Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zeister moeilijkheden op politiek gebied

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zeister moeilijkheden op politiek gebied

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zeister moeilijkheden hebben reeds heel wat stof opgewaaid. De Heer Jansen wijdde er een geschrift aan, de A.R. Kiesvereeniging „Nederland en Oranje" gaf er een tractaatje over uit. En het Zeister weekblaadje „De Koerier" een blaadje, dat blijkbaar van de Geref. Kerk uitgaat, al dient het zich als Christelijk weekblad aan, wijdde er artikelen aan. Als ik het goed begrijp, dan is het doel van het schrijven der A.R. Kiesvereeniging N. en O. in het tractaatje: Is er oorzaak? evenals het geschrijf in De Koerier: aan te toonen, hoe absoluut verwerpelijk de opgekomen nieuwe actie is. W e kunnen dat verstaan, maar alles te begrijpen beteekent nog niet: alles goedkeuren.
De schrijvers van het tractaatje, evenals de man van D e K o e r i e r , trachten met een stroom van woorden heel de nieuwe beweging te verdrinken in een waterbad, dat vooral is aangelengd met citaten uit vroegere geschriften of redevoeringen van Prof. Visscher, die dan tegen de mannen der Zeister beweging worden uitgespeeld.
Naar aanleiding van dit alles veroorloof ik mij enkele opmerkingen, die de strekking hebben althans eenig licht te scheppen in de mystische duisternis, waarmede de zaak zelve door al dat geschrijf wordt omneveld. In de eerste plaats herinner ik aan de bekende woorden van Dr. Kuyper, die toen hij ook bij uitspraken van vroeger jaren werd bepaald, om met hem zichzelven in tegenspraak te brengen, schouderophalend dit alles afwees en niet zonder minachting die bij elkander geraapte citaten als „oude plunje" bestempelde. Het lag voor de hand. dat Dr. Kuyper, die zooveel schreef in De S t a n d a a r d en daarbuiten, in den loop der jaren in de meest verschillende omstandigheden en over allerlei onderwerpen al naar de tijd dit medebracht, zijne beschouwingen gaf, wel gewezen kon worden op uitspraken, die schijnbaar niet klopten. Ik zeg met nadruk „schijnbaar niet klopten", omdat als we de omstandigheden, waarin zij geschreven werden precies kenden, zij volkomen verklaarbaar en begrijpelijk zouden zijn. Bovendien mag nimmer uit het oog verloren worden, dat elk mensch, zelfs Dr. Kuyper niet uitgesloten, eene evolutie doormaakt en het dus best mogelijk is, dat zijne oordeelen over détails zich wijzigden, al blijft iemand in beginsel zichzelven volkomen gelijk. De tijden veranderen en de menschen met de tijden. Toestanden als wij voor, zeg dertig jaren, kenden, zijn geheel anders dan die wij nu beleven. De menschen, die voor 30 jaren in het maatschappelijk leven stonden, kunnen, ook al zijn zij absoluut niet veranderd van beginsel, toch wel over allerlei bijzonderheden in dit verwarde heden anders oordeelen dan voorheen. En daarom was het, voor wie nadacht, verkeerd aan het verwijt „der oude plunje" al te zeer te hechten. Men vindt oude plunje niet alleen bij Dr. Kuyper, maar bij iedereen, ook bij den Heer Colijn. Zelfs is er soms „plunje", die nog niet eens erg oud is, maar waarvan ik in dit snel voortvarende leven nog niet heel veel zou durven zeggen, zooals sommigen doen, wanneer het in hun politieke kraam te pas komt.
Waar het nu op aankomt, dat is dit: Prof. Visscher heeft zich, zoodra er sprake kwam van knoeien aan art. 36 der Confessie, daartegen steeds met kracht verzet. Hij heeft dit in 1905 gedaan in het meermalen voor den dag gehaalde geschrift G r ij p t a l s ' t r ij p t en hij is dit verzet sinds steeds blijven voeren. Hij heeft het steeds absurd gevonden, dat de Synode eener „Geref. Kerk", alsof het een wetsartikel gold, met een groot aantal stemmen tegen, wijziging bracht in een belijdenis-artikel, alsof met meerderheid van stemmen kan worden gedecreteerd wat in overeenstemming met den Woorde Gods is. Zoodra dat artikel op deze manier gewijzigd was, waren de tegenstemmers eigenlijk met de belijdenis in strijd, al conformeerden zij zich zwijgend. Ik heb met zulk een veranderen der Confessie nooit kunnen instemmen. Daar men het niet eens was, kon er dus van verandering nog wezenlijk geen sprake zijn. Men behoorde te wachten tot er eenheid was geboren. Dus: „grijpt als 't rijpt". Maar de vrucht was nog niet rijp. En al de bezwaren en moeilijkheden, die er uit geboren moesten worden, daarvoor is toen door schrijver dezes met grooten nadruk gewaarschuwd. Natuurlijk te vergeefs, want de bovendrijvende groep, die met de meeste stemmen alleen alles weet, zette ondanks alle waarschuwing door.
Prof. Visscher heeft nooit dus het geknoei aan de belijdenis aanvaard en doet dit nog niet. Wel is het hem duidelijk geworden, dat er in de „Geref. Kerk" sinds eene beweging gaande is, die met de schrapping der befaamde woorden niet tevreden, hoe langer hoe verder ging, tot zij in het vaarwater van het oude liberalisme terecht is gekomen. Onder leiding van den Heer Heemskerk is de afgang naar de liberale idealen in vrij snel tempo voltrokken en werd den volke verkondigd, dat de Staat af moet blijven van elke bemoeiing met het geestelijk leven des volks. Ook tegen die stelling heb ik mij steeds verzet.
Het is trouwens geheel onjuist, als De K o e r i e r beweert, dat „Prof. Visscher indertijd omstandig en klaar zijn oordeel heeft gegeven over het veelomschreven geloofsartikel". Dat heeft Prof. Visscher nog in het geheel niet gedaan. Hij zou zich dan aan eene uitlegging hebben moeten zetten. En hij liet dit na, gedachtig aan zijn eigen titel „Grijpt als 't rijpt". Die K o e r i e r wil blijkbaar met alle geweld den Heer Jansen uitspelen tegen Prof. Visscher en Prof. Visscher tegen den Heer Jansen. Ik geloof niet, dat dit de juiste manier is om den vrede te dienen.
Ook het tractaatje: „I s e r o o r z a a k?" van het bestuur der A.R. Kiesvereeniging „Nederland en Oranje" te Zeist volgt eene methode, die bedenkelijk is om hare oppervlakkigheid en blijk geeft van eene miskenning der werkelijkheid.
De inleiding vormt een lofzang op de A.R. Als deze lof op een feit, en niet op een fictie berustte, zouden de Zeister moeilijkheden en ook die over het grootste deel van Gelderland en Zuid-Holland niet zijn voorgekomen. Dan zouden de vele duizenden, die de A.R. verlieten en naar de S.G.P. of bij de C.H. zijn ondergebracht, haar niet verlaten hebben. Het heet: „Onze antirevolutionaire partij draagt een interkerkelijk karakter en de vraag tot welk kerkgemeenschap een lid onzer partij behoort, maakt voor haar in geen enkel opzicht verschil uit. Zij is eene nationale volkspartij, welke op den grondslag van haar program van beginselen de reformatorische politieke beginselen in het leven van Staat en Volk tot gelding en invloed tracht te brengen". Zoo staat het er en moest het zijn, maar in werkelijkheid is het niet zóó. De vraag tot welke kerk men behoort, moest geen vraag zijn, maar zij is het blijkbaar wel. Want de heele bestuursorganisatie van de primaire kiesvereeniging tot het hoogste ressort toe, is vrijwel uitsluitend in handen van de leden der „Gereformeerde" kerken en de geheele partijpers incluis. En het gevolg daarvan is, dat, hoewel theoretisch de partij en de kerk twee zijn, deze practisch. naar de belangen dit meebrengen, samenvallen. De schrijvers hebben gelijk, als zij op Dr. Kuyper wijzen, die ook dacht om de Herv. Gereformeerde belangen, maar in de laatste 25 jaren -is dit geheel anders geworden. De Hervormden, die er nog in de hoogere organisatie zitten, waarvan dan Ds. v. Grieken, de Heer Duymaer-v. Twist en ook Prof. Severijn met name worden genoemd, vormen met hun gedrieën een minimaal percentage tegenover de anderen, veel geringer dan het stemmen-percentage der Herv. Gereformeerden bij de stembus. En de ervaring leert, dat zooveel mogelijk de Hervormden, die den moed hebben zich een eigen oordeel te vormen of tegenover het eenzijdig behartigen van „gereformeerd" kerkelijke belangen zich te verzetten, worden geweerd. De Zeister geschiedenis leert het. De Heer Jansen heeft zich eenige afwijkende critiek veroorloofd en daarmede was er het conflict. Als ik mij wel herinner, was Prof. Visscher indertijd secundus voor den Heer de Veer voor het lidmaatschap van het Centraal Comité. Toen de Heer de Veer gestorven was, werd er wat op gevonden om Prof. Visscher te houden buiten het Centraal Comité. De man zou zich zeker hebben verontschuldigd. Dat hij er geen lid van werd, beteekende dus voor hem niets, maar dat hij met eene manipulatie er buiten gehouden werd, spreekt boekdeelen. Alleen zwijgende Hervormden zijn welkom, als zij maar Geref. kerkelijke belangen steunen.
En zoo is het met benoemingen precies zoo. Er is eigenlijk iets minderwaardigs in deze kwestie, maar dat de zaken anders staan dan in dit tractaatje wordt voorgesteld, is duidelijk. Er wordt op gewezen, dat er 14 kerkelijk-gereformeerden en 14 Hervormde A.R. burgemeesters zijn benoemd. Laat het zóó zijn! Wat bewijst dit dan nog voor de juistheid der stelling, dat er naar de kerk niet gevraagd zou worden? Niets, Het gaat niet over de vraag, of er precies evenveel van de eene of de andere kerk benoemd worden, maar of het verstandig is op een plaats, waar, zooals b.v. in Hedel, 13 manlijke en 15 vrouwlijke personen tot de „Geref. Kerk" behooren, een burgemeester van die kerk behoort benoemd te worden, of op plaatsen, waar geen kerkgebouw der „Gereformeerden" zelfs is, een burgemeester hoort, die elders ter kerk moet gaan. Het is toch duidelijk, dat in zulke gevallen, en die zijn verre van zeldzaam, het Herv. Gereformeerde volk geërgerd moet zijn. Maar zooals ik reeds zeide, die benoemingen kunnen we daarlaten, hoezeer zij ook de massa grieven. Wat van meer belang is, dat is de 'beginselvraag.
Welnu, ook de A.R. politieke ideeën zijn aan ontwikkeling soms zelfs aan ziekelijke, onderworpen. Zij zijn niet stereotiep in onveranderlijkheid. Er zijn kiemen in gebracht, die met noodwendigheid zich ontplooiden. Voor 30 jaar sprak het volk weinig of niet over art. 36. Het spreekt er nu veel over. Als de schrijvers van het tractaatje zich eens de vraag gesteld hadden, hoe dit komt, dan zou het hun duidelijk geworden zijn, dat de in 1905 door de „Gereformeerde kerken" op artikel 36 toegepaste amputatie heeft doorgewerkt en een richting in de A.R. politiek gebracht, die niet meer met de gereformeerde beginselen te harmonieeren valt. Een staat, die zoo neutraal staat tegenover het geestelijk leven des volks, is niet meer antirevolutionair, maar liberaal-revolutionair. En het volk, dat nog vasthoudt aan de Gereformeerde beginselen, kan zich doormede niet vereenigen. Jarenlang is er tegen dit gevaar vergeefs gewaarschuwd. En de tijd, waarin wij thans leven, met de geweldige communistische en socialistische propaganda, verdraagt zich met deze absolute neutraliteit allerminst. „En het is alles grootsch van naïviteit en onverantwoordelijk in de hoogste mate", om in de taal van het tractaatje te spreken, dat men meent met zulk eene uitlegging aan het program van beginselen nog antirevolutionair te zijn. Ja, ik meen nog een stap verder te mogen gaan: Deze quasi-antirevolutionaire staatsleer, die ik steeds heb bestreden, die ik nog zeer kort geleden heb bestreden bij het wetsontwerp op de kwetsing der godsdienstige gevoelens, alias op de Godslastering, is een leer, die nimmer door eenige Christelijke kerk is aanvaard. De moderne staatsleer van deze nieuwbakken antirevolutionaire richting is ontleend aan de moderne wijsbegeerte van den godsdienst, en is dus niet anti-revolutionair.
En al de moeilijkheden, die er zijn, stammen dus uit miskenning van het interkerkelijk karakter der A.R. Partij eenerzijds, uit de loochening van haar primair beginsel anderzijds. Het eerste moment deed zich reeds jaren geleden hier en daar, evenals nu, voor bij verkiezingen voor den gemeenteraad. Er zijn reeds tal van vrije Antirevolutionaire Kiesvereenigingen naast de bestaande. Maar het ligt voor de hand, dat de eenmaal ingetreden scheur daarvoor niet blijft staan, maar doorwerkt op de heele lijn, omdat het tweede moment: de vraag naar het beginsel, onder den druk der S.G.P. steeds meer gaat nijpen. Zoo brengt de crisis ook de A.R. in den smeltkroes. De verdeeldheid gist steeds sterker. En naar mijn oordeel mag daartegenover niet alleen staan de vraag wat „organisatorisch" mag. Hier is eisch de roep om hereeniging van allen, die de Gereformeerde levensbeginselen waarlijk belijden en dus staan met de belijdenis, dat ook de Staat als schepsel Gods, gehouden is tot erkenning van Gods souvereiniteit en de gehoorzaamheid aan Gods Woord. Als er zulk een staat was, dan zou er natuurlijk geen advertentie in de Z e i s t e r C o u r a n t staan, dat er op Zondag bij Figi feestelijkheden zouden zijn, omdat zulke feestelijkheden dan niet geoorloofd waren. De schrijvers van het tractaatje zullen wel doen met nog eens nadenken over het verschil tusschen wat is en wat moest zijn, alvorens tractaatjes te schrijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Zeister moeilijkheden op politiek gebied

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's