Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de Aethiopiërs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Aethiopiërs

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Aethiopiërs, de bewoners van Abessynië, dat door Mussolini's expansie-politiek nu in een oorlog met Italië gewikkeld werd, staan in de geschiedenis der oudheid bekend als een vroom volk. Lang voordat er van Christelijken invloed sprake kon zijn, gold dit volk bij de Grieken als een beschamend exempel. Dat kan daaruit blijken, dat reeds in de Ilias van Homerus (I, 423) van Zeus gezegd wordt: „Hij ging gister ter maaltijd bij de lofwaardige Aethiopiërs". En Diodorus Siculus (B i b 1 i o t h. h i s t o r 1. III. 2) zegt, dat hunne vroomheid door de goden beloond werd, daardoor dat zij nimmer aan vreemde heerschappij zijn onderworpen geweest, zich steeds in het bezit hunner vrijheid en onderlinge eendracht hebben verblijd, hoewel zeer machtigen expedities tegen hen ondernomen hebben, welke pogingen echter nooit geslaagd zijn. Cambyses voerde oorlog tegen hen en verloor den strijd en de beroemde koningin Semiramis erkende, dat de hoop moest worden opgegeven dit volk in zijn geheel te overwinnen. Hercules en Bacchus hebben alleen de Aethiopiërs niet kunnen onderwerpen, hoewel zij over de gansche aarde trokken. En de oorzaak daarvan was de vroomheid dezer mannen en de moeilijkheid der onderneming. Zij beweerden Egypte gekoloniseerd te hebben onder leiding van Osiris. Ook zeiden zij, dat het tegenwoordige Egypte oorspronkelijk geen land, maar zee is geweest, en later door de overstroomingen van de Nijl was aangeslibd. De Egyptische cultuur zou uit Aethiopië stammen. Zij hielden zich dan ook voor de eerste menschen. Zij waren autochtoon en dus niet van elders het land binnengekomen. In de oudheid stonden dus de Aethiopiërs zeer gunstig bekend.
Het had dus van ouds een goeden naam. En wij spreken de hoop uit, dat het ook nu moge blijken, dat dit volk zijne vrijheid zal kunnen handhaven tegenover de invallende Italianen, die hen met alle wapengeweld, waarover de moderne techniek beschikt, zullen trachten te onderwerpen, hoeveel bloed en tranen deze onderneming ook moge kosten.
Het Christendom werd in Abessynië gebracht op eene wonderlijke wijze. Onder de regeering van keizer Constantinus had een Grieksch geleerde uit Tyrus, Meropius genaamd, eene wetenschaappelijke ontdekkingsreis ondernomen. Op zijn terugtocht landde hij aan de kust van Abessynië om water in te nemen. Hij werd echter overvallen door de inboorlingen en met zijn geleide vermoord. Slechts twee jongelingen bleven gespaard: Frumentius en Aedesius en deze werden slaven van het opperhoofd. Zij wisten zich echter aangenaam te maken, zoodat Aedesius zijn schenker, Frumentius zijn geheimschrijver en rentmeester werd. Zij werden ook de opvoeders van den prins en verkregen zoodoende invloed op de regeering. Daarvan maakten zij gebruik om aan de Christelijke'religie invloed te bereiden. Zij steunden rondreizende Christen-kooplieden, stichtten eene kerk en namen aan de godsdienstoefeningen deel. Zoo heeft Aedesius, toen hij in Tyrus later Rufinus ontmoette, het dezen historie-schrijver meegedeeld. Frumentius echter reisde naar Alexandrië, waar de beroemde Athanasius bisschop was. En deze wijdde hem tot bisschop van Auxuma, de hoofdstad van Abessynië, eene beroemde handelsstad. Van dien oogenblik af werkte hij er met grooten zegen.
In de groote leer-conflicten dier dagen werd ook de Abessynsche kerk gemengd, want keizer Constantius, de vervolger van Athanasius, eischte Frumentius' uitlevering van de Abessynsche vorsten, omdat zijne wijding niet wettig werd geacht. De Christelijke religie handhaafde zich echter onder al de worstelingen, die in die dagen de wereld beroerden en Abessynsche vorsten hebben zich voor de bescherming der Christenen in dagen van vervolging steeds op de bres gesteld tot redding der gemeente des Heeren. Dit Christelijk volk verschijnt dan ook in de geschiedenis als een Christelijke vesting temidden van de Islam en het heidendom in Afrika. Wel is waar is ook in Abessynië de slavenhandel niet geheel verdwenen, doch aan Christenen is op straffe des doods de slavenhandel verboden (Fr. Ratzel, V ö 1 k e rk u n d e II, S. 448, Leipzig u. Wien, 1895). Gedurende 15 eeuwen heeft het volk zijn godsdienst bewaard, maar het vermocht, dank zij de omstandigheden, waarin het verkeerde, zijn geestelijk leven niet tot hoogere ontwikkeling te zien komen. De Christelijke religie bleef er staande, doch kon het volk niet geestelijk doordringen, zoodat de cultuur er niet gekerstend werd. Het werd een vormen-dienst, er leeft nog eene consequente onderscheiding tusschen rein en onrein, de besnijdenis bleef er behouden, zoodat er een Pharizeesch- Joodsch Christelijke geest heerscht. Van een theologisch leven is er geene sprake, terwijl het monnikendom er ongunstigen invloed oefent op het zedelijk leven. De Simonie, verkoop van sacramenten, een overmatig aantal feestdagen, vasten en boetedoening, bijgeloovige kruis-vereering, beeldendienst en heiligen vereering spelen er een grooten rol. En de kerk treedt daartegen niet op. Het priesterschap is er naar oud-Egyptische wijze erfelijk in de familiën, tewijl de dienaren der kerk er zeer onontwikkeld zijn, zoodat de cultureele beteekenis der kerk er slechts gering is.
Oorspronkelijk zijn de Abessyniërs, evenals de Kopten, monophysieten, loochenen dus, dat Christus waarachtig rechtvaardig mensch is en kennen Hem alleen de goddelijke natuur toe. In 451 was deze leer op het concilie van Chalcedon als kettersch veroordeeld. Het monophysitisme was echter in Egypte zeer diep doorgedrongen en deze leer werd ook in Abessynië verspreid. En nog heden ten dage is de opperpriester uit de rijen der Koptische monniken voortgekomen en handhaaft zich dat monophysitisme. Na de overweldiging door den Islam handhaafde zich in dezen monophysitischen vorm de Christelijke religie en rekte zoo, van alle ontwikkelings-invloeden afgesloten en geïsoleerd, een dus geestelijk kwijnend leven. In de Middeleeuwen zijn er wel met name van uit Portugal pogingen gedaan weder in betrekking te treden met deze vereenzaamde Christelijke Kerkformatie, is zelfs een Portugees patriarch geweest dezer Kerk. Ook zijn er pogingen gedaan de Abessyniërs tot de Roomsche Kerk te bekeeren, terwijl er ook zendingsarbeid geschiedt, maar groote beteekenis heeft dit niet gehad. Het volk bleef aan zijn oorspronkelijk Christendom vasthouden en dankt daaraan, misschien nog meer dan aan de afgeslotenheid van zijn gebied, zijne onafhankelijkheid. Er zijn tal van kerken en kloosters, duizenden geestelijken, die veel bezittingen hebben en waarvoor de boeren heerendiensten doen. De eeredienst is prachtvol. Bij de processies loopen de hoofdpriesters onder schermen, die boven hunne hoofden worden gehouden. Zij zwaaien met wierookvaten, met bellen en staven, met Grieksche kruisen en ratels, waarmede zij het gezang begeleiden, terwijl anderen op trommels slaan. Zij dragen misgewaden van brocaat en aan een snoer om den hals een der heilige boeken, welker banden doen vermoeden, dat er voorheen op het gebied der kunst een hoogere cultuur leefde dan thans. De kerkhoven, om de kerken gelegen, vertoonen geene grafteekenen, zoodat deze .een somberen indruk maken. Na 50 jaren worden de graven geledigd en de beenderen in een kist verzameld en in de kerk in beschilderde kisten bewaard. De kerkhoven bieden asylrecht voor den vluchteling.
De religie is hier zeer nauw met het gansche volksleven saamgegroeid en is een groote kracht in het nationale fanatisme, dat een sterke factor is in de geschiedenis der natie. Het volk heeft zich tegen de pogingen om het tot de Roomsch-Katholieke kerk te brengen met groote kracht verzet, en bloedige godsdienst-oorlogen kwamen daaruit voort. Van vroeg in den morgen tot laat in den nacht is de Negus arbeidend in rechts- en administratieve, krijgs- en religieuse zaken. De geheele regeering gaat door zijne hand. Voor dag en voor dauw komen de verzoekers voor de lijfwacht om zijne woning en zij roepen: „Heer, Heer, hoor ons!" Van zijn bed antwoordt hij, hoort de klachten aan, geeft zijn oordeel, deelt hij gunsten en geschenken uit. Het proces over boosdoeners duurt maar kort en de uitvoering van het vonnis wordt terstond voltrokken. Natuurlijk geschiedt dit elders door de stadhouders en plaatsvervangers. De keizer wordt gekozen uit eene oude vorsten-familie door de hooge ambtenaren, wier afhankelijkheid van den heerscher slechts gering is. Zoo zijn er dus ook dikwijls conflicten, die tot veranderingen op den troon aanleiding geven. Het volk is een krijgszuchtig volk, doch de uitrusting, de organisatie en de oefening evenals de bewapening liet althans in het laatst der vorige eeuw veel te wenschen over. Dat heeft echter niet kunnen verhinderen, dat de Italianen in 1896 bij Adua eene nederlaag leden. Het zal echter zeer de vraag zijn, of zij aan modern uitgeruste en goed aangevoerde legers het hoofd bieden kunnen.
Inderdaad zou het gevoel van recht, dat ook den natuurlijken mensch eigen is, een schok krijgen, indien de uitslag leerde, dat het onrecht, dat Italië aan dit volk denkt te doen, werd voltrokken en andermaal de wereld staan moet voor het feit, dat alleen het recht van den sterkste en dus de brute macht de overwinning wegdraagt. Doch is ook in zulke geschiedkundige feiten op te merken, dat de wegen des Heeren hooger zijn dan onze wegen en Zijne gedachten hooger dan die der menschen. Heeft ook niet de oorlog in Zuid-Afrika geleerd, dat er toch een goddelijk recht in de geschiedenis openbaar wordt? Zeker, anders dan wij het verwachten, maar daarom toch niet minder klaar.
En hoe ook de uitslag van dit stoute en onrechtvaardige ondernemen moge zijn, de Heere zal toonen, dat Hij gerectigheid doet op aarde. Zooals de goddeloozen, hoe zij zich verblijden in hunne goddeloosheid, toch ten laatste ervaren: „Immers zet Gij hen op gladde plaatsen; Gij doet hen vallen in verwoestingen. Hoe worden zij als in een oogenblik tot verwoesting, nemen een einde, worden te niet van verschrikkingen. Als een droom na het ontwaken! Als Gij opwaakt, o Heere! zult Gij hun beeld verachten."
Ook dit woord Gods blijft eeuwig waar in de wereld der volken, ook in de wereld rondom ons. Moge daarom de Heere in deze donkere tijden ons ontdekken, verootmoedigen, leere Hij ons worstelen met Hem, opdat wij ook weten: „Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen!" Mogen wij in het licht van des Heeren Woord de vreeselijke geschiedenis dezer donkere dagen zien. Dan zullen wij onze ziel uitdragen als een buit.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de Aethiopiërs

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's