Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prof. Haitjema en de Christelijke politiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Haitjema en de Christelijke politiek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben verleden week eenige opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het zich ontwikkelend conflict over de beteekenis van het zoogenaamde Barthianisme voor de politiek, waarbij Barth's volgelingen voor de groote, met enthousiasme nagestreefde fusie van de Chr. Hist. Unie met de A.R., als niet vol genoeg werden afgewezen. Wij vestigden er de aandacht onzer lezers op, hoe hier de pot de ketel verwijt, dat hij zwart is. Immers, ook het neo-Calvinisme is een philosophisch surrogaat, dat met het wezenlijke Calvinisme even weinig gemeen heeft als de saccharine met de suiker, ook al zijn beide zoet op de tong.
Nu trof ons in de N. R. C r t . van 14 Juli onder het Persnieuws eene beschouwing van Prof. Haitjema, een der hoofdleiders van de Chr. Hist. Unie en de grootste der Barthianen tevens, gewijd aan het rijzend conflict, dat ten laatste wel daarop zal uitloopen, dat er van eene fusie niet zal kunnen komen, omdat de Heeren elkander niet zuiver genoeg achten, of elkanders beschouwingen over het deelen van den invloed niet kunnen aanvaarden. En dan zal het einde wel zijn, dat al wijzigt zich heel ons volksbestaan, de Chr. Historischen en neo-Calvinistische paladijnen blijven waar en zooals zij zijn.
Voor het Gereformeerde volk is er alleen uit te leeren, dat het wel zal doen alle kleine verschillen van kerkelijken aard te vergeten en elkander te vinden in de eenheid van geloof en levensdoel ook op politiek gebied. Doch zie hier hetgeen wij in de N. R. C r t . aantroffen als een citaat uit hetgeen Prof. Haitjema in de N e d e r l a n d e r schreef. Wij leggen het onzen lezers voor, niet zoozeer om de politieke bedoelingen, die er in aan den dag treden, maar omdat wij hier een ongezochte en duidelijke aanwijzing vinden van het absoluut verwerpelijke dezer leer door Prof. Haitjema voorgedragen, in navolging dan „van den grootmeester Prof. Barth", waaruit ook duidelijk blijkt, hoe we hierbij van doen hebben met anti-Calvinistische opvattingen, die bij de ethischen van allerlei gading wel in den smaak moeten vallen. Doch zie hier wat er in de N. R. C r t . uit overgenomen werd.

Barthianisme en Christelijke politiek.
Prof. H a i t j e m a , Barthiaan en hoofdbestuurslid der C.-H. Unie, geeft in D e N e d e r l a n d e r (C.-H.) zijn persoonlijken kijk op de betrekking tusschen dialectische (Barthiaansche) theologie en christelijke politiek. Het volgende is er aan ontleend:
Wij erkennen gemeenschappelijk, dat Gods Woord, de regenereerende kracht voor het geheele menschenleven, ook voor het openbare leven, is. Maar let wel: Go d s Woord. Niet de b es c h o u w i n g e n over „het wezen des Evangelies", die wij vroeg of laat uit Gods Woord als den Bijbel believen af te leiden. Gods Woord... en dat wordt gesproken, waar de Kerk uit haren schat Wet en Evangelie v e r k o n d i g t.
En iets verder:
Thans alleen nog een slotopmerking over de heilzame ondermijning van al te groote zelfverzekerdheid bij Christelijke beginselen, gelijk die ongetwijfeld door een „Barthiaansche" geloofsverhouding wordt bevorderd. Ik verwonder mij er geen oogenblik over, dat onze Anti-revolutionaire broederen alarm roepen tegenover de dialectische theologie.
Hier hebben wij inderdaad te doen met een vorm van Christelijke politiek, die te zelfverzekerd is, de Calvinistische beginselen te gemakkelijk ter beschikking heeft, de H. Schrift in de sfeer der g e o p e n b a a r d h e i d verstaat en vervolgens over de Schriftinhoud (buiten haar onmiddelijken samenhang met de kerkelijke verkondiging) beschouwelijk „philosopheert". Ook Christelijk-Historische politiek, die mocht dreigen af te glijden in deze richting van „beschouwelijkheid" en zelfverzekerdheid, houde zich in dezen voor gewaarschuwd.
Hier hebben wij te doen met een antithese-politiek, welke het „Christelijk volksdeel" in zijn anders-zijn-dan-de-anderen al te vanzelfsprekend het stempel der „regeneratie" opdrukt. Dr. Kuypers al te menschelijke wedergeboorteleer is onmiskenbaar een der voornaamste levenswortelen der Anti-revolutionaire Staatkunde. Een onverzettelijke belijdenis van de Christelijke, Schriftuurlijke, Calvinistische beginselen wordt al te eenvoudig gelijk gesteld met... het bewustzijn van het anders-geworden-zijn door de wederbarende actie des H. Geestes.
Onder al deze zekerheden en al te menschelijke tweedeelingen trachten de vrienden der dialectische theologie een doorgang te graven, waarin Gods Geest door middel van de verkondiging der Kerk de explosieve kracht van Gods eigen Woord op Zijn tijd zal doen doorwerken.

Nu zal ik niet ontkennen, dat er in de opmerkingen van Prof. Haitjema over het neo-Calvinisme een en ander is, dat onzerzijds reeds jarenlang als een bezwaar tegen heel die nieuwe leer werd aangevoeld en aangevoerd. Het neo-Calvinisme is uiterst oppervlakkig, voert tot een dood formalisme, tot een religieuse conceptie, waartegenover in onderscheiding het echte historische Calvinisme, een streng zedelijke, sobere levenswijze voorstond niet alleen, maar als het de macht had, ook doorvoerde. Het is dan ook zeer begrijpelijk, dat het principieele deel des volks, dat nog leeft en leven wil uit en naar de oud-Gereformeerde leer, zich hoe langer hoe minder thuis voelt in de onder deze invloeden zich ontwikkelende kerkelijkheid. En het is ook verklaarbaar, hoe het komt, dat in groote steden de oud-Gereformeerde gemeenten als paddestoelen uit den grond rijzen. De oppervlakkigheid laat de dieper levenden onbevredigd. In dat alles heeft prof. Haitjema geen ongelijk. Het is daar leerstellig bij lange na niet allemaal in orde, al wil men dit niet weten.
Doch twee opmerkingen maakt hij, die duidelijk uitwijzen, dat de leer van Prof. Haitjema ook niet in orde is, ja, dat hij zelfs de principieel Christelijke grondslagen van onder zijne voeten reeds heeft verloren. Van eene antithese wil hij blijkbaar in het geheel niet weten, hoewel Gods Woord deze zeer duidelijk en daarom met zeer grooten nadruk aan Gods Kerk voorhoudt, opdat zij zich zal wachten en zooals in den brief aan de Colossensen staat, zal toezien, „dat niemand u als eenen roof vervoere door de philosophie en ijdele verleiding naar de overlevering der menschen, naar de eerste beginselen der wereld en niet naar Christus". En de apostel Johannes wijst er op, dat wij niet zullen gelooven eenen iegelijken geest en vermaant de geesten te beproeven, of zij uit God zijn, want er is ook „de geest van den antichrist, die komen zal, en is nu aireede in de wereld". Het is ons wel bekend, dat zeer tot ons leedwezen, Prof. Haitjema schrijver dezes, omdat hij aan Calvijn's leer vasthoudt, voor sectariër uitmaakt, maar hij houde mij nu toch ten goede, dat ik hem met ernst wijs op wat, afgezien van alle philosophie, Gods Woord leert van Genesis tot Openbaring toe, dat heel het wereldproces staat in het teeken van de antithese tusschen Christus en den anti-Christ en dat we daarom met ernst ons hebben te vergewissen en ons zeiven hebben te beproeven, of we niet met onze philosophische leeringen op het gebied van den anti-Christ zijn gekomen, terwijl wij meenen, dat wij voor Christus strijden.
Wanneer Prof. Haitjema zegt: „Onder al deze zekerheden en al te menschelijke tweedeelingen trachten de vrienden der dialectische theologie een doorgang te graven, waarin Gods Geest door middel van de verkondiging der kerk de explosieve kracht van Gods eigen Woord op zijn tijd zal doen doorwerken", dan hebben wij daarin eene klare uitspraak, die voor ieder, die nadenkt, duidelijk maakt, dat deze heele zoogenaamde „dialectische theologie" niet anders is dan een soort philosophie, die in haar gronden niet vaster is dan elke andere philosophie. Ook van deze kan gezegd worden met volstrekte zekerheid: „Straks komt een wijzer, die haar weg redeneert". Die heele „dialectische theologie" hangt volkomen in de rationalistische lucht. Maar wat nog erger is: hare vrienden, voorop Prof. Haitjema, vertellen ons hier, dat zij „een doorgang trachten te graven", waardoor „Gods Geest zal moeten doorwerken". Het doet mij pijnlijk aan op deze plastische wijze mij te zien voorgesteld, wat wij allang wisten en waartegen wij ons allang hebben verzet, dat heel deze „dialectische theologie" niet alleen niet nieuw is, maar zelfs al zeer oud. Zij is door Gods Woord in haar diepsten grond veroordeeld als in wezen anti-Christelijk. Het is eene leer uit den mensch en naar den mensch. Misschien voor wie niet diep genoeg over de gronden der Christelijke wereld- en levensbeschouwing na heeft gedacht, zeer verleidelijk, omdat zij schermt met woorden, als „kerk, prediking, evangelie, Woord Gods" en wat dies meer zij. Doch inderdaad is zij, het blijkt hier uit de woorden van Prof. Haitjema zeiven, niet uit God, maar uit den mensch. De vrienden dezer „dialectische theologie" trachten voor den Heiligen Geest Gods een doorgang te graven, opdat Hij door middel van de verkondiging der kerk de explosieve kracht' van Gods eigen Woord op Zijn tijd zal doen doorwerken".
Zal niet Hij, die in den hemel zit, lachen over deze gravers, die wel schijnen te meenen, dat de Heilige Geest zonder hun eigen gegraven tunneltje niet kan werken! Hoe ver staat dit alles af van den Geest, die de Reformatie baarde, zooals zij door Calvijn is ingeleid!
Hoe nuttig zou het voor Prof. Haitjema zijn, als hij Calvijn eens zelf ging lezen, dan zou hij weten, dat deze quasi nieuwe leer niet anders is dan het oude philosophisch opgetuigde Pelagianisme, geheel afwijkend van de Reformatorische grondstelling uit Gods Woord genomen: dat „de Heilige Geest de inwendige Leeraar is, door Wiens werk de belofte der zaligheid tot onze harten komt, die anders zou alleenlijk in de lucht of in onze ooren luiden". Welnu, deze Leermeester heeft geene philosophen noch dialectische theologen noodig om tunnels te boren, waardoor Hij werken kan. Hij is, naar het Woord des Heeren, als de wind, die blaast waarheen hij wil. Gij hoort zijn geluid, maar weet niet, vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat. Alzoo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is, dus ook de gansche Kerk des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Prof. Haitjema en de Christelijke politiek

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 juli 1935

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's