Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Simeon in den tempel II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Simeon in den tempel II

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lukas 2 vss. 25—35. vss. 25—28. En zie, daar was een mensch te Jeruzalem, wiens naam was Simeon: en deze mensch was rechtvaardig en godvreezend, verwachtende de vertroosting Israels en de Heilige Geest was op hem: en hem was een goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude eer hij den Christus des Heeren zoude zien. En hij kwam door den Geest in den Tempel; en als de ouders het kindeke Jezus inbrachten om naar de gewoonte der wet met hem te doen, zoo nam hij hetzelve in zijn armen, en loofde God...

Zoo mocht Simeon in zijne dagen de godzaligen vertroosten met de vertroostingen, waarmede hijzelf door God werd vertroost. De Geest der profetie was op hem, zoodat hij een bijzonder licht had in de profetische geschriften en hetgeen van den Messias stond geschreven. Hij verwachtte Hem tot zaligheid. Dit baarde aan de eene zijde troost, maar aan den anderen kant smart.
Hij wist uit de profeten, dat de tijd nabij moest zijn van Zijn komst, evenals Daniël zijne smeekingen voor het aangezicht des Heeren kon neerleggen, wetende uit het Woord dat de tijd daar moest zijn, dat zijn volk uit de ballingschap zou worden verlost.
Bij Simeon was het echter zoo, dat de Geest hem niet slechts inleidde in de profetie en in zijn hart smachtend verlangen ontstak naar de komst van Immanuel, doch de Geest had hem iets bijzonders bekend gemaakt. Hij was beweldadigd boven vele godvruchtigen zijner dagen. Een zalige verborgenheid was hem door den Geest des Heeren geopenbaard. Hij zou niet sterven, den dood niet zien, eer hij den Christus des Heeren zou hebben gezien. Dit was dus een zeer persoonlijke bekendmaking. Niemand heeft het recht te zeggen, dat de Geest geen bijzondere bekendmakingen meer zou kunnen doen aan Zijne kinderen, want al is het waar, dat deze bijzondere bediening des Geestes als regel niet meer voorkomt, daarom kan toch de mogelijkheid van deze werking des Geestes niet worden ontkend. Ja, ook de werkelijkheid dier werking in Gods Kerk staat vast. Maar aanstonds voegen we hieraan toe, dat het gevaar niet gering is, dat velen hun gevoelens en wenschen maken tot uitspraken van den Geest en daardoor teleurgesteld worden in hun verwachtingen.
Wij zijn gebonden aan Gods Woord; dat is regel van geloof en wandel. Het kindschap Gods hangt dus volstrekt niet af van dergelijke bijzondere bekendmakingen des Geestes, maar van het levende geloof in den levenden Christus.
Er is oorzaak om te waarschuwen tegen het haken naar hooge dingen om wat te zijn, terwijl het onderbewuste leven zeer gemakkelijk een text of woord naar boven kan woelen dat we gaan houden voor een woord Gods aan ons. De ervaring heeft ons geleerd in het ambt, dat er veel bedrog is dat wel den schijn heeft der waarheid en toch het stempel der echtheid mist. Dat wil nog volstrekt niet zeggen, dat opzettelijk bedrog aanwezig is, maar veeleer gebrek aan zelfkennis en grondige zelfcritiek, terwijl de vader der leugenen ook hier zijn rol zoo goed mogelijk zoekt te spelen. Wij hebben om met zielen om te gaan en ze te leiden ook daarvoor wijsheid noodig van boven en verstand met goddelijk licht bestraald. Grondige kennis van het menschelijke zieleleven in zijn diepste roerselen kan ons daarbij van dienst zijn. Bovenal de vreeze Gods ontsteekt licht om niet in het duister rond te dwalen.
Toch weten wij, dat de Heere in Zijn verborgen omgang dingen kan bekend maken, die vervuld worden op hun tijd. Wij bedoelen nu niet het leven d<es geloofs op de toegepaste beloften, maar bekendmakingen van bijzonderen aard; iets van profetische bediening des Geestes. Evenwel wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht, schijnende in eene duistere plaats.
Hem was een goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude eer hij den Christus des Heeren zoude zien.
Zoo kan thans een dergelijke openbaring niet met gezag aan anderen worden opgelegd als waarheid, omdat de Heilige Schrift is afgesloten en met volstrekt gezag bekleedt. Voor den persoon zelf zal die openbaring beteekenis hebben (gesteld het is werkelijkheid Gods) en voor degenen, die de Heere er in betrekken wil.
Simeon wist dus, dat hij niet zou sterven aleer de Christus was verschenen en hij hem persoonlijk zou hebben gezien met zijn lichamelijke oogen. Met groote klaarheid leefde deze bewustheid in zijn ziel. Zeker zal het hem aan strijd niet hebben ontbroken; de aanvallen van den vorst der duisternis zijn hem gewis niet gespaard gebleven. Maar, weer worden we heengetrokken naar het Kindeke, dat Simeon staande hield in zijn geloofsworsteling. Hoe meer zijn hoofd ter aarde boog door den last der jaren, des te naderbij kwam het tijdstip waarin zijn hoofd voor eeuwig zou worden opgericht. De Heilige Geest vestigt door en onder alles de aandacht op den komenden Christus. De vertroosting Israëls komt! Zal Simeon, omdat de Heilige Geest op hem was, niet hebben gesproken: Hij komt... ik zal hem nog zien! De Heere zorgde echter vaderlijk, dat hij niet door ongeduldig verlangen en wachten bezweek, want naast het plekje, waar zijn Vertrooster zou verschijnen zag hij, bij het licht dier bijzondere openbaring, zijn eigen doodsbaar staan. Daar staat zij goed, daar doet het gezicht op baar en dragers ons niet meer beven, zooals dat gebeurt wanneer het den Heere behaagt den zondaar de blinde zielsoogen te openen voor het gevaar, dat dreigt. Dan dringt de Heere aan op de ziel, dat het toch den mensch gezet is om te sterven en daarna het oordeel... en wat dan? Straks komt daarbij het besef tegen God te hebben gezondigd en nog zooveel meer. Maar bij de kribbe van Bethlehem kan ik mijn doodsbaar beschouwen met blijden glimlach. Zie daar is mijn Doodsoverwinnaar, mijn Heiliger van het graf. Als we Hém zien en hebben, die ook heden Zijne machtige sprake uit den hemel doet hooren door Zijn Woord: vreest niet, Ik ben de eerste en de laatste, die ben dood geweest en zie ik leef in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods, dan reizen we veilig voort naar het zalig oord.
Gij wordt ouder, komt dichter bij het graf... maar hoe is het voor de eeuwigheid? Zoudt gij kunnen sterven? Dan geldt ook in geestelijken zin, dat gij den Christus des Heeren moet hebben gezien. Zeker heeft het zalig geheim, dat hij in zijn hart meedroeg, hem menig angstig uur gekost. Ge wordt al zoo oud en er wijst nog niets op de vervulling van die openbaring, waar ge zoo dikwijls over hebt gesproken. Maar de zalige verwachting wordt telkens weer met nieuw leven bezield door den Heiligen Geest, die op hem was.
Velen waren heengegaan in den weg der gansche aarde, die den Christus des Heeren niet hadden gezien. Jezus zou zelf zeggen tot zijne discipelen: Velen der profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien hetgeen gij ziet en hebben het niet gezien. Wel had Abraham zijn dag gezien en was verblijd geweest, maar de belofte zelf had hij niet verkregen. Zoo zijn de vaderen in het geloof gestorven. Simeon zal hem zien eer hij sterft. Hij zal den dood zien als hij den Christus heeft gezien. Daarom zal hij den dood zien, zonder den dood in den dood te aanschouwen, want hij zal zijn hoofd te ruste leggen op den boezem van dat Kindeke, dat den dood zal dooden in zijn dood. Zalig geheim des geloofs. Den dood zien zonder verschrikking! Een enkele was reeds heengegaan zonder den dood te hebben gezien, zooals Henoch en Elia. Eén had den dood gezien aan den mond des Heeren, namelijk Mozes, de man Gods.
Den dood zien. De dood is een vreeselijke macht en de duivel is zijn geweldhebber. De dood grijnst u aan omdat de zonde in de wereld is gekomen. Hij legt zijn ijzeren hand op onzen schouder en grijpt ons dra bij de keel! De dood is de bezoldiging der zonde; een instrument tevens in de hand van Gods wrake om den mensch te voeren dieper dan het graf. Ik had tegen God zwaar en menigmaal gezondigd en niet alleen dat kwaad riep om straf, maar ik was in zonde geboren en in ongerechtigheid ontvangen.
O, die dood vervolgde mij en zat mij vaak op de hielen... ik wou vluchten maar kon nergens heen...! Kent gij zoo den dood als bezoldiging der zonde? De dood in uw hart; de dood vóór u, want het is den mensch gezet te sterven; den eeuwigen dood... daarop volgende, want de ruiter op het vale paard werd gevolgd door de hel.
Ge moet het eerst maar eens doormaken om te weten wat het zegt: wij vergaan door uwen toorn en worden door Uwe grimmigheid verschrikt. Daar is nog veel meer! Doch... ik zie het Kindeke. Hij heeft den dood gezien van aangezicht tot aangezicht en hij moest sterven den vervloekten dood des kruises. Niet slechts het angstzweet brak hem uit, maar het bloedzweet toen Hij den dood zag in het licht van de scheiding van Gods gunst. Hij zou den dood sterven, met de misdadigers gerekend. Maar Hij zou roepen: het is volbracht! Toen hij den geest gaf en zijn hoofd boog, had hij juist den dood overwonnen en hem zijn prikkel ontnomen.
Daarom, o mensch: gij hebt dien Christus noodig; met Hem kunt gij alleen voor God bestaan, maar ook veilig den dood tegengaan... Zijt ge niet bang om te sterven temidden van het dal van de schaduwen des doods? Neen, sprak de stervende: sterven is erven, leven is geven. In het gezicht van den Vorst des levens zullen wij als wij den dood zullen zien, hem zien ontdaan van zijn verschrikking, zien als één onzer bezittingen. Want niet alleen het leven, maar ook de dood staat op de lijst onzer bezittingen.
Wie niet kan sterven, moest niet durven leven!
In het geloof hadden de vaderen de belofte des levens omhelsd en waren in vrede heengegaan. Simeon zal den Persoon zien die eens beteren verbonds Middelaar is. Met zijn komst zal de Kerk, als geheel genomen, worden verlost van de dienstbaarheid en vreeze des doods.
Simeon zal Hem zien in het vleesch. Dat was dus een zeer bijzonder voorrecht. Toch mogen wij niet vergeten wat de opgestane Koning zou zeggen tot Thomas: Thomas, omdat gij Mij gezien hebt hebt gij geloofd, zalig, die niet gezien en nochtans zullen geloofd hebben.
Hoe wordt hier de Messias genoemd? De Christus des Heeren. Hij is de Gezalfde des Vaders, onze eenige Hoogepriester, onze hoogste profeet en leeraar en eeuwige Koning. Den Christus des Heeren, de gave van Gods genade, zien en omhelzen. Hebt gij Zijne verschijning lief gehad?
Voor den Israëliet was het rusten in en omhelzen van de belofte genoeg en dan — verwachten, maar nu wij leven na de vervulh'ng moeten wij vereenigd worden met Zijn Persoon en de toepassing kennen door den Pinkstergeest, zullen wij vrede hebben met God. Dat mag vooral niet worden voorbij gezien. Daarom laat de Heilige Geest niet toe te rusten in de beloften, maar leidt tot den Persoon om met Hem vereenigd door het geloof te ervaren, dat Hij de algenoegzame Zaligmaker is.
En hij kwam door den Geest in den Tempel.
Het verlangend hart van dezen oude heeft geen rust meer. Hij woonde te Jeruzalem en bezocht vaak den tempel als vrome Israëliet, maar zooals dien dag was hij er toch nog nooit heengegaan. Hij kwam door den Geest in den Tempel. Dat is de beste kerkgang. Gedreven met onwederstandelijke kracht naar des Heeren Huis, dan zal zeker een rijke zegen worden genoten. Wij willen daarmede niet zeggen, dat Simeon anders niet onder bediening des Geestes tempelwaarts ging, of geen zegeningen genoot, maar heden is er toch iets zeer bijzonders. Wondere vermoedens doorkruisen zijn ziel.
Wat zal er toch gaan geschieden? Hij weet het niet... Den dood niet zien eer hij den Christus des Heeren zou zien... ja, dat heeft de Geest hem geopenbaard. Op die eene zaak richtte zich altijd weer zijn gansche zieleleven. Op Immanuël! Ook het uwe, lezer? Maar... wanneer? Mijn ziel verlangt, mijn geest dorst!
Veertig dagen zijn verloopen na Bethlehem en de herders hebben feest gevierd bij de kribbe en in het veld. Zij hadden voor zoover wij weten, geen bijzondere toezeggingen, dat zij den Christus zouden zien, vóórdat de engelenboodschap tot hem kwam, maar Simeon wel en zie, de herders gaan voor! Wonderlijk zijn des Heeren wegen, onnaspeurlijk zijn Zijne paden. Denk eens aan Johannes en Petrus op den Paaschmorgen. Petrus komt het eerst bij het graf... blijft staan... gaat terug en Johannes gaat in de spelonk, ziet de doeken en den zweetdoek en... hij geloofde! Weldra komt Petrus den verrezen Heere tegen en Hij is van Simon gezien, terwijl Johannes moet wachten tot den avond van dien eersten dag der week. Zoo handelt de Heere nog. Met vrijmacht werkt de Heere gadelooze wonderen.
Maria en Jozef zijn op weg naar Jeruzalem, hebben weldra den tempel bereikt en Simeon gaat er heen, niet wetende, dat de Heere hem een feest zal bereiden en hij zijn zwanenzang zal zingen. Simeon is nog slechts enkele schreden van Hem verwijderd dien zijn ziel liefhad, van eeuwigheid door God bemind.
Zoo is er dikwijls maar ééne schrede tusschen het weeklagen over gemis en den jubelzang van het bezit. De Heere openbaart zich als een verrassend God.
Het klemde in zijn ziel, zooals wellicht nooit tevoren. Het was hem onderweg wonderlijk te moede. De Geest leidde hem naar den Tempel, bij Gods altaren, waarvan hij zeker met den dichter dikwijls had gezongen: Bij U mijn Koning en mijn God verwacht mijn ziel een heilrijk lot... En dat andere vers: laat mij niet van druk verkwijnen, o Jacobs God, geef mij gehoor! Diepten van gemis deden hem schreien naar God en vervulling van Zijn Woord. Nog niet vervuld... het moet toch worden vervuld! God is getrouw, die het beloofd heeft! De Geest wekt de liefde op en dan schreit onze ziel naar Hem gelijk een hert naar de waterstroomen dorst. Kent gij dat verlangen, dat smachten, dat kermen? Verlangen om Hem opnieuw te ontmoeten en te omhelzen, om met Hem in het Wijnhuis te zijn; in de binnenkamer, om met Hem Avondmaal te houden? Er is toch maar één leven! Dat is gemeenschap met Hem! Zijne gemeenschap is leven en vrede, zaligheid en blijdschap door den Heiligen Geest.
Kinderen des Heeren, hoe lang is het geleden, dat gij Hem hebt ontmoet? Is het misschien voor u zooals de dichter zong: Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende uwe sterkheid en uwe eer...; ...wierd ik derwaarts weer geleid... want, uwe goedertierenheid is beter dan het leven; mijne lippen zouden U prijzen.
Weer gaan onze genegenheden tot dit Kindeke uit. De Geest van Christus trekt met macht. Gods kinderen kennen niet alleen de trekking des Vaders in den weg des rechts, maar ook de liefdekoorden des Zoons. Deze gangen in het heiligdom zijn hun niet onbekend. De Geest werkt dikwijls zeer geheimvol zijn raad uit. Hij wekt het gemis op, houdt de bestrijdingen binnen de perken opdat zij van druk niet verkwijnen. In het diepst der ziel laat Hij ons, soms nauwelijks merkbaar, zijn bevel indalen om op te staan en te gaan waar Hij hen wil ontmoeten. Vaak wordt van achteren verstaan wat Hij bedoelde. Is het zoo ook niet als de Heere een zondaar of zondares wil treffen met een pijl des Woords? Den zelfgenoegzame wil doen beven voor Zijn recht en majesteit? O God, zoo belijden zij altijd weer met diepe ontroering: ik zou nooit naar U hebben gezocht, maar Gij hebt in Uw ontfermen naar mij omgezien.
Hij twist met den zondaar, den brutalen zondaar, want als hij niet krachtdadig wordt geveld, dan blijft de zondaar tegenstaan en meent zelf te kunnen beschikken over hetgeen hij wil en niet wil voor God. Zalig als de Geest ons te sterk is en wij buigen voor God.
Wat de Geest echter nooit doet? Hij werkt nooit ongeloof en Hij ontdekt nooit de genaoe als wij niet waarachtig schuldig zijn geworden voor God.
Zoo was Simeon een ware tempelganger. Het ging hem om God in Christus. Zijn komst alleen volmaakt zijn heil. Hij gaat op om gevoed te worden met verborgen manna. Hij begeert gelaafd te worden met de wateren des levens. Ziet ge hem niet gaan in den geest, en gaat ge met hem mee? Hoe lief heb ik Uwe woning! Wij zullen in Zijne woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor den voetbank Zijner voeten. Sta op, Heere, tot Uwe rust, Gij en de ark Uwer sterkte. Ach, hoe verlangen zij naar die bediening, waar zij den Heere hooren verheerlijken en hun leven verklaren.
Het Kindeke maakt Zijn Huis tot een Huis der maaltijden, tot een Huis Gods. Dit is niet dan de poort des hemels. Ik zat neder; het Woord was teeder. —
Zagen we iets van den meester in den knecht, van den herder in het schaap, letten we nu een oogenblik op den Herder der schapen, die de Zijnen lief gehad heeft tot den einde. Onze gedachten gaan uit tot de gebondenen, die daar hopen en tot de schapen Zijner weide, om hen te leiden tot den grooten Herder der schapen, die de lammeren in Zijnen schoot draagt.
En als de ouders het Kindeke inbrachten om naar de gewoonte der wet met Hem te doen... zoo nam hij hetzelve in zijne armen...
Op den veertigsten dag na de geboorte had de ceremonie der reiniging plaats. Na de geboorte van een zoontje bleef de moeder 8 en bij eene dochter 14 dagen onrein naar de Levietische wet (Lev. 1 2 : 2 ) . Dan, na 33 dagen, 40 dagen dus na de geboorte, werd het reinigingsoffer gebracht. Leer hieruit, dat de Christus — zie nu den knecht in den Meester — de vervloeking op zich nam, om Sions wille onze onreinheid, naar den aard der toerekening, op zich heeft genomen, hoewel zelf rein en onbesmet. De bron der reinheid heeft voor onrein gerekend willen worden om de Zijnen van de smet te kunnen reinigen. Klaarder kon de vloekwaardigheid niet worden aangetoond dan door het getuigenis Gods, dat de zuigeling onrein voortkomt. Gij onderscheidt dus wel tusschen de reinheid onzer oorspronkelijke natuur en die natuur, zooals zij door de erfelijke verdorvenheid van Adam is besmet. Het offer wees er op, dat de zonde wordt afgewasschen.
Hij ging in in de armoede der Zijnen. Dit blijkt ook hieruit, dat Maria slechts het offer der armen kon brengen, een paar duiven.
Hier in dit Kindeke is het vredes- en schuldoffer verbonden. Met ééne offerande zal Hij in eeuwigheid volmaken degenen, die geheiligd worden.
Doch nog een tweede handeling moest worden verricht. En wel de voorstelling aan den Heere. Al wat manlijk was. moest ter gedachtenis aan de verlossing uit Egypte den Heere worden geheiligd. (Zie Ex. 1 3 : 2 — 12; Num. 12:13 —18; Num. 3 : 1 3 ) . Was dit geschied, dan kon men zijn eerstgeborene door vrijkooping lossen.
De Heere nu eischte Jezus voor zich op en in Hem allen die Hij vertegenwoordigt. Doordat de Zoon Knecht wordt, krijgt God een volk, dat Hem gewijd is en zich aan Hem wijdt, zooals Paulus zegt: Wiens ik ben en dien ik dien. Zij zullen den Heere dienen zonder vreeze. In Christus biedt de Kerk zich den Heere aan. In die aanbieding van dit Kind aanvaardt de Vader Zijn volk. Zij zullen in Hem worden gerekend en Hij zal met hen handelen als een volk, wier werk in der waarheid zal zijn, omdat zij geheiligd worden door den Geest. Zalig zoo in dezen Jezus, de Christus des Heeren op te gaan.
Daar treedt Simeon op Maria toe, die haar Kindeke in de armen draagt.
En als de ouders het kindeken Jezus inbrachten om naar de gewoonte der wet met hem te doen. zoo nam hij het in zijne armen...
Dit Kindeke, zoo fluistert de Heilige Geest in zijn hart. is nu de vertroosting Israëls en Hij drijft Simeon er heen met onweerstaanbare kracht. Zoo gaat het nog. Het voortspoeden wordt een zalig stilstaan en een heerlijk anker werpen. Hier is de haven der eeuwige rust. Gevonden... gevonden! Hij neemt het kindeke Jezus, het Kindeke Jezus, in zijne armen. Maria toch wordt door dien zelfden Geest bereid gemaakt het Kindeke over te geven in armen, die het konden omvatten en dragen.
Zoo verkreeg Simeon meer dan hij kon verwachten, want hem was wel beloofd, dat hij Hem zou zien met zijn oogen, doch hij mag hem nu omarmen. Met de armen des lichaams, terwijl hij Hem omsluit met de armen des geloofs. Ja, de Heere doet immer boven bidden en denken. Hij maakt Zijne goedertierenheid groot! Daar staat Simeon met de vertroosting Israëls in zijne armen en zijn hart. Hier is de springader des levens, in het Kindeke de eeuwige God; God geopenbaard in het vleesch. Daar staat hij als de ware Kaleb die de wezenlijke druif uit het beloofde land in het leger Isrels draagt. Nu begint onze ziel te ontroeren, zij huppelt van vreugde met zulk een schat, voor eeuwig ons deel. Alleen het geloof kan dit Kindeke onderkennen. Ja, als we Hem weldra verheerlijkt zullen aanschouwen hierboven zullen wij Hem aanstonds herkennen uit al die zaligen die Zijn troon omringen en Hem eeuwig zingen.
Zoo was hier dan een greep des geloofs. Simeon wil zeggen: Hij de mijne en ik de Zijne. Hij beleed Hem in de voorhoven des Tempels, in het midden van Jeruzalem. Hij zou den dood niet zien eer hij den Christus des Heeren zoude zien. Het is trouw al wat Hij ooit beval, het staat op recht en waarheid pal. Deze Jezus is Gods reddingsboei. Zijn er drenkelingen, die vergaan?
Simeon hield het Kindeke in de greep der liefde. Wat zal hij het hebben aangestaard. Was dat Kindeke niet des wachtens en strijdens waard? Zegt Rutherford niet ergens: al moest ik zeven hellen doorzwemmen, als Hij mij roept ik kom! Hoe schoon te minnen Jezus, Godes Zoon. Al wat aan Hem is is gansch begeerlijk. Als een vrouw baart, is terstond de smart vergeten, omdat zij een kind ter wereld heeft gebracht. Het Kindeke in de armen. De hemel der hemelen kan Hem niet bevatten en toch... omsloten door menschenarmen. Hield ooit een arm zulk een schat?
Maar van die omarming moeten we nog veel meer zeggen. De volgende maal zoo de Heere wil. Met en in Jezus staande voor den Vader! Vrede doorstroomt de ziel. Is Hij ook in uw hart? Zonder Jezus heb ik immer smart. Met Jezus leeft mijn hart.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Simeon in den tempel II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 januari 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's