Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zeister moeilijkheden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zeister moeilijkheden

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij geven hier aan onze lezers door de rede, door Prof. Visscher gehouden voor de Vrije A.R. Kiesvereeniging „Groen van Prinsterer" te Zeist op Dinsdag, 18 Juni 1935, in het gebouw Irene. Hij sprak aldus:
M. H. K.
In dit samenzijn, ik mag dit niet verzwijgen, is wat mij met droefenis vervult. Wij zijn hier als gevolg van de smeulende verdeeldheid, die, zoo voel ik het aan, Christenen op zichzelf reeds schuldig stelt. De apostel verbindt de donkere schaduw van verachtering in de genade Gods met het opwaarts spruiten van den wortel der bitterheid. En dat in een tijd, als deze, nu de verwarring der geesten grooter is dan ooit en de gevaren uit den nood dezer crisis dreigend opkomen over heel ons volksbestaan! Zoo ooit, dan moest nu gevraagd niet naar wat scheiden, maar vereenigen kan. Indien het Gereformeerde volk zich weder zelfbewust werd, tijd en roeping leerde verstaan, dan zou het niet gedoogen, dat den vossen in den wijngaard nesten werden bereid. Laat ons het erkennen, dat met allen formalistischen schijn, die er is, aan het volk, dat Gereformeerd heet, veelal ontbreekt het waarachtige leven uit de beginselen der Reformatie. Dat gebrek is de bron onzer zwakheid en ook onzer verdeeldheid.
Daaruit is het ook verklaarbaar, en men kan dit reeds proeven uit hetgeen er publiek verluidt, dat er ook in dit geval al naar zondebokken wordt gezocht. Het ijverigst zoeken zij, die in verstandeloozen ijver zei ven de moeilijkheden verwekten en nu natuurlijk in onschuld aan zichzelven voorbijgaan. Reeds weken geleden hebben vrienden mij gewaarschuwd, dat ik vooral wel duchtig onder handen zou worden genomen door de machthebbers der A.R. Partij. De zondebok is dus reeds uitverkoren. Op zichzelf is dit teekenend voor het geval. Immers, ik sta persoonlijk volkomen buiten den oorsprong dezer moeilijkheden. Ik ben er door de bladen over ingelicht. Onder al wat er gebeurde, heeft niemand uit het bestuur der kiesvereeniging „Nederland en Oranje", niemand van de hoofdleiding der A.R. Partij, noch iemand anders met mij over deze moeilijkheden geraadpleegd. Ik ben er van den eersten oorsprong tot nu toe buiten gehouden. Toch is de zondebok reeds uitverkoren, als hij maar iets zou doen, dat „onorganisatorisch" was. Welnu, het ergste, dat zij kunnen doen, is hem uit te bannen in dewoestijn, die zij zich buiten de partij droomen. Of het dan een bok der verzoening zal wezen, dit zal de toekomst der Gereformeerde beweging leeren.
Het is U dus duidelijk, dat ik persoonlijk in het wezen der zaak geheel buiten deze moeilijkheden sta en er door niemand over geraadpleegd ben dergenen, van wie men zou verwachten, dat zij dit hadden gedaan in het belang der zaak zelve. Doch als ik dit zeg, dan bedoel, ik daarmede niet, er mij over te beklagen. Ik maak op raadpleging geene aanspraak, want ik ben in het leger der Partij slechts een gewoon soldaat, sta geheel buiten het kader, ben zorgvuldig gehouden en gebleven buiten elke partijinstantie. Toch meen ik niets onredelijks te zeggen, wanneer ik de veronderstelling uitspreek, dat wijze en verstandige leiding er mij wel over geraadpleegd en geheel anders gehandeld zou hebben.
Het Bestuur van „Nederland en Oranje" gaf een tractaatje uit en in het weekblaadje De K o e r i e r zijn vele woorden gewijd aan het conflict. Eén ding is daarbij duidelijk in het licht getreden door wat men citeerde uit hetgeen ik vroeger en later schreef en in publieke redevoeringen zeide, n.l. hoe ik mij naar mijn vermogen trouw gekweten heb van den plicht, dien het lidmaatschap der A.R. Partij mij oplegde. Meer dan 40 jaren heb ik hare belangen gediend onder Kuyper en ook nog onder zijne epigonen. En <ik mag daaraan toevoegen, dat ik dit heb gedaan met opoffering dikwijls mijner eigen belangen. Ik heb zulks ook nog gedaan bij de laatste verkiezing voor de Tweede Kamer, toen ik wist, dat de Heer Colijn het roer van Staat begeerde te grijpen. Hoewel ik mij gemakkelijk had kunnen verontschuldigen, heb ik voor duizenden de belangen der A.R. Partij bepleit, ook al was het mij bekend, dat ik om een critiek, die ik mij veroorloofd had op hetgeen gescheiden kerken deden, in het belang der Gereformeerde beginselen, voor Zeist en omgeving geen begeerde spreker was. Desondanks heb ik het Gereformeerde volk opgeroepen zich in te zetten voor de A.R., omdat ik niet wilde, dat Colijn's begeerte om op te treden, zou schipbreuk lijden door gebrek aan medewerking van het Herv. Gereformeerde deel der Partij. Maar verder gaat mijne verantwoordelijkheid niet. Indien dit Kabinet „Colijn" niet slaagt in de bereiking der doeleinden, die het in het uitzicht stelde en diè nog naar mijne overtuiging volstrekt bereikt moeten worden, als de democratische ontwikkeling nog een toekomst zal hebben, dan zal nooit iemand kunnen zeggen, dat ik mijn plicht niet deed. Ik heb de A.R. verdedigd, haar belangen bepleit, maar ik heb nooit kunnen vermoeden, dat uit de trouw aan dien plicht een wapen tegen mijzelven zou worden gesmeed, zooals door De K o e r i e r en het Bestuur van „Nederland en Oranje" is gedaan. Zij somden op wat zij konden saambrengen aan citaten om mij te mengen in het gerezen geschil. Alleen deze vraag mag ik nu, na al wat zij uit mijn strijd voor de beginselen samenbrachten, hier ook stellen: Welke waardeering is mij nu van de zijde van de Partijleiding in den breedsten zin voor het offer, dat ik gebracht heb in vroeger en in later jaren, te beurt gevallen? Ik kan er alleen dit op antwoorden, dat ik mij teleurgesteld zou voelen, als ik in de hoop op dankbaarheid den eisch van mijn beginsel had gevolgd. Ook op de A.R. kringen is van toepassing het woord, dat Shakspere in zijn Julius Caesar een van diens belagers in den mond legt: „De leeuw wordt in het net, de olifant in de groeve, de beer met spiegels en de mensch met vleiers gevangen. Wanneer ik Caesar zou zeggen, dat hij de vleiers haat, dan stemt hij dit toe en voelt zich dan juist het meest gevleid." Tot zoover Shakspere. Alleen maar, ik wensch ook in dit opzicht mijzelven te zijn en te blijven bij wat ik jaren geleden eens aan Dr. Kuyper heb gezegd: „Ik ben ieders dienaar, maar niemands slaaf."
Maar nu het conflict over des Heeren Jansens critiek in den Zeister gemeenteraad. Ik zal zeggen, wat ik dacht, toen ik het raadsverslag las. Ik vroeg mij af, of de Raad de plaats was, waar deze critiek thuis behoort. En ik heb ontkennend het hoofd geschud. Maar de critiek op zichzelve naar haren inhoud acht ik gegrond. Ik heb ook de houding der regeering tegenover de N.S.B. evenals vele anderen afgekeurd en nog meer de wijze, waarop zij in de Eerste Kamer is verdedigd. Ik versta, dat het volk die houding niet begrijpen kan. Kortgeleden moest ik op een Zaterdagmiddag in Utrecht een groote optocht der S.D.A.P. zien voorbijtrekken met muziek, met vlaggen, banieren, transparanten, een roode politieke demonstratie dus. Toen dacht ik aan de Amsterdamsche weeskinderen van voorheen, half rood, half zwart gekleed, en ik vroeg mij af, waarom de N.S.B. als in een stillen omgang door Amsterdam moest trekken, als dit in Utrecht mocht en kon. Den inhoud der critiek van den Heer Jansen wraak ik dus niet, kan niemand wraken, die voor alle burgers dezelfde rechten vordert. De Zeister Raad alleen was daarvoor de plaats niet. Als ik nu deze critiek zelve aanvaard, meen dan niet, zooals mij ook reeds ten laste werd gelegd, dat ik wel nationaal-socialist zou zijn. Ik ben Calvinist en dit sluit in, dat ik voor gerechtigheid opkom en dat ik begeer eene regeering, die waarlijk regeert.
De stoute moed van den Heer Jansen is opgeblazen tot een zaak van groot gewicht, van insubordinatie tegen de krijgstucht der partij. Ik geloof echter, dat de Heer Colijn er in zijnen slaap niet door werd gestoord en dat hij het alles veel kalmer heeft opgevat dan zijne Zeister paladijnen.
Doch laat ons deze lofzingende verdedigers van Colijn nu ook eens op den keper bezien, hun trouw aan den leider, waarmede zij geuren, eens toetsen. Ik zal u daarvan eene geschiedenis verhalen. Tot nu toe ben ik twee keer in mijn leven diep ontroerd door de kunst van de teekenaars der caricatuur. Eenmaal, het is jaren geleden, in Rotterdam, voor een sigarenwinkel, het was in de dagen, dat Dr. Kuyper met „het lintje" werd vervolgd. Ik zag hem daar geteekend als een gekruisigde. Ik voelde in het satanische dier kunstvolle teekening den dolkstoot van den antichrist. En ik ontroerde. En sinds ben ik nog eenmaal pijnlijk getroffen door de teekenstift in de caricatuur. Onlangs, toen over ons volk de schande was gebracht van het revolutionaire avontuur met de Zeven Provinciën. De S.D.A.P. was bij de eerste berichten uitgelaten van vreugde over deze „dappere ongehoorzaamheid". Toen werd in den Heer Colijn het soldatenhart wakker en ik hoorde het hem zeggen, dat hij het schip liever naar den bodem der zee zag gaan, dan dat het onder de roode vlag dezer revolutionaire boekaniers zou varen. Daarom werd hij gescholden als een naar bloed dorstende geweldenaar. En wederom kwam er de caricatuur, die hem afbeeldde met een gelaat, waarop de wreedheid en met handen, waaraan het bloed kleefde. Ik was ontroerd over deze leugenachtige, krenkende teekening, die zijne persoon en zijne woorden miskende. Ik ben toen tot hem gegaan en zeide: „Mijnheer, is U deze caricatuur bekend?" Ik zag, hoe mijne vraag een wolk van zielepijn over zijn gelaat deed gaan, terwijl hij een bevestigend antwoord gaf. Toen vroeg^ ik: „Weet Gij op welke drukkerij dit gruwelijk gemeene stuk is gedrukt?" „Neen", zeide hij, „dat weet ik niet." „Welnu", antwoordde ik, „luister dan, dit goddelooze caricatuur is gedrukt op dezelfde drukkerij, die de vrome Koerier uitgeeft, die met antirevolutionair kapitaal wordt gedreven, bestuurd wordt door de voormannen der A.R. in Zeist en de provincie. Een door antirevolutionairen gedreven zaak heeft geld verdiend aan deze caricatuur." Welt ook een fontein uit één ader zoet en bitter water? Het is niet onverschillig, hoe men geld verdient. Zeg niet: zaken zijn zaken. Velen zijn niet kieskeurig. Een Christen kan dat echter nooit zeggen, noch zijn. Diezelfde menschen, die wekelijks voor Colijn roepen als ware hij de groote Diana der Ephesiërs, verdienden geld aan die caricatuur, die hem den volke als een bloeddorstig zeloot moest voorstellen. Of deze ook trouwe vrienden zijn! En hetgeen nu mijne aandacht trekt, is de houding van het Bestuur van „Nederland en Oranje". Hebben zij toen ook circulaires rondgezonden over de tweeslachtige houding van sommige leden der A.R. kiesver. „Nederland en Oranje"? Hebben zij ook toen gedreigd „zij het ongaarne, met voorstellen in verband met art. 3 en 4 der Statuten?" Wij hebben er niets van bespeurd. Nu de Heer Jansen zich . eene afwijkende critiek veroorloofde, wordt de eisch der organisatie op den voorgrond gebracht. Naar mijn oordeel hebben wij daarbij van doen met een symptoom der innerlijke verwording. Een echte politieke partij mag niet zijn een doel op zichzelf. Hare roeping is het volksbelang te dienen. Zij is er om het geheele Volk. Zoo verstonden Groen en Kuyper het ook. Het is de verrotting der moderne democratie, die de partijen tot een doel maakt Van zichzelven. Dan treedt in plaats van het volksbelang groepsbelang, kerkelijk belang, persoonlijk belang. Dan wordt de organisatie een machtsmiddel, dat zich keert tegen al wat het specifieke belang in den weg treedt. De organisatie, die bestemd was om de levende beginselen te laten functioneeren, wordt dan een wapen in dienst van engere belangen. En wie daartoe niet bereid is, voor dien ligt het royement gereed. Over de beginselen hoort men dan niet meer, alleen maar over de macht, waarmede men dreigen kan.
De circulaire van het Bestuur van „Nederland en Oranje" heeft mij zeer verbaasd, omdat zij kwam van menschen, die behooren tot de „gereformeerde Kerk". Zij doen met de leden der A.R. Partij, die het wagen critisch te staan tegenover wat gebeurt, precies zooals in 1886 de Synodale organisatie deed met de opstandigen. Er was maar één maatstaf, namelijk de organisatie. Wie daarmede ook slechts schijnbaar niet overeenstemde, werd uitgebannen. Over beginselen werd niet gesproken en geestelijke waarden kwamen niet in aanmerking. O, die organisatie! In haar naam werd de ware kerk in hare levensuiting gesupprimeerd. En bij deze moeilijkheden in de politieke partij wordt dezelfde synodale methode in toepassing gebracht. Of de beginselen rein en zuiver worden bewaard, of er grond is voor critiek, of de gerechtigheid hare plaats heeft, daarover wordt niet gerept. Alleen op het Damocleszwaard van het royement, op de ban der organisatie wordt met nadruk gewezen. Of de partij verloopt, of duizenden zich afkeeren, daarvoor blijven de oogen gesloten. Of het partijleger uiteen valt, ondanks de organisatie, omdat het alleen door hoogere beginselen kan worden saamgesnoerd, dat is geene vraag. En dat zulks geen vraag meer is, dat er alleen met de organisatie wordt geschermd, is duidelijk symptoom van innerlijke verwording, die het bestaan der Partij bedreigt. Wie hinderlijk is om zijn afwijkend oordeel, voor dien geen plaats meer, want hij is onbruikbaar, omdat hij zich niet gebruiken laat.
Dat de Heer Jansen zich eene eenigszins minder gepaste critiek dan veroorloofde, is naar mijn oordeel nooit een grond voor een conflict, hoogstens voor eene onderlinge bespreking, waarbij een ieder voor de sprake zijner eigen consciëntie staat. Deze moeilijkheden werden geboren uit zelfoverschatting en misbruik der organisatie. En als er nog een Dr. Kuyper ware, dan zou het zoo ver niet gekomen zijn. Ik kom op voor de vrijheid in ons oordeel, dat alleen getoetst mag worden aan de norm der beginselen en niet aan persoonlijke sympathie. Eerst als er sprake komt van beginselverzaking, is er plaats voor de ban. Doch dan moet de partij zelve in haar bestuur en leiding van de zuiverheid harer beginselen het merkteeken dragen. Maar overigens en- dat brengt mij hier, laten wij ons het recht op een vrij en zelfstandig oordeel op grond der Gereformeerde beginselen door niemand en niets ontnemen. De organisatie mag geen afgod worden, waarvoor wij zouden moeten knielen. De man is meer dan zijn kleed, de ziel meer dan het lichaam, het leven meer dan de vorm, waarin de kunst het goot.
Is de Heer Jansen om zijne critiek over eene regeeringsdaad plotseling geen geschikt gemeenteraadslid meer? Zijn de Hervormde leden, die uit het Bestuur geworpen zijn, omdat zij hem ter zijde stonden, niet meer goed voor bestuursleden? Naar mijne meening kan alleen zelfoverschatting en machtsmisbruik tot zulke daden leiden. Het is machtsmisbruik, als van de omstandigheid, dat ons Hervormd Gereformeerde volk zich onder de spheer van het zoogenaamde Neo-Calvinisme niet thuis voelt, gebruik wordt gemaakt om de Hervormde leden uit het Bestuur te werpen door een gemakkelijk te verwerven kerkistische meerderheid. En het is ook machtsmisbruik, als diezelfde meerderheid eigenmachtig de haar behagelijke uitverkorenen in hunne plaats stelt, die van een van elders gekomen gereformeerdachtigen dominee den zegen moeten ontvangen. Zou men denken, dat ons Herv. Geref. volk die miskenning niet voelt? Onder Dr. Kuyper zou zoo iets nooit zijn voorgekomen. Indien dit machtsmisbruik wordt voortgezet, dan zal het aantal vrije A.R. kiesvereenigingen weldra zeer sterk vermeerderd zijn. Door machtsdaden, gepleegd in naam eener organisatie, zal het in het Calvinisme wortelende oude A.R. beginsel niet sterven. Omgekeerd zal het als de bekende palm onder den druk groeien. Het volk, dat nog aan de belijdenis der Vaderen vasthoudt, eischt, afgezien van wat de een of andere „gereformeerde" Synode belieft te decreteeren, ook voor de overheid onderwerping aan de Souvereiniteit Gods naar uitwijzen van Gods Woord.
Welnu, het verleden der mannen, die in dit conflict zijn gedreven, is een waarborg, dat zij goede antirevolutionaire mannen zijn, die ook de gemeentebelangen in het licht dier beginselen zullen zien en dienen. Zij zullen opkomen voor een gezag, dat vrijheid, in onderscheiding van losbandigheid, waarborgt. Zij zullen opkomen voor een extra zuinig beheer, dat de tijdsomstandigheden vorderen. Zij zullen ook de belangen van den arbeid, van het economisch leven, de belangen ook der minder bedèelden, naar vermogen behartigen en wat nog meer zegt, ook in het strijdperk treden voor de zedelijke idealen, die in het licht van Christus blinken. De nationale, de zedelijke en de religieuse waarden zullen zij op prijs weten te stellen en voor de eere daarvan opkomen op elk gebied der gemeente-bemoeiing.
Ik betreur, dat dit conflict niet kon worden opgelost, dat een verkeerd beleid, dat zich niet door wijsheid, maar door de dommekracht eener organisatie dragen liet, mij er toe dwingt om nu tot eiken waren antirevolutionair te zeggen: Denk er om: op het spel staat het recht op een vrij oordeel. Dat recht laten wij ons niet ontnemen, dan alleen wanneer het strijden zou met de beginselen van Gods Woord, zooals de Reformatie die verstaat. Deze mannen zijn gedrongen in de positie eener vrije A.R. Kiesvereeniging, die eerst dan weer kan verdwijnen, wanneer „Nederland en Oranje weer tot het oude oorspronkelijke A.R. beginsel terugkeert; wanneer zij ophoudt met het machtsmisbruik eener organisatie, die ook zelve geroepen is zich te houden in onderworpenheid aan de beginselen van Gods Woord. Doch deze organisatie werd niet gegeven om onze vrijheid als goede gereformeerde mannen te knechten. Stemt daarom op lijst 9.
P.S. De kiezers hebben er voor zorg gedragen, dat de Heer Jansen, dien men vooral wilde wippen, weder in den Raad van Zeist zijne intrede deed. Hij vereenigde 714 stemmen op zich. Voor een begin is dit geen kwaad teeken. De Hervormden hebben betoond er te zijn en zullen dit, als het noodig wordt, steeds klaarder toonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Zeister moeilijkheden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 juni 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's