Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte. XL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte. XL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1:17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

De Messiaansche verwachtingen zijn gegrond in het wezen der religie. Zij zijn dan ook niet uitsluitend een Israëlietisch verschijnsel. Er worden ook in de wereld der volken verwachtingen aangetroffen, die, al verschillen zij van Israël wat den uitdrukkingsvorm aangaat, toch in wezen daarmede overeenkomen. Het ligt voor de hand, dat er geen religieus leven is onder de heidenen, zonder dat zij iets van hunne goden hopen en verwachten. In de dagen van nood en druk heft zich ook der heidenen hart op tot de als god gedachte machten en wezens, die zij naar het Woord der Schrift verzonnen hebben, daar zij de heerlijkheid des onverderflijken Gods veranderd hebben in de gelijkenis eens beelds van een verderflijk mensch, en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. Doch hoe ontroerend ook de ontwikkeling van den mensch der zonde moge geweest zijn, toch bleef in hunne ziel de behoefte leven, zoodat er steeds een zoeken en tasten is, of zij Hem vinden mogen. Daarin spreekt zich het noodgevoel der menschen uit, dat zich omzet in het gebed om hulpe en redding. Zoo lezen wij dan ook in Jona 1 : 5, dat de zeelieden ,,riepen een iegelijk tot zijnen god". De mensch verwacht van de godheid de redding uit zijne ellende. In dat religieuse gegeven, gegrond in elke menschenziel, is ook de Messiaansche verwachting geworteld. Het is natuurlijk niet juist, zooals sommige moderne critici het voorstellen, dat in de oudere geschiedenis Israëls gedachte vrijwel uitsluitend op het tegenwoordige gericht zou geweest zijn en dat in de dagen van nationalen bloei onder David en Salomo's heerschappij er geene reden geweest zou zijn om naar de toekomst uit te zien. Dat is daarom reeds niet juist, omdat de mensch nimmer met zijn heden volkomen verzoend zich gevoelt. De jongeling schouwt hoopvol naar den manlijken leeftijd en de man schept zich nieuwe idealen. Zelfs de grijsaard leeft nog in een toekomstverwachting, al weet hij, dat hij den avond des levens genaderd is. En wat van den individu geldt, is ook op de volken van toepassing. In de dagen der Davidische en Salomonische heerschappij heeft het volk wel van de glorie genoten, maar het werd er niet door verzadigd. Eerst toen in later dagen de druk zich deed gevoelen en de volkstoekomst zich in donkerheid hulde, verscheen het verleden als een lichtende achtergrond, waartegen het heden donker afstak en kon die glansperiode het kleurpalet worden, waarmede het toekomst-beeld werd afgemaald. Doch dat beteekent allerminst, dat eerst toen er van Messiaansche toekomst verwachting sprake was. Evenals het koningschap in de Mozaische wet gegrond lag, zoo gaat ook door heel Israëls geschiedenis de Messiaansche verwachting. Mozes heeft er de gansche wereldhistorie van den beginne aan door verlicht zien. De historie der gansche menschheid stelt hij voor ons in het licht van het geweldigste wereldconflict tusschen Satan en Christus, dat hij in Genesis 3 : 1 5 ons teekent met deze woorden: „En Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw en tusschen uw zaad en tusschen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen." Deze worstelstrijd is eigenlijk alleen het thema der historie. Hij verschijnt terstond reeds in den broedermoord, zoodra de menschheid het paradijs verlaten had. Maar diezelfde tegenstelling is er in de geslachtslijsten, in de geschiedenis der eerste wereld, die uitloopt op den zondvloed en de redding van Noach en de zijnen. En ook in diens geslacht werkt het door, zooals het doorwerkt in Abrahams verkiezing en roeping, in Abrahams geslacht en in de wordingsgeschiedenis van het uitverkoren volk.
Het is daarom geheel onjuist het voor te stellen, dat eerst in later eeuwen van eene Messias-verwachting gesproken kan worden. In den loop der historie heeft ook de. Messiaansche idee zich met het volksleven ontwikkeld, omdat het daarmede in het nauwste levenscontact stond. Doch uit den aard der zaak zijn de vormen, waarin die Messiaansche verwachting geopenbaard werd, niet steeds dezelfde. Toen er nog geen koningschap was, als in de dagen van Josua en die der Richteren, kon de koning nog niet in dat licht worden geschouwd, de figuur niet zijn, die den Messias afschaduwde. Van alle groote helden en heldinnen Gods, die het Oude Testament noemt, zegt dan ook de Hebreënbrief, 11 : 39: ,,En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen." Door het geloof hadden zij getuigenis, was er dus in hen een zien in de toekomst. Zoo verstond het de schrijver van dien brief en toont ons alzöo, dat hij de Godsmannen der oudheid kende in dat licht, waarvan zij ook zeiven de dragers geweest zijn. Doch zooals er na Christus' verschijning tijden van bloei en van inzinking geweest zijn, zoo was het ook de eeuwen voor Hem. De Oud-Testamentische Messiaansche verwachting was niet altijd even sterk en even klaar, niet altijd even helder tot uitdrukking gebracht. Er is ook daarin een rijzen en dalen. Doch zij is er altijd. In tijden van druk echter leefde zij op, zooals in het leven van Gods kind de dagen van druk ook bij hem nog gepaard gaan met grooter geestelijke spanningen, met vuriger gebed en ook met teederder hope. In zulke dagen van bange zielsworstelingen en zwaren druk ontvangt Gods volk ook een ander licht over de wegen van smart, waarlangs het geleid wordt. Dan wordt het besef wakker, dat des Heeren doeleinden en wegen geheel anders zijn dan wij van nature meenen. Het oog wordt dan ontsloten voor de profetische waarheid, dat de hemelen hooger zijn dan de aarde en Gods wegen hooger dan de onze en Zijne gedachten hooger dan onze gedachten. Het aardsche leed wordt dan anders gewaardêerd dan als een lijden, dat op ons alleen betrekking heeft. Het wordt dan geschouwd in het licht van Zijn Koninkrijk. De Heere leert zijne kinderen verstaan, dat Hij dat alles doet en alles zoo leidt, opdat het volkomene, zooals Hij het in Zijne eeuwige Godsgedachte besloten had, verwerkelijkt zal worden.
Ook voor de ontwikkeling der Messias-verwachting geldt zulks. Israël kende zich als het bondsvolk, had eene Godskennis van geheel andere orde dan de volken rondom. Israëls God was de Schepper van de einden der aarde, de Eeuwige, onveranderlijke, maar daarom ook almachtige God, die krachtens Zijn verbond en de daarin gegronde belofte de Heiland des volks zal zijn. Voor Israëls oog stond als met vlammend schrift geschreven: ,.Ik ben de Heere en niemand meer, buiten Mij is er geen God. Hij formeert het licht en schept de duisternis, maakt den vrede en schept het kwaad." Zoo volstrekt was die kennis Gods, dat van Hem geschreven staat: „Ik, de Heere, doe alle deze dingen." Bij dien God verdwijnen dan ook al de goden der heidenen in het niet. Wien zoudt gijlieden Mij nabeelden en evengelijk maken en Mij vergelijken, dat wij elkander gelijken zouden", vraagt Jesaja. Daartegenover zijn de goden der heidenen ijdelheid. Hunne gegoten beelden zijn wind. En ook van de machtigste volken zegt de Heere: „zij zijn als niets voor Hem en worden bij Hem geacht minder dan niet en ijdelheid."
En wijl nu Israël van het begin zijner roeping daarvan diep doordrongen was, moest het ook wel door het geloof daarvan zeker zich weten, dat zijn Bondsgod zijn heil tot triumph zou brengen, zoodat Hij ook in de gansche wereld als de eenige en waarachtige God werd gekend en Zijn heil ook overal en bij allen openbaar zou worden. In den breedsten en algemeenen zin is dan ook de Messiaansche idee het geloof aan Gods triumph over de gansche wereld. En omdat Hij door de wederbarende werking Zijns Geestes Israëls volkskern dat geloof had ingelegd en die kennisse Gods had gewekt, ging het ook gepaard met de geloofsverwachting, dat ook aan Gods volk de triumph was toegezegd. Zoo gezien is het Messias-geloof in Israëls godsdienstig leven van den eersten oorsprong des volks af. Het kent en belijdt zijn God als den eenige, die waarlijk Wezenheid heeft en die daarom Zijne eere aan geen ander geven kan en over alle creatuur niet slechts heerschappij heeft, maar die heerschappij ook openbaren zal voor de oogen van alle volken. En daar zijn Bondsvolk alleen die Godskennis deelachtig is, zal het ook in die overwinning Gods deelen en dus mede triumpheeren. En dat door Gods Heiligen Geest in Israëls uitverkoren volkskern gewekte geloof doorloopt nu ook een proces van historische ontwikkeling, die zich door de eeuwen voortzet. Zooals de zon in den morgenstond van het eerste krieken van den dageraad zich al schoner en heerlijker voor aller oog ontplooit, het duister van den nacht verbant en de schemering overwint om eindelijk de gansche aarde te doen baden in de schoonheid van haar licht, zoo ontvouwt zich langzaam maar zeker van de paradijsbelofte aan het lichtbeeld van Hem, die Zichzelven, als de volheid des tijds gekomen is, als de eigen Zonne der gerechtigheid zal openbaren, in welker stralengloed alle volken wandelen zullen.
In den loop der eeuwen gaat dus dat licht op, allengskens, langzaam, door al klaarder ontdekking door den Heiligen Geest in de zielen van den uitverkoren kern des volks. En de profeten schouwen Hem door het oog des geloofs en verkondigen Hem als die komen zal om al wat in Gods beloften aan de Vaderen besloten lag, te vervullen. Zoo ontspint Gods Heilige Geest zelve door de ziel van het uitverkoren volk de gouden draad der Messiaansche verwachting. Maar omdat deze de eeuwen doorloopt en in die eeuwen er ook in Israël eene groote verscheidenheid heerscht, zooals dit bij alle volken het geval is, daarom zijn ook de vormen waarin, de wegen waarlangs dat Messiaansche voorstellingsbeeld zich onthulde, verscheiden. De profeten geven allen van dat geloof getuigenis, de psalmen bezingen het en geven er eene dikwijls poëtische uitdrukking aan en ook toont de historie van het volk zelf, dat in verschillende tijden en omstandigheden die Messiaansche verwachting geheel bijzondere gestalten kan aannemen. Het lot, dat Israël in den loop der eeuwen onderging, spiegelt er zich in af. En zoo merken wij dan ook op, dat het in de oudste tijden, in de tijden der patriarchen, reeds leeft, zich openbaart en overgedragen en bewaard van geslacht tot geslacht, een volkskracht wordt, omdat het steeds rijker, schooner gestalte aanneemt.
Zoo werkt de Heere wederbarend in Israël, schept Hij zich een uitverkoren volk, dat de drager wordt eener steeds volkomener zich ontplooiende kennis Gods, die straks in den Heere Jezus Christus zal uitstralen met eene klaarheid, die het woord waarachtig maakt: Wie Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de wedergeboorte. XL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 oktober 1935

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's