Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus alléén III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus alléén III

Filippenzen 3 : 7—14.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

vs. 7—9. Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus wil schade geacht. Ja gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus mijnen Heere, om wiens wil ik alle die dingen schade gerekend heb en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen, en in Hem gevonden worde, niet hebbende mijne rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof:

Zoo is dan Paulus het eigendom van Christus. Hij is hem de parel van groote waarde. Toen alles overboord ging, werd hij als schipbreukeling in zwaren storm behouden. Hij is geëigend en gaf zich over gelijk hij wederkeerig Christus aannam door het geloof. Nu onderwijst hij ons van de worsteling des levens om in dien Christus, in wien hij was, te blijven. Hij heeft Hem gewonnen en moet Hem gewinnen. Blijft in Mij en Ik in u, zoo draagt gij veel vrucht. Dezelfde gedachte wordt nu nader ontwikkeld als hij toevoegt: en in Hem gevonden worde, zonder van mijzelven te hebben eene gerechtigheid, die uit de wet is. Zijn levensdoel teekent hij ons dus als eene worsteling om als een niet in zichzelven den vollen Christus te bezitten, in wien hij wordt gevonden. Dan alleen kan hij zijne bezittingen bezitten. Nu ware het een verloren strijd, indien de Heere Christus de overwinning niet waarborgde: Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit mijne handen rukken. Vader, zoo bidt Hij, bewaar ze in Uwen naam ,die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt.
Paulus was in zichzelven bankroetier, maar Christus was zijn schat. Nu was het zaak in zichzelvenbankroetier te blijven om den rijkdom van Christus te kennen en te genieten. Hij was niets en mocht ook niets worden. Altijd weer moest hij tot zijn nulpunt worden teruggebracht. Christus alléén! Christus alles!
In Hem gevonden worde, zonder van mijzelven te hebben eene gerechtigheid die uit de wet is. Voor God maakt Christus hem alléén aangenaam en dat ervaren wij in onszelven gansch ontledigd, met God bevredigd, en met God tevreden. Ik werk niet om wat te verdienen of wat te zijn, o neen, Christus is alles.
„In iemand gevonden worden." Hoe kunnen we dit feit toelichten? Denk aan een schuldenaar in zijn borg. Als satan Luther fel benauwt en hem pijnigt met zijn zonden en wijst op de vlekken zijner ziel, dan mag Luther zich verstouten en den vader der leugenen verwijzen naar zijn Borg.
Ik ken een mensch in Christus, zegt Paulus. In iemand gevonden worden. Zalig, wie in Christus is, die zal ervaren dat de Heere geen zonde aanziet in Jacob, noch overtreding in Israël. De Heere zijn God is met hem en het geklank des Konings is bij hem. De zonden van Juda worden gezocht, maar niet gevonden. In Hem is al mijn heil, mijn eer, mijn sterke Rots, mijn tegenweer. Het zwakke konijn is veilig, als het maar blijft onder de rots. Het is juist zoo benauwend voor den zondaar God te moeten ontmoeten buiten Christus en zijn bloed en gerechtigheid. Kent gij die benauwenis? Hoe verkeert gij er onder? Waar brengt zij u?
Gevonden in Christus... weigeborgen, gelijk een schip in de haven. Door Hem bewaard en omgeven, bedekt en ingesloten, zoodat ik zelf als weggevallen en verdwenen ben en Hij nu leeft in mij. Hetgeen ik nu leef in het vleesch, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft overgegeven. Zoo leert ons Paulus dat zijn staat in Christus vast ligt, zijn leven in Hem is verborgen, en in Hem blijvend gevonden moet worden.
Hij werd in Christus gevonden door den Vader van eeuwigheid, want deze verborg hem in Jezus voor den gloed van Zijn toorn. De goddelijke wrake zocht hem en vond hem geborgen door de liefde, in Jezus. Deze is mij een uitverkoren vat! Een eeuwig wonder toch is deze verkiezende liefde Gods. Van eeuwigheid verkoren... van eeuwigheid verkoren! Zalig, dien Gij hebt verkoren... in Hem gevonden. De Vader vond hem in den Zoon aan het kruis. Ik leg mijn leven af voor mijne schapen. Indien gij Mij zoekt, zoo laat dezen henen gaan. De Heilige Geest nu heeft hem in Christus ingedragen, zoodat hij in hem gevonden wordt. Daar vindt God hem; daar moet hij ook zichzelven zoeken. In Hem. Hij verborg ons in Zijn kleed, nadat wij gewasschen waren met zijn bloed. Door het vinden des Vaders in den Zoon stroomt telkens weer vrede in de ziel. De Geest onderwijst ons van dat in-zijn in den Zoon.
Luister eens. Daar is een vader, wiens zoon meermalen in de herberg zit en zijn tijd ijdel en zondig doorbrengt. Meermalen, als het uur is geslagen, dat de zoon thuis behoorde te zijn moet hij hem gaan zoeken. Weer in de herberg? Hij denkt ik zal eerst even hooren bij de familie of hij daar ook is. De vader hoopt het! En ja, hij is er juist dien avond. Dat is je geluk, zegt de vader, dat ik je hier vindt.
Als Vader mij zoekt ben ik verheugd te mogen zeggen: Hier ben ik, in Uwen Zoon! Zalig leven des geloofs. Adam waar zijt gij, zoo vroeg God in den morgenstond der schepping. Adam had zich verborgen, omdat hij naakt was en vreesde.
Mijn lezer, zijt gij geborgen in Christus? Kent gij dat zoeken der liefde van den Vader? Mijn kind, waar zijt gij? Hier ben ik, Heere, want Gij hebt mij geroepen; hier ben ik in het Lam, in wien Gij al uw welbehagen hebt. Zalige werkzaamheid der ziel den Heere te mogen noodigen, geheel geborgen in Hem. Dan stroomt zoete vrede en zalige blijdschap in de ziel. Daar wenschen wij te toeven, onbevreesd en weibewaard.
Het leven van Paulus is door Hem omgeven, bedekt, ingesloten en bewaard. De wet kan hem niet vinden met haar vloek. De duivel kan hem niet vinden. Daar is in de tenten der rechtvaardigen een stem des gejuichs en des heils: De Heere doet krachtige daden. Ik zal niet sterven, maar leven en de werken des Heeren vertellen. Ja, wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Zie, hier ben ik volkomen veilig en welbewaard, daarom ook onbevreesd. In Christus vindt Paulus zichzelven. Opdat zij allen zijn één, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en ik in U, dat ook zij in ons één zijn.
Geen wonder, dat hij aldus in dien Borg zijnde, ook in Hem begeert te blijven om altijd door in Hem gevonden te worden. En hoe is hij in Hem?
Niet hebbende mijne rechtvaardigheid, die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is... De apostel stelt dus tweeërlei rechtvaardigheid tegenover elkander, die uit de wet en uit het geloof. Zijn leven vóór zijn bekeering was ingericht naar de wet van Mozes. Met groote angstvalligheid zocht hij zich te houden aan de inzettingen en geboden en rechten om zoo gerechtigheid voor God te verwerven. Hij zo.cht zijn eigene gerechtigheid op te richten. Het ging wel niet gemakkelijk, maar hij poogde het toch met inspanning van alle krachten, zoodat hij naar de wet, uitwendig genomen, onberispelijk was. Dat hij pogingen in het werk Stelde om aldus rechtvaardig voor God te zijn of althans een stuk zijner gerechtigheid zocht in de werken, bewees afdoende, dat hij zijn zondestaat voor God niet kende in het licht der onkreukbare rechtvaardigheid Gods. Neen, wij hebben geen waardigheid noch eenige verdienste. Maar daarbij blijft het niet. Noch gebed, noch zucht, noch traan kan ons baten voor God. Noch bevinding, noch arbeid des evangelies, noch het lijden van vervolgingen, het doorstaan van veel benauwdheid en ellende, na onze waarachtige bekeering kan onze gerechtigheid voor God zijn.
Dus noch de werken der wet, noch de vruchten des geloofs kunnen onze gerechtigheid zijn voor God. Paulus kreeg een scherpe doorn in het vleesch, opdat hij zich vanwege de uitnemendheid der openbaringen niet zoude verheffen. Hij liep anders gevaar te steunen op die openbaringen, doch nu zonk hij neer op Christus alleen.
Niet hebbende mijne gerechtigheid, die uit de wet is. Hij bezat ze niet; hij had ze feitelijk nooit bezeten al had hij het zich ingebeeld. Hij vond ze niet bij zichzelven, hij zocht ze er ook niet meer.
Hij zocht ze alleen in Christus. Dus de apostel had wel gerechtigheid, waarin en waardoor hij voor God kon bestaan. Zeker wel! De gerechtigheid van Christus, die volkomen is, daarin bestond hij voor God. Die gerechtigheid nu was de zijne door het geloof. Die gerechtigheid was hem geschonken in de gave des Zoons van den Vader. Door het geloof had hij ze mogen aannemen met Christus vereenigd. Kent gij honger en dorst naar deze gerechtigheid? Alleen door haar kunnen wij voor God bestaan in het gericht. Zij opent den toegang tot God en van den saffieren troon schieten geen vuurvlammen, maar komt ons tegen het ruischen van eeuwigen vrede.
Nog nader wordt deze rechtvaardigheid omschreven, als hij toevoegt: „namelijk de rechtvaardigheid, die uit God is door het geloof." De zaak staat dus zóó, dat de rechtvaardigheid die hij deelachtig wordt door het geloof in Christus, gerechtigheid uit God is tot het geloof. Het is van belang op dezen samenhang te letten. Zij bergt in zich een rijke troost voor het kind des Heeren. Wil het soms zeggen, dat de gerechtigheid van Christus eene goddelijke is omdat Hij zelf God is? Neen, dat is de bedoeling niet. Maar, het is rechtvaardigheid die door God den Vader is besteld en verordend, gerechtigheid die Hij aanbiedt; die Hij toerekent en aandraagt. Ze is uit God door Christus; Gode betamelijk; Gode waardig en Gode aangenaam. Kent gij deze gerechtigheid alzóó, lezer, want de Heilige Geest leert haar aldus kennen. Het moet ons steeds meer opvallen hoe de Heilige Geest ons het werk der zaligheid laat zien en kennen in het licht der drievuldigheid Gods. Wanneer wij dus door het geloof Christus mogen omhelzen, gerechtvaardigd zijnde, dan is dit de gerechtigheid uit God. Wij omhelzen den gegeven Middelaar Gods en der menschen. Die uit God is door het geloof. Opvallend is, dat hier niet hetzelfde woord wordt gebruikt voor door het geloof als in het voorafgaande: die door het geloof van Christus is. Door het geloof van Christus, daar wordt het geloof als middel, als instrument aangewezen om de gerechtigheid van Christus te ontvangen. Hier wordt een woord gebruikt om den band aan te wijzen tusschen God en den zondaar. De gerechtigheid die uit God is, vastgemaakt aan het geloof. Dit is de wil des Vaders, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Dengene, die niet werkt maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigd, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid. De gerechtigheid wordt dus verbonden niet aan de wet, maar aan het geloof. De persoonlijke genieting rust dus in het geloof. Daardoor alléén kan zij worden gekend en genoten.
Alleen door het geloof wordt zij bij den voortgang met blijde bewustheid als eigen genadevoorrecht gekend. Zoo verbindt de apostel aan de rechtvaardigmaking ten nauwste het leven der heiligmaking. De rechtvaardige zal door het geloof leven. Zalig daar gevonden te worden in Hem, die ons leven is. Geen toorn-ervaring maar genieting van welbehagen is ons deel.
Wij hebben aan de rechte verklaring volle aandacht moeten besteden, maar willen nu de volgende practische lessen elkander voorleggen uit deze stof geput.
Leer allereerst het volgende. Om voor God te kunnen bestaan en te verkeeren is het noodzakelijk, dat wij worden gerechtvaardigd in het oordeel Gods. En, om gemeenschapsleven met God te kunnen smaken moeten wij rechtvaardigen zijn in Christus. Hoe zou het anders kunnen? Hoe toch zullen twee tesamen wandelen, zoo zij niet eerst overeengekomen zijn. Van gemeenschapsleven kan toch geen sprake zijn zonder verzoening. Hoe zou de volmaakt rechtvaardige God, die te rein von oogen is dan dat Hij het kwade zou kunnen zien, met ons kunnen verkeeren in onzen onverzoenden staat? Hij is de vlekkeloos Heilige. Zelfs de hemelen zijn niet zuiver in Zijne oogen, hoeveel temin de mensch, die zijn weg heeft verdorven en gedaan wat kwaad was in Zijne heilige oogen? Gij, Gij zijt geen God die lust heeft aan goddeloosheid; de booze zal bij U niet verkeeren, en Gij haat alle werkers der ongerechtigheid. Zullen wij Gode behagen, zoo moeten wij beminnen wat Hij bemint en haten wat Hij haat. Waar zal dan de goddelooze en zondaar verschijnen? O arme dwaze mensch, gij stelt u in slagorde tegen God als een stoppel tegen het vuur! Zult gij, zóó blijvende, niet eenmaal hooren: gaat weg van Mij, gij vervloekten in het helsche vuur, dat den duivel en zijnen engelen bereid is? Vredesleven met God wordt alleen gesmaakt in den weg der verzoening.
Gij zijt volmaakt, Gij zijt rechtvaardig, Heere, uw oordeel rust op de. allerbeste wetten, zoo zong de zanger van ouds.
We zouden niet willen zalig worden met krenking van Gods deugden. O neen, het ware beter dat wij verloren gingen. Want Gods eer is teer. Wij hebben onze eer verspeeld, omdat wij in eere wilden zijn. Gelijk het Gods eere was die ons noopte volkomen afstand te doen van de zaligheid, zoo is het nu in die toegerekende gerechtigheid van Christus, dat Gods eere onze zaligheid vordert, want Hij zal geen tweemaal voldoening eischen. Ik denk aan die vrouw, op haar sterfbed, zijnde in doodsnood; eene vrouw in Christus. Een vriend wilde haar beproeven en zei: als ge nu nog eens verloren gaat, zoudt ge dat kunnen billijken? En haar antwoord luidde beslist en vol heilige dapperheid des geloofs: dan zou God meer verliezen dan ik, want ik zou mijn ziel verliezen en Hij Zijn eer! En dat is meer! Zóó is het inderdaad voor den geborgene in Christus, bedekt met gerechtigheid, gehuld in dezen Koningsmantel. Zoo zeker als hij eenmaal moest omkomen buiten Christus ,zoo zeker moet hij zalig worden in Christus. Die zekerheid leeft in de ziel. In het natuurlijke dan gevoelen wij de warmte onzer kleederen en gevoelen ons behagelijk in de koude, die er niet kan doordringen. Maar feitelijk verwarmen de kleederen ons niet, doch wij de kleederen, die alleen de koude tegen kunnen houden. Maar gehuld in den mantel van Christus gerechtigheid zit er warmte en leven in dat kleed zelf, want het is toch tevens gemeenschap met den Levensvorst. Er gaat kracht van uit, niet minder dan toen de bloedvloeiende vrouw den zoom van zijn gewaad aanraakte met haar bevende hand. Vredesgemeenschap met God in Christus, wie zal dit heilgoed kunnen beschrijven? Neen, dat moet worden ervaren om te weten wat het is. Dit kleed verouderd niet en de mot kan het niet eten.
Die rechtvaardigheid nu waardoor wij Gode welgevallig zijn, en voor Hem kunnen bestaan, moet eene goddelijke rechtvaardigheid zijn.
Indien gij meent gerechtigheid te bezitten voor God, beantwoordt zij dan aan dezen eisch? Is uw bed niet te kort om uwe leden op uit te strekken en het deksel te smal? Geweldig als God God voor ons wordt. Als zijne deugden ons worden onthuld. Leg in de weegschaal des Heiligdoms wat gij maar wilt, het is alles lichter dan hooi en kaf. Alleen de gerechtigheid Gods in Christus weegt ruimschoots op tegen alle zonden; neemt het oordeel Gods volkomen weg. Het gekweld worden door de zonde kan niet ophouden zoolang wij de kracht van het offer niet kennen. O, die volkomen afrekening in Christus. Neen, er bleef niets meer te vereffenen. Maar die de gansche wet zal houden en in een struikelen, die is schuldig aan de gansche wet.
Ik zeg u, tenzij uwe gerechtigheid overvloediger zij dan die der Farizeën en der Schriftgeleerden, gij zult in het Koninkrijk Gods geenszins ingaan. Ja, het is niet slechts te vreezen doch het zal werkelijk geschieden wat de mond der waarheid heeft gezegd: Velen zullen te dien dage zeggen: hebben wij niet in uwe straten geleerd, hebben wij niet in uwen naam gegeten en gedronken? En Hij zal zeggen: Ik heb u nooit gekend. Daarom, weet gij waarachtig, dat de gerechtigheid van Christus gerechtigheid Gods is? Heeft de Vader u dienaangaande verklaring gegeven? Hebt gij in het gericht gestaan voor God?
Zoo is dan de gerechtigheid, waarmede wij alleen voor God kunnen bestaan eene gerechtigheid in Christus. Hij toch heeft volkomen de wet volbracht. Hij kan den Vader zijn gerechtigheid vlekkeloos en ongeschonden voorstellen, gelijk ook omgekeerd mag gezongen: nu heeft de Vader zijn gerechtigheid zoo vlekkeloos en ongeschonden aan het heidendom ten toon gespreid. Hij heeft gedacht aan Zijn genade! Daar ligt in de kribbe van den stal te Bethlehem het Christus- Kind.
Dezen Jezus verkondigen wij u. In Zijn dienst begeeren wij te leven en te sterven. De naam Jezus is de eenige naam onder den hemel door welken wij moeten zalig worden. Wij verkondigen in Hem vergeving der zonden; in Hem, die zelf geen zonde heeft gekend en op wiens lippen geen bedrog is geweest.
Zal deze gerechtigheid ons baten, zoo moet zij ons deel zijn door het geloof. Geloof stelt ons buiten onszelven en doet alles overboord werpen om Hem te gewinnen. Er wordt veel over geloof en gelooven geredeneerd en gedisputeerd, maar bezit gij het geloof? Laat ik nu ook eens een kenmerk noemen. Gij zucht en maakt u blij, vaak om beurten, gij zijt nooit verloren gegaan voor God, hebt nooit uw ondergang als rechtvaardig ervaren en spreekt over geloof in Jezus. Maar, het geloof sluit in het loslaten van zichzelven en het gedragen worden door een ander. En dat ontbreekt u! Waar blijft nu uw geloof? Was het wel waarlijk geloof en gelooven? Wordt u het evangelie feitelijk niet een nieuwe wet, die gij zoekt te volbrengen om zalig te worden. Gij zoekt het evangelie te volbrengen door u te oefenen in uw gelooven en uw werkzaamheden laten u buiten Christus en zijn heil, al zijt gij er dan nog zoo druk mee. O zeker, wij weten, dat menigeen het zelfs daar niet druk mee heeft en de breuk op het lichtst of het zonderlingst wordt genezen. Beproeft uzelven of gij in het geloof zijt, onderzoekt uzelven! De Heere zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken.
Deze gerechtigheid is uit God door het geloof. Dit was, wij wezen er reeds op bij de verklaring, geen noodelooze herhaling maar een nieuw gezichtspunt. De zaak werd eerst bezien van de zijde van den zondaar naar Christus heen. Ge ziet in den geest de vereeniging van den zondaar met den gezegenden Borg. Ge ziet de levensworsteling in het geloof om zich als een vogeltje te nestelen in dezen ceder. Om daar zijn stem te doen hooren van tusschen de takken. In Hem is al ons heil en onze eer. Maar nu laat de apostel ons de zaak ook zien vanuit den Vader. Paulus bezit Christus en nu omhelst hij Hem in het geloof en geniet den vrede met God. Doch aanschouw nu ook, hoe de Vader in Christus die gerechtigheid neerlaat om er zijn kind in te wikkelen, de gevende Vader in Christus en het ontvangende kind Gods ontmoeten elkander in Hem. Dit was zoo in de rechtvaardigmaking. Men let daar gewoonlijk veel te weinig op omdat men blijkbaar niet gerechtvaardigd is. Men spreekt over het geloovig omhelzen van Jezus en zich toeëigenen van de gerechtigheid om nu te gelooven dat ook mijne zonden om Christus wille vergeven zijn. Nu moet worden vastgesteld dat dit toch niet is de toegepaste rechtvaardigmaking. Zeker, ook die daad Gods is bij den een klaarder dan bij den ander, maar toch in wezen gelijk. Wat is het geval om terug te komen op het straks gezegde? Men gaat uit van den geloovenden mensch en blijft in den geloovenden mensch hangen*). Het zijn werkzaamheden met Christus, die geopenbaard wordt bij het toevallen van het recht Gods, maar het is niet de vrijspraak Gods, die wordt verworven. Men redeneert dan vaak verder met zijn verstand over vrede met God, ja, over verzoening met God drie-eenig en leeft uit de vruchten met meerdere of mindere bewustheid. Wilt ge dit de standelijke rechtvaardigmaking noemen wij kunnen dit toegeven en gelooven dat de meesten in onze donkere tijden niet verder komen maar de rechtvaardigmaking heeft daarmede toch haar volle beslag niet gekregen.
Het is ook niet klein, maar toch is het niet wat Paulus ons teekent want tevergeefs zoekt men naar de rechtvaardigheid die uit God is tot het geloof. In de rechtvaardigmaking des zondaars voor God in de vierschaar zijn geen geloovige uitgangen naar Jezus, maar is het de Vader, die den zondaar, die lijdelijk wegzinkt voor God en nu niet in de hel, maar in Jezus' armen neerzinkt, die straks zich openbaart in dien Christus. Nu kan de Vader afdalen in dien Christus tot den zondaar om hem te betoonen, dat Hij een welgevallen neemt in het offer, dat die gerechtigheid, in den Heere onze gerechtigheid, gerechtigheid Gods is... Door het geloof. Dat wil zeggen (wij wezen er reeds op) naar het geloof toe. Dus, de Vader nadert hier in den Zoon den zondaar die met Christus is vereenigd en daalt in (laat ik het zoo maar eens uitdrukken) in het geloof. Nu ben ik toe aan de schenking des Vaders. Nu kan Hij ons aannemen als kind. De Rechter wierd nu Vader en de booswicht kind. Neen, het gaat hier niet om schoolsche spitsvondigheden, maar om het theologisch bestand der goddelijke Waarheid. Het gaat om God en de prediker behoort een prediker Gods te zijn. God rekent den zondaar in Christus gekomen door het geloof, deze gerechtigheid toe. De zondaar doet dat niet door geloovige overleggingen, maar God doet het. Maar al te zeer is de lijdelijke zijde der rechtvaardigmaking uit het oog verloren. Een zaak waar wij echter thans niet nader op kunnen ingaan, hoezeer zij volle aandacht vraagt. Op dit punt was en is de theologische voorstelling zeer gebrekkig. En met de bevinding is het in onze dagen nog erger! De apostel laat ons dus blikken in het hart van Gods gekenden, hoe God met Zijn hart in Christus het hunne raakt en Zijn vrede doet smaken, die alle verstand te boven gaat. Het kan zeker moeilijk worden betwist dat alleen de bevinding dezer zaken ons in staat stelt de juiste verklaring te grijpen en in haar waarheid te verstaan als verklaring van eigen leven der ziel.
Zóó in Christus gevonden te worden is nu de grondslag van vredesleven met God. Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, die rechtvaardig maakt! Het Boek des levens des Lams wordt niet herdrukt, verbeterd of veranderd. Wij hebben Hem verwacht en Hij zal ons zalig maken, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijne zaligheid.
Hier is de zuivere grondslag van het gemeenschapsleven met God. Een uur door Christus omhelsd weegt rijkelijk op tegen de waardij der geheel wereld. De Koning schenkt ons een rijk pensioen. Zoo moet de Koning eeuwig leven en met den Vader en den Geest eere en aanbidding ontvangen.


*) Bij het lezen van verscheidene getypte preeken van Ds. Pauwe viel ons onder meer op, dat ook hij blijft hangen in den geloovenden mensch en in het diepste wezen der zaak niet inkomt, van de zijde des Vaders, noch leerstellig, noch bevindelijk. Daarom lijkt ons deze prediking volstrekt niet zoo afsnijdend als het oppervlakkig schijnt. Maar op dit punt moet een algemeen tekort worden geconstateerd in onze theologie. De plaats van den Vader in de objectieve rechtvaardiging wordt wel juist gesteld, maar als naar de subjectieve neerslag wordt gevraagd, vindt men geen antwoord.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's

Christus alléén III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 10 Pagina's