Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oecumenisch streven V

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oecumenisch streven V

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De groote drukte, die van ethische zijde in onze dagen gemaakt wordt over oecumenische godsdienstoefeningen, de oprichting van een oecumenischen Raad, is in het wezen der zaak een onbeteekenend optreden, dat ook zelfs de uiterste oppervlakte van ons volksleven niet rimpelt. Het wordt als een soort curiositeit door de massa opgenomen. Doch tot de ziel van het volk spreekt het niet. Het begrijpt het zelfs niet en neemt de gestalte aan van, dat er menschen zijn, die al weer eene nieuwe vereeniging hebben opgericht naast de vele, die er reeds zijn. Het veronderstelt, dat het, gezien de personen, wier namen er mede gemoeid zijn, wel eene godsdienstige vereeniging zal zijn, maar die zijn er zoovele! En het vreemde woord blijft aan de menschen vreemd, zooals het doel zelf hun vreemd is. Deze heele beweging wortelt niet in de volksziel, doch wordt gemaakt door eenige kerkelijke heeren, die zeker meer van een goed bedoeld idealisme dan van nuchteren zin blijk geven. Zoo schept men luchtkasteelen, waaraan onze tijd rijk is misschien wel ten gevolge van de nooden, waarin dit moderne leven de menschen heeft gebracht. Uit de chaos, die de oorlog naliet, is ongetwijfeld met tal van, voorheen weinig op den voorgrond tredende verschijnselen, ook de zucht geboren naar eene niet slechts als geloofsideaal, maar zichtbaar bestaande algemeene, als eene eenheid zich openbarende kerkformatie. Er is ook voor wie de geweldige verdeeldheid aanschouwt, iets ontroerends in de schrijnende tegenstelling tusschen het artikel in de belijdenis: ,.Ik geloof ééne heilige algemeene Christelijke Kerk" en deze chaotische verwarring, dit amalgama van richtingen, bewegingen, kerken en kerkjes tot in het oneindige vermeerderend, met al den soms bitteren aankleve van dien, waarin het hedendaagsche Protestantisme dreigt onder te gaan. Het is inderdaad geen wonder, dat de angstige vraag opkomt, of wij zoo kunnen en mogen voortgaan. Er is soms een smachten naar een vredig kerkelijk leven, dat de massa niet slechts omvat, maar tot een moederlijken steun zijn kan op den vaak moeilijken levensweg. Er kan zich een heimwee openbaren naar een harmonisch kerkelijk leven, dat een bezielende kracht kan zijn in het nationale streven. Daarom, mogen wij op deze wijze voortgaan?
Als ik daarop nu niet terstond ontkennend antwoord, niet terstond zeg: ,,dat kan en mag niet", dan vindt dat zijn grond slechts daarin, dat naar mijne meening de werkelijkheid in het oog moet worden gevat. Men kan zulk eene vraag niet slechts beantwoorden met een beroep op idealen, op begeerten, hoe edel deze overigens mogen schijnen. Alleen de werkelijkheid, waarin wij verkeeren, beslist over wat mogelijk is en wat niet. Aan ijdele verwachtingen hebben wij niets, aan hersenschimmen, hoe schoon ook, evenmin. Daarom moeten wij de v r a a g stellen, of in onze dagen, in dit moderne, materialistische, ontgeestelijkte leven in de Kerk in het algemeen, ook de Roomsche kerk dus incluis, nog bij machte is de volkeren te leiden.
W i e opmerkt op welke wijze de Protestantsche oecumenische actie zich openbaart met hare groote vergaderingen, de stichting van een Raad, hare godsdienstoefeningen met veel liturgie, die een mengelmoes van kerkelijke belijdenissen, zelfs predikanten der „Geref. kerken" doen er gaarne aan mede, uitgeven voor oecumenische diensten, wie zeg ik, dit alles gadeslaat, die moet toch wel tot de overtuiging komen, dat de poging om zich over de chaotische werkelijkheid van het door richtingen verscheurde kerkelijke leven te verheffen veel meer op den voorgrond treedt, dan de vraag, waarom de kerken in de onderscheidene landen hare leidende positie hebben ingeboet. Soms kan men op de zoogenaamde oecumenische samenkomsten eene berouwvolle schuldbekentenis van onmacht en tekortkoming beluisteren, terwijl de vrijzinnigheid, die ook al naar eene oecumenische kerkformatie hunkert, zich tevreden stelt met de verklaring, dat „het menschdom in toenemende mate eene gemeenschappelijke geschiedenis verkrijgt", en dat men daarom naar oecumenische idealen streven moet. Hier is dus, hoewel zij oecumenisch willen zijn, van den oorspronkelijken historischen Christelijken levensgrond zelfs geen sprake meer. In de plaats daarvan trad een sociologische beschouwing. Er is een bond, die zich met den grootschen naam van „Wereldbond van kerken" aandient, waarin allerlei richtingen en bewegingen zijn opgenomen, waaronder ook die anti-miltarisme, weerloosheid, vriendschap tusschen volken en andere idealistische gevoelens willen aankweeken en vooral prediken de leer der onvereenigbaarheid van Christendom en oorlog.
En achter alle deze bonte groepen verscheen Stockholm met het ideaal van een practisch Christendom, dus een Christendom zonder leerstelligen bodem, met alleen maar sociaal-ethische denkbeelden. In zulk een bond komen allerlei Protestanten saam. Zij noemen zich een bond van kerken, maar uit den aard der zaak is daarvan geene sprake. Het is volkomen onjuist van een bond van kerken te spreken, want de kerken staan er zelve geheel buiten. Het zijn groepen van personen, waaronder een aantal ethische en moderne predikanten den toon aangeven, maar de kerk, haar volk. staat er volkomen naast. Eenige Anglicaansche predikanten, Grieksch orthodoxen en anderen uit verschillende landen maakten een soort alliantie, „om het evangelie op alle terreinen van het menschelijk leven tot eene beslissende macht te maken". Doch over leerstellige vragen laat men zich niet uit. W a t dat Evangelie dus eigenlijk is, wordt ons niet verklaard. Misschien is dit maar gelukkig, want als men daarover was gaan spreken, dan zou het terstond wel gebleken zijn, dat men de poging om „geloof en kerkorde tot eene zekere eenheid te brengen" wel kon staken. Het blijkt uit zulke beschrijvingen wel zeer duidelijk, hoe men hier van doen heeft met allerlei kunstmatige pogingen om eene zekere eenheid te maken, die er in het wezen der zaak niet is. Door een soort struisvogelpolitiek meent men alzoo te ontkomen aan den klem der werkelijkheid met haar oneindige varieteit van levens- en wereldbeschouwingen, van richtingen en scholen. Gewoonlijk onderscheiden zij zich alleen doordat de werkelijke resultaten dezer luidruchtige, door de groote bladen in breede en gewichtige verslagen ter algemeene kennis gebrachte vergaderingen, geheel ontbreken. Iets wezenlijks is door al dit idealistisch gekleurde, onder vurige redevoeringen aangeprezen streven nog nooit bereikt.
Ik meen zelfs te mogen zeggen, dat het ook niet mogelijk is, op deze wijze iets wezenlijks te bereiken. Al deze pogingen van oecumenisch zich noemende bonden en raden van Kerken zijn volmaakt ijdel, beteekenen absoluut niets. Als ik dit neerschrijf, dan is het mij volstrekt niet onbegrijpelijk, dat de meesten dezer veelkleurige, naar het internationale hunkerende idealisten zich niet zonder grimmigheid afkeeren. Toch acht ik mij verplicht het te zeggen, omdat ten laatste de werkelijkheid, hoe kaal zij er ook moge uitzien, beslissend is. En de werkelijkheid is, dat al deze samenkomsten in het geheel geene samenkomsten van kerkformaties of van hare vertegenwoordigers zijn. Het zijn simpel bijeenkomsten van leden der aangesloten vereenigingen, van idealistisch voelende menschen, vol goeden wil en vurige hope, maar van menschen, die meenen het leven der volken te kunnen reguleeren buiten het leven om. Zijn ooit de Nederlandsche kerken in zulke samenkomsten vertegenwoordigd geweest? Een enkele vertegenwoordiger onzer Herv. Synode is er zeker wel eens geweest. Zoo iets is geknipt voor eene Synode, die geene kerken vertegenwoordigt. Maar hebben onze gemeenten er zich ooit vertegenwoordigd gevoeld? In geen geval. Het is juiste het groote gebrek in ons moderne leven, dat in geen enkel land de kerk eene waarlijk leidende positie inneemt. Die tijd is lang voorbij. Is zelfs in zuiver Roomsche landen, in Spanje, Italië, Frankrijk de Roomsche Kerk nog eene leidende figuur? Is in Noord-Duitschland de Luthersche, in Engeland de Anglicaansche, in ons eigen land de Hervormde Kerk de leidsvrouw in het volksleven? Dat weten wij allen beter. Het is allerminst meer zoo. En let nu wel: het is niet de vraag, of wij dezen toestand goedkeuren, of wij het onaangenaam vinden, dat er van de nationale Kerk geen nationale kracht uitgaat. Het eenige, waarop wij nadruk leggen, en dat ten slotte den doorslag geeft, dat is de werkelijkheid. Deze alleen beslist. En zij leert, dat in geheel Europa de Christelijke Kerk als de leidsvrouw der volken heeft afgedaan. Omdat het zóó is, daarom is er in den Volkenbond geene plaats voor eenige kerk, zelfs niet voor de Roomsche kerk met haar grootsche hierarchie, met haar Vaticaan-staat, met hare pauselijke gezantschappen, met haar praal en pracht.
Het is met de eenheid der kerk, of zooals men graag zegt: „met de Una Sancta" precies als met den eeuwigen vrede. De grootmachten, die den Volkenbond hebben gesticht, hem in stand houden, zooals zij voorwenden om den vrede, wapenen zich alle voor den komenden oorlog. De wereld der volken is nog even rumoerig als voor 1914. En al deze vredesvertooningen zijn de omhulsels van het oorlogsvuur, dat gloeit in de diepte. De vreeselijke werkelijkheid, waarin wij leven, breekt den staf over al het vooze idealisme en over al de weidsche wereldbonden en raden. Daarom zou het van belang zijn geweest, indien deze welmeenende idealisten onzer internationalistische bewegingen ook op kerkelijk gebied, eerst eens ernstig hadden nagedacht over de vraag, of er in deze wereld, waarin wij leven, onder Protestantsche kerkformaties eene zichtbare ,,Una sancta", ééne zichtbare algemeene kerk nog wel mogelijk is. Indien dit moet ontkend worden, wat beteekent dan al deze beweging, met hare schamele vormen en armelijken schijn! Zelfs is het eene vraag, of op deze wijze de belangen van Gods Koninkrijk wel waarlijk worden gediend. Geeft men niet den indruk, dat men Rome wil nadoen en ligt daarin niet de erkentenis eener geeslijke armoede, die eigenlijk alleen daaruit verklaard kan worden, dat men den rijkdom der reformatorische beginselen, die in de belijdenisschriften der kerken uit den tijd der reformatie zijn neergelegd, niet meer waarlijk kent en dus ook niet meer genieten kan?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Oecumenisch streven V

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's