Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oecumenisch streven VII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oecumenisch streven VII

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als wij ons den toestand van ontkerstening, waarin dit moderne Europa verkeert, helder bewust zijn, dan ligt het voor de hand, dat het met vaak groote reclame aangediende streven der groepen, die zich daarom vereenigden tot bonden en een Raad van kerken, geen diepen indruk kan maken. Het doel is, zoo zeide men dezer dagen op eene samenkomst in de Dom te Utrecht, samenwerking te zoeken, daar deze „in den huidigen wereldnood meer dan ooit geboden is". Die nauwe samenwerking moet dan tot stand komen door de onderscheidene oecumenische bewegingen eerst nog tot samenwerking te brengen. Zij zijn dus, ondanks hare namen, waarin het woord „oecumenisch" de aandacht moet trekken, toch niet wezenlijk oecumenisch. Anders waren zij van nature één. Het zijn nu drie takken, waarin zeven kerkformaties samenarbeiden. Maar waarin die samenwerking nu bestaan moet, welk concreet doel daarmede zal worden nagestreefd en op welke wijze dit geschieden zal, daarover blijven we in het duister tasten, kreeg men althans in die samenkomst in de Utrechtsche Dom weinig meer dan algemeenheden te hooren, die eigenlijk niets beteekenden. Tot staving daarvan moge het volgende gelden uit de rede van zijne Excellentie Minister Slotemaker de Bruine. Deze bracht er de Zending bij te pas zeker naar aanleiding, dat Dr. v. Boetzelaer, voorheen zendings-consul, Voorzitter dezer internationalistische beweging is. Hij zeide volgens het verslag in het U t r. D a g b l a d :

Kerk en Zending.
Naast dit samenarbeiden van officieele vertegenwoordigers der kerken is er groote behoefte aan een verwakkeren van de Gemeente, die in deze Kerken haar openbaring vindt; ook daarnaar zal met toenemende inspanning worden gejaagd. En in de persoon van den heden gekozen algemeenen voorzitter, Dr. Van Boetzelaer, is tevens reeds een aanvankelijk verband verkregen met de zendingsterreinen en de nieuwe kerken in het Oosten. Tegenover internationale spanning, sociaal-economische zorg, moreele nood, moge aldus gesteld worden: Hij, die de Heer der Kerk en de Heer der Kerken is en uit Wien alleen kracht kan vloeien, die deze wereld bewaart en ietwat geneest. De Kerken willen Christus openbaren, niet enkel als Heiland der ziel, maar ook als Heiland der volkeren en wereld. De Oecumenische beweging bidt, dat zij daaraan dienstbaar mag zijn.
Na de rede van prof. Slotemaker de Bruine zongen de aanwezigen Gezang 237 : 4:
,,Blijf, o God, in onze dagen,
Voortgaan met Uw heerlijk werk,
Doe ons moedig steenen dragen,
Tot den opbouw Uwer Kerk."

Nu klinkt dit zeer mooi, ook al schijnt het dogmatisch beschouwd niet erg Schriftuurlijk. Er geurt een Roomsch luchtje in die „kerken, die Christus willen openbaren, niet enkel als Heiland der ziel, maar ook als Heiland der volken en wereld". Doch ik zal dat laten voor wat het is en aan dit alles dus maar een Gereformeerde uitlegging geven. Maar laat ons dan tot de werkelijkheid komen waarin wij verkeeren. Waar zijn hier te lande de kerken, die Christus willen openbaren, als kerken wel te verstaan? Wij spreken niet over de individuen, maar over de kerken, zooals zij geïnstitueerd onder ons volk staan. Welnu, wat merkt men daarvan in onze geheele Hervormde Kerk met haar reglementenbundel, waarin door geesten en hoofdzaken alle principieel Christelijke grondideeën worden vervluchtigd. En zijn de vrije kerken van grooter bezielende kracht in ons volksleven? Laat ons al deze woorden niet op een goudschaal wegen, maar de vraag moet toch gesteld: Zijn het nu meer dan woorden? Het is een merkwaardige uitspraak: „Hij, Die de Heer der Kerk en de Heer der Kerken is en uit Wien alleen kracht kan vloeien, die deze wereld bewaart en ietwat geneest." Ietwat geneest? De Schrift zegt: „Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden." Zou het niet juist daaruit verklaard moeten worden, dat er nergens werkelijk oecumenisch leven te speuren valt, dewijl men deze apostolische prediking niet meer verstaat en er dus ook niet meer uit leeft?
Er werden conferenties in het uitzicht gesteld, die zullen vergaderen over de eenheid der Kerk en over de sacramenten en daarom zijn er reeds studie-commissies benoemd, die over een paar jaren weer op een soort congres de resultaten hunner onderzoekingen zullen ten beste geven. Daartegen is natuurlijk geen bezwaar. Het kan voor velen in die kringen nuttig zijn. Maar wat beteekent dit alles nu voor het oecumenisch ideaal? Het komt geen millimeter nader tot zijne vervulling. Dat werd ook gevoeld ,want een andere spreker zeide: ,,A1 zou de „Una sancta", de ééne heilige algemeene Christelijke Kerk, op aarde nooit zichtbare werkelijkheid worden, toch moest het streven met alle kracht worden bevorderd, om de kerken nader tot elkander te brengen, opdat zij gezamenlijk de taak zouden vervullen, haar in de wereld opgedragen: „Gods Woord te verkondigen". Hier is dus de erkenning van het hopelooze van het streven zelf, dat een doel wil verwerkelijken, dat de kerken immers reeds doen. Verkondigen de Protestantsche kerken Gods Woord niet? Laat het waar zijn, dat er vaak een evangelie verkondigd wordt onder een deksel, maar het Woord des Heeren ligt er toch nog. Daarvoor is eene oecumenische beweging zeker niet noodig, want het is de roeping van iederen discipel des Heeren. Werden zij niet allen uitgezonden om Zijne getuigen te zijn? Zoo iets uit zulke samenkomsten duidelijk wordt, dan zeker wel, dat het oecumenisch ideaal den voorstanders niet geheel klaar en helder is. Wij zeggen dit niet, omdat we voor dit idealisme geen eerbied hebben, niet om er minachtend over te oordeelen. Dat zij verre, ook al zijn wij van meening, dat wij in dit alles met een soort mode-artikel van doen hebben, dat na de verwoesting, door den oorlog aangericht, in trek is gekomen als een soort projectie der ontwrichte volkeren, waaraan ook het kerkelijk leven niet ontkomen kon. Het doet mij zelfs leed, dat de pijnlijke en toch onverbiddelijke werkelijkheid toch maar geen andere waardeering mogelijk maakt.
De vraag is nu echter: mogen wij waarin zonder meer berusten? Wij spreken toch in onze geloofsbelijdenis uit, dat wij gelooven ééne heilige algemeene Christelijke Kerk. Inderdaad, wij mogen geen vrede hebben met minder dan dit geloof, dat ook zich in het leven openbaren moet. En hier staan wij nu juist voor hetgeen in dezen tijd de bron van alle onze ellende is. Wij hebben eene belijdenis, doch wie leeft nu uit en naar deze belijdenis der Kerk? De vloek van de Protestantsche massa ook hier te lande is, dat zij over het geheel staat buiten de belijdenis harer kerk. Dat geldt van de voorgangers en dus ook van het volk. De belijdenis wordt door verreweg de meesten niet meer gekend. Hoe zouden zij er dan uit leven en bij de in haar uitgesproken beginselen den tijd, waarin wij verkeeren, beschouwen! De waarheid der belijdenis is eene geheel andere dan die dezer idealisten. De ,,Una sancta", de ééne algemeene katholieke Kerk is er reeds naar haar waarachtig wezen, want zij is in Christus door God verkoren. Wij kunnen haar niet zien met ons natuurlijk oog, want zij is geloofsvoorwerp. En het geloof is geen aanschouwen, maar zal het eenmaal worden. De apostel heeft ons geleerd: „Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is onzer aller moeder". In dat Jeruzalem moeten wij geboren zijn om door het geloof ons zeiven te kennen als één met Christus' lichaam. In dat waarachtige, levende geloof is ook gegrond de gemeenschap met de ware „Una sancta", met de ware Kerk Gods. En onze dienaren des Woords zullen, als zij werkelijk Dienaren des Woords zijn, alleen aan die uitverkoren Kerk hun ambtelijke macht ontkenen. Dat belijden zij ook, als zij bevestigd worden: „van Gods gemeente geroepen". Zij zullen, als het wel met hen zijn zal, in die zekerheid des geloofs alleen hunne levenstaak waarlijk kunnen volbrengen. Die uitverkoren Kerk roept de ware Dienaren in haar dienst om op te roepen tot de gemeenschap des levens met Hem, die van den Vader heeft ontvangen het leven te hebben in Zichzelven. Dat gaat ook door te midden van de verwarring dezes tijds, nu die ware Kerk bedolven schijnt onder allerlei bewegingen en richtingen, onder allerlei ketterij en afdoling. Dat geloof zal moeten opwaken allereerst in onzen eigen kring, in onze Herv. Kerk en ook in de van haar gescheiden kerkformaties. Wij moeten weer terugkeeren tot de waarachtige beginselen der Reformatie. Het voorbeeld van Calvijn kan daarbij een leid-ster zijn in den nacht van dezen tijd. Ook in zijne dagen woelde er eene geweldige crisis door de Europeesche volken. Calvijn heeft den weg gewezen uit de chaos door de oplossing van het kerkelijk vraagstuk. Indien de Protestantsche kerken onder de Europeesche volken niet weder zichzelf worden, is er van al dit streven naar eene „Una sancta" niets te wachten. Zij moeten eerst zelve weder kerk worden. Als het Protestantisme in het algemeen en het Nederlandsche in het bijzonder nog eene toekomst hebben zal, dan is dit slechts mogelijk door het probleem der kerk op te lossen. Allereerst in eigen land, voordat er van gemeenschap met de kerkformaties van andere volken sprake kan zijn. De oplossing van het kerkelijk vraagstuk is daarvoor volstrekt onafwijsbare voorwaarde. De kerk, dat is: orde in de chaos. En de weg tot de oplossing is die der gehoorzaamheid aan den Koning der Kerk. Hij heeft tot ons gesproken en spreekt de eeuwen na Zijne opneming in heerlijkheid door Zijn Woord en Geest. Tot die normen moeten wij wederkeeren. Alle gevoels-idealisme, hoe schoon ook naar den schijn, heeft geene beteekenis, zal steeds ijdel blijken. Ook in deze donkere dagen is er alleen redding voor kerk en volk door wederkeer. Dat geldt niet alleen Nederland, maar alle volken. Het is daarom van groot belang nog eens herinnerd te worden aan het welsprekend getuigenis, dat Calvijn heeft gericht tot Karei V en de Vorsten, die te Spiers vergaderd waren, in zijn geschrift over de noodzakelijkheid van de Reformatie der Kerk: „Laat dit voor ons vast staan, dat alleen dan onder ons eene heilige eenheid bestaat, wanneer wij, overeenstemmend in de reine leer, in den éénen Christus geworteld zijn". Welnu, zonder waarachtige eenheid des levens is er geen waarachtige kerkelijke gemeenschap mogelijk, is wat daarvoor wordt uitgegeven en als ideaal wordt voorspiegeld, volmaakt ijdel. Zonder eenheid des geloofs is er geene ,,Una sancta" in de zichtbaarheid mogelijk. De ééne heilige algemeene, dus katholieke Kerk, kan alleen geboren worden uit en wortelen in de eenheid der belijdenis, dus in samenstemming in de diepste levensgronden, in het ééne geloof in den éénen Heere, die daar is boven allen.
Zonder dit geloof als levensfeit in de zielen is en blijft heel dit grootsche streven ijdel. Dat de heeren zeiven beginnen met weder te keeren tot de belijdenis der Vaderen, en dus zeiven beginnen met te worden principieel Gereformeerde mannen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Oecumenisch streven VII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's