Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth XXII

Bekijk het origineel

De theologie van Dr. Karl Barth XXII

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Barth komt vervolgens tot de z.g. Mariologie. Hij bedoelt daarmede niet, zooals hij duidelijk doet blijken, Mariavereering, maar herinnert aan den Nestoriaanschen tijd. Nestorius werd in 428 patriarch van Constantinopel. Een van zijn presbyters ergerde zich zeer aan het veelvuldig gebruik van de benaming „moeder-Gods" voor Maria. Hij wilde haar niet moeder Gods, maar moeder des menschen genoemd zien. Nestorius zag in, dat daarmede de Godheid van Christus scheen verloochend te worden en stelde voor den titel moeder van den mensch te veranderen in moeder van Christus.
Over deze dingen ontstond een strijd, wijl men achter deze naamsveranderingen opvattingen van Nestorius omtrent de twee naturen van Christus zag, die gevaarlijk werden geacht. Hij leerde, dat Maria niet moeder van de Godheid was, maar van den mensch, die het orgaan van de Godheid was. Hij scheidde de beide naturen van Christus zoozeer, dat te kort werd gedaan aan de eenheid van den persoon van Christus. Op het concilie van Efeze, 431, werd Nestorius veroordeeld en uit zijn ambt ontzet. De Roomsche legatie en de bisschoppen van Syrië kwamen te laat. Een tegenconcilie onder den bisschop van Antiochië vergaderde en zette Cyrillus, den tegenstander van Nestorius, af. Ook daarmede was de zaak niet beslist, doch ten slotte bleef de veroordeeling van Nestorius gehandhaafd. Deze stierf in 432. Zijn aanhangers vluchtten naar Perzië, alwaar zij grooten invloed verkregen.
Prof. B. wil den titel moeder Gods alleen zoo verstaan en verstaan hebben, dat daarmede niet de waardigheid van Maria, maar die van Christus wordt aangeduid. Hij noemt dat een bevestiging van de oergeschiedenis, n.1. dat Christus Gods Zoon was in de natuur der menschen, maar deze natuur slechts werkelijk in de werkelijkheid van Gods Zoon. Dus als verduidelijking van dat, wat onder de menschheid van Christus te verstaan zij. (265).
De H. Schrift verklaart: „Het heilige, dat uit u zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden". (Lukas 1 : 35). Daarmede is dus uitgesproken, dat het heilige kind Jezus Gods Zoon was en zoo kan men Maria de moeder Gods noemen. Christus is de Immanuël, God in het vleesch. En het is ook juist, wanneer Prof. B. in dat licht de zondeloosheid van Christus tracht te verstaan. De H. Schrift legt daarop allen nadruk, zooals ook Prof. B. met vele bewijsplaatsen aantoont (266). Hij is de Zondelooze, hoewel Hij de in het vleesch der zonde handelende Heere is (267).
Men mag het daarom niet zóó verstaan, alsof het menschzijn van Christus een tweede is naast zijn Godzijn, een verschijning, een kleed, een woning, een symbool, een woordgelijkenis. Wie dezen mensch Christus hoort en ziet, hoort en ziet den Heere. (267).
Nu echter trekt Prof. B. daaruit een conclusie, die, hoewel ten deele juist, niet zonder bedenking is. Alle Jezusvereering, vereering der menschelijke natuur, van de historische verschijning van Christus als zoodanig is onmogelijk, aangezien zij geen object is. Jezus op en voor zich zelf als voorwerp des geloofs, beteekent vergoding van een creatuur, en in dit opzicht meer dan in eenig ander geval, wij! het vergoding van een niets is. (267).
Hier wordt een scheiding gemaakt tusschen Christus en de menschelijke natuur, welke in de grootste tegenstelling staat tot datgene, wat Prof. B. zooeven heeft willen betoogen. Het gaat niet aan om de menschheid van Christus zoo los te maken van de Godheid, dat van creatuurvergoding ook maar sprake kan zijn. De vereering en aanbidding van den Christus geldt zijn persoon als Middelaar en als zoodanig is Hij het vleeschgeworden Woord, en dus niet afzonderlijk vleesch en afzonderlijk Woord. Als wij den Vader bidden in Zijnen Naam, dan is dat wegens zijn Middelaarswaardigheid.
Alleen een vereering van een Jezus aan wien men de godheid ontzegt, zou onder creatuurvergoding vallen, maar zulk een Jezus kent de Schrift niet. In dezen zin kan Prof. B. zeggen, dat zulk een Jezusvereering vergoding van een niets zou zijn. Want als het Woord geen vleesch is geworden, dan is het vleesch, dat men onder den naam van Jezus vereeren zou, er ook niet. Het vleesch kan dus geen object van vereering wezen. Het vleeschgeworden Woord, Jezus, die genaamd wordt Christus, wordt door de Kerk dan ook niet alleen als historische realiteit aanvaard, maar ook als de aan de rechterhand des Vaders Verhevene, op Wien het geloof ziet en Wien het ook aanbidt.
Prof. B. spreekt van een Jezus-cultus als vereering der menschelijke natuur. De kerk schouwt in Christus den Eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. Het valt echter niet te ontkennen, dat er in sommige kringen over den Heere Jezus wordt gesproken op een wijze, welke aan een Jesulatrie doet denken, die afkeuring verdient, omdat zij een caricatuur van het Middelaarschap dreigt te maken. Prof. B. noemt Von Zinzendorf (de vader der Hernhutters), de moderne theologie en de Roomsche vereering van het heilige hart. In dit laatste voorbeeld komt wel heel duidelijk uit wat Prof. B. wil bestrijden en op zich zelf zijn wij het daarmede eens. Niet het menschelijke hart van Christus kan of mag een object van vereering zijn, zoomin als zijn gekruiste lichaam of de afbeelding, welke men daarvan maakt. In zooverre de bestrijding van Prof. B. de vereering van het lichaam van Christus betreft en van Jezusvoorstellingen, die met den Christus der Schriften niet overeenkomen, heeft hij recht, indien zijn waarschuwing maar niet wordt verstaan als ging zij tegen de aanbidding van den verheerlijkten Middelaar God en der menschen.
Nog een ander stuk brengt Prof. B. in het geding in verband met de Avondmaalsstrijd. Het Woord is vleeschgeworden. Kan men nu zeggen, dat het Woord nimmer en nergens buiten de gestalte van het vleesch is? Zoo vraagt hij onder verwijzing naar Luther en Paul Gerhard (268). Waar het Woord is, daar is het lichaam van Christus (ubiquiteitsleer). De gereformeerden leerden een werkzaamheid der Godheid van Christus ook buiten Zijn menschheid. (Heidelb. Cat. Vr. 48). Het Luthersche standpunt legt volgens Prof. B. den nadruk op de menschheid, het Gereformeerde op de Godheid van Christus en zoo heeft ieder op zich zelf zijn beteekenis. Inderdaad leert de H. Schrift, dat het Woord, hetwelk vleesch werd, ook het Woord der schepping is en het- scheppende Woord houdt niet op met de vleeschwording, maar vervult de wereld (Calvijn). De Logos (het Woord) kwam tot het Zijne.
Onbegrijpelijk zijn deze dingen ongetwijfeld. Het is alles wonderlijk, zooals Calvijn opmerkt (Inst. II. 13. 4). Maar juist daarom kunnen wij over deze dingen niet spreken, alsof wij er toch wel iets van begrijpen. Als het geloof leert, dat de volheid Gods in Christus lichamelijk woont, heeft het geen zin als het verstand opmerkt, dat het eindige het oneindige niet kan bevatten. Al wat ons verstand denkt en construeert, is ten eenenmale eindig, ook al spreekt men van het oneindige. Luther leerde de alomtegenwoordigdheid van Christus' lichaam, maar beriep zich voor de wijze, waarop zulks mogelijk ware op het geloof. Men kan daartegen opwerpen, dat Christus' lichaam dan in alle brood tegenwoordig is en zoo komt men in allerlei kwesties, die door het Calvinistisch standpunt worden afgesneden, hetwelk belijdt, dat Christus met Zijn verheerlijkt lichaam bij den Vader is en met Zijn genade en Geest nimmermeer van de Zijnen wijkt.
(Wordt voortgezet.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De theologie van Dr. Karl Barth XXII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's