woord, als hij zegt: „gij draagt den wortel niet, maar de wortel draagt u"; en verder: „wees niet hooggevoelende, maar vrees".
Doch al is dat alzoo, en al is de eenige grond der verkiezing de verkiezende daad Gods, Zijn goddelijke wil, dan blijft toch, dat er een volk der verkiezing is, hetwelk God heeft geschapen tot goede werken en dan is dat volk anders en onderscheiden van degenen, die niet verkoren zijn.
Terecht kan Dr. B. zeggen, dat het gevaarlijk is zijn eigen plaats in het Godsrijk te bepalen. Daarvan kan geen sprake zijn, maar de zekerheid des geloofs is daarmede niet uitgesloten en uitteraard is deze zekerheid zeer persoonlijk en onmiddellijk. Ook dit zelfs is niet iets vreemds, want ook in de natuurlijke dingen zijn wij slechts persoonlijk bewust en zeker van wat wij ons bewust zijn. Zoo is het ook met de geloofskennis.
Vers 23 spreekt van hen, die niet in het ongeloof blijven. Ongeloof en geloof zijn daarmede toch tot kenmerken en onderscheidingsteekenen gegeven. Geloof is wat anders dan ongeloof; geloof en ongeloof zijn toestanden en werkingen in de menschen van deze Wereld. Nu kan daar valsch geloof en recht geloof zijn, maar de zaak, waarop het aankomt is, dat er dan toch geloof en ongeloof is. Dat vraagt toch om opheldering en verklaring. Het geloof moet een oorzaak hebben. Het wijst op iets, dat leeft en bestaat in den mensch en men kan toch deze levenswerking van de Bron des levens niet losmaken.
Deze onderscheiding gaat door de gansche Schrift heen. Zij stelt ons de goedertierenheid Gods voor oogen, spreekt van de genade, welke in deze wereld werkzaam is, getuigt van den Geest Gods, die in de harten werkt. Deze werkelijkheden mag men niet tot onmogelijkheden en mogelijkheden maken, omdat de mensch de Godsopenbaring miskent en zich dingen toeschrijft, welke hem niet toekomen. Dat is zijn zonde en zijn dood. Doch het geloof getuigt daarentegen van leven en opstanding, welke worden gekend als gaven Gods in Christus Jezus en als een kracht Gods worden ervaren tot zaligheid. Het is voor den mensch een schier onoverkomelijke zaak, dat God een God is, zooals Hij zich openbaart: almachtig, vrijmachtig, souverein. Een God, die als de pottenbakker macht heeft over het leem, alzoo handelt met Zijn schepsel, het maaksel Zijner handen. Paulus stelt ons voor dat beeld, maar ook in hem spreekt de mensch, die worstelt met deze geweldige waarheid. Heeft God dan Zijn volk verstooten? Immers neen, want Paulus is ook een Jood. De verharding kwam over Israël, opdat de ingang der heidenen zou worden vervuld. Israëls verwerping in de heerlijkheid der Heidenen. En vol hope roept de trïumf der genade: gansch Israël zal zalig worden.
Dr. B. spreekt weer van de kerk als Ezau en als Jacob. Als Ezau de verworpene, als Jacob de verkorene. Paulus spreekt van Israël, den wedergeboren Jacob en daarom een andere, een nieuwe mensch.
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De theologie van Dr. Karl Barth XI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's