Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte L

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte L

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1 : 17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des lichaams, namelijk der gemeente. Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

De wederbarende werking van Gods Heiligen Geest heeft dus in het bewustzijn van het uitverkoren Israël een helder oog ontsloten voor het beeld van den komenden Messias. Langzaam maar zeker wordt de figuur onthuld, waarin de discipelen, als de Heere Jezus Christus is verschenen. Hem ontdekken, die aan de vaderen was beloofd. Toen Jezus nog niet verheerlijkt was, hebben de scharen, als zij Hem hoorden, onmiddellijk gedacht aan den grooten profeet, dien zij in den Messias verwachtten. Velen, dit hoorende, zeiden: ,,Deze is waarlijk de profeet" en anderen zeiden: „Deze is de Christus.' In Joh. 7 : 42 leggen zij verband tusschen Hem, dien zij hooren en zien, want het Messias-beeld des Ouden Testaments ontdekten zij zoo duidelijk, dat zij zeiden: ,,Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit den zade Davids en het vlek Bethlehem, waar David was?" Het volksbewustzijn was door het Oude Testament rijp gemaakt om Hem te onderkennen. En zoo wordt ook in den brief aan de Romeinen gezegd in verband met de profetische toezeggingen, dat zij spreken van Zijnen Zoon, die geworden is uit het zaad van David naar het vleesch. Als de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet. Zoo hebben zij allen den Messias, die beloofd was, herkend in Zijne verschijning zelve. En met name Jesaja, doch ook andere kleine profeten hadden Hem zoo geteekend, dat de discipelen moesten zeggen: ,,Deze is het, dien wij verwachten."
Doch reeds onder het Oude Verbond had de voorstelling van den Messias zoo zeer de aandacht getrokken, dat zij in de historische perspectieven der profetie eene bijzondere gestalte aanneemt, een centraal wereldhistorisch karakter verkrijgt. Met name is dit in het boek Daniël het geval. Deze ziener heeft een diepen indruk gemaakt op zijne tijdgenooten, zoodat zijne roep uitging door den loop der tijden. Zoo heeft Ezechiël tot den vorst van Tyrus Gods oordeelen aangekondigd. De stad. die in haar hart zeide: ..Ik ben God, ik zit in Godes stoel, in het hart der zeeën", moest het hooren: ,,Zie, gij zijt wijzer dan Daniël". En diezelfde Ezechiël wijst op Noach. Daniël en Job als op de voorbeelden, die het diep gezonken volk niet zouden kunnen redden, maar alleen als uitverkorenen aan het oordeel zouden ontkomen. Daaruit blijkt, welk een diepen indruk deze profeet gemaakt had op zijne tijdgenooten. Inderdaad is Daniël een groote profetische figuur geweest van geheel eenig karakter. Hoewel in Ezechiël er reeds teekenen zijn, dat hij zich bij zijn profetisch spreken van voorheen ongekende beeldspraak bediende, doet bij Daniël het visioen zijne intrede, waardoor hij een voorbeeld werd voor het boek der Openbaringen. Wel heeft steeds de profetie blijk gegeven van een bijzonder diep inzicht in de politieke geschiedenis, voor zoover deze samenhing met de komst van het Koninkrijk Gods, omdat in de groote wereldmachten der Oudheid, met name in Babel, Gods volk te doen had met de anti-goddelijke machten, die uit het zaad der slang waren opgekomen, maar toch is er onder de profeten niet één, die over het lot der groote wereldrijken en hun onderlingen samenhang zulk een helder licht heeft doen opgaan als Daniël. De groote lijn der geschiedenis, de ontwikkeling der geweldige gebieden omvattende monarchieën, teekent Daniël op zeer schoone en treffende wijze. Hij ontsluit diepe vergezichten in beelden, die treffend in Johannes' Openbaring weerklank vinden. En het ligt voor de hand, dat dus met name ook in deze profetie de Messiaansche verwachting een eigen vorm zal aannemen. Zoo treffend juist is zijn blik op de historie der Oudheid geweest, dat van de 3e eeuw onzer jaartelling af er reeds op gewezen werd om de echtheid van deze profetie in twijfel te brengen. De treffende nauwkeurigheid, waarmede de loop der geschiedenis werd beschreven, leidde tot de bewering, dat zij waren geschreven, nadat de gebeurtenissen waren geschied. Een dergelijke beschouwing wordt gewoonlijk gedragen door de meening, dat er van eene wezenlijke profetie onder het licht van Gods Heiligen Geest geene sprake is. En dus is het ongeloof er de diepste grond van. De Messiaansche verwachting, zooals zij door de profetie werd voorgedragen van verre eeuwen, diep in de oudste geschiedenis van ons geslacht, is door de uitkomst bevestigd. Zijn niet de vreeselijke profetieën over de groote Oostersche rijken uit de oudheid, die nu worden opgegraven, tot ontroerende werkelijkheid geworden? Is Jesaja's woord niet vervuld over Edom, zoodat de roerdomp en de nachtuil het erfelijk bezitten en de schuifuit en de raaf daarin wonen, want God heeft het richtsnoer der woestigheid over hen getrokken en een richtlood der ledigheid? Zelfs Jeremia's zeventig jaren van ballingschap werden werkelijkheid. De profetie door Gods Geest in het bewustzijn der profeten gewekt, draagt juist in hare vervulling het karakter der waarheid. Maar wie haar wezen ontkent, die kan haar geen geloof schenken en zoekt dus eene verklaring, waarbij haar wezenlijke beteekenis verdwijnt. En zoo heeft dan ook de heidensche wijsgeer Porphyrius uit het laatste der 3e eeuw onzer jaartelling getracht Daniëls profetische teekening van het plan der historie Gods, omdat het zoo nauwkeurig was, verklaard als geschreven nadat de gebeurtenissen hadden plaats gehad. De Kerk van Christus echter had eene andere waardeering. Doch in de dagen van het rationalisme kwam de heidensche beschouwing weder op den voorgrond. En in onze dagen wordt weder geheel anders over het boek Daniël gedacht en heeft men wederom een oog voor den historischen achtergrond dezer profetie. De Kerk des Heeren heeft ook in dit geschrift het getuigenis des Heiligen Geestes beluisterd en ontdekte ook in Daniël een rijper vrucht der openbaring Gods, een diepere opklaring van het heilsplan des Heeren. Het Messiaansche licht schijnt ook hier op eene bijzondere wijze.
In Hoofdstuk 2 droomt de koning een droom, die zijn geest ontroert, maar zooals meer geschiedt, den inhoud van den droom kan hij zich niet herinneren. De Chaldeeën, wier hulp hij inriep, waren niet bij machte hem het droombeeld weder voor den geest te brengen. Maar Daniël en zijne metgezellen verzochten van den God des hemels barmhartigheden over de verborgenheid van dezen droom, die aan Daniël in een nachtgezicht wordt geopenbaard. En in dat nachtgezicht ontvangt hij een diepe belichting van de souvereine Majesteit Gods, die de koningen afzet en bevestigt, maar ook diepe en verborgene dingen openbaart. De God zijner vaderen mocht hij loven, want Hij had het gebed gehoord en de verborgenheid van den droom hem bekend gemaakt. En zoo schouwde hij des konings droombeeld: „Gij, o koning! zaagt en ziet er was een groot beeld in wonderen glans en vreeselijk van gedaante. Het hoofd was van goud, borst en armen van zilver, buik en dijen van koper, schenkelen van ijzer en op voeten van ijzer en leem." Dit aanschouwde de koning een wijle, totdat een steen afbrokkelt zonder handen en het beeld treft aan zijne voeten van ijzer en leem. Zoo werd het vermorzeld en gelijk kaf van de dorschvloeren des zomers, nam de wind het stof, dat naar de einden der aarde werd weggeblazen. En de geweldige steen, die het verwoest had, groeide aan tot een grooten berg, die de geheele aarde vervulde. Dit was de droom. En zijne uitlegging gaf een diepen blik in de geschiedenis der wereld. De vier rijken zag hij in opvolging komen. Dat gouden hoofd was de koning, die den droom had gezien, doch zijn heerschappij zou slechts van korten duur zijn. Na hem zou een ander koninkrijk opkomen van mindere waardij, want zilver weegt niet op tegen goud. En ook dit zou verdwijnen om plaats te maken voor het rijk van koper en het koper voor eene heerschappij als ijzer zoo hard. doch dat in het leem de teekenen zijner innerlijke zwakheid zou toonen. Zoo buigen vele volken onder ééne heerschersmacht, doch worden niet tot eene eenheid, dus niet tot een saamgegroeid geheel. En alle deze grootsche rijken moeten vallen. Niet doordat de menschen dien val veroorzaken, maar God van den hemel komt op wondere wijze de groote wereldmachten verstoren. En zoo maken zij plaats voor een groot rijk. dat van God uit den hemel gevestigd wordt, niet kan worden vernietigd, want de steen, afgehouwen zonder handen. werd tot een grooten berg, alzoo dat hij de geheele aarde vervulde. Dat was dus een rijk, dat niet kon worden vernietigd, noch ook door eenig volk kon worden overweldigd. En de uitlegging eindigt met de verzekering: de droom nu is gewis, dus hij zal waarlijk worden vervuld. En ook de uitlegging mocht de koning niet betwijfelen, want Daniël kon van Gods wege getuigen: ook de uitlegging is zeker. Geen wonder, dat Nebucadnezar diep ontroerd werd. toen op zoo wondere wijze het licht hem opging over de verborgenheid zijner ziel, die geen wijze had kunnen ontdekken.
Zoo wordt dus de loop der wereldhistorie aan Nebucadnezar bekend gemaakt. Aan Nebucadnezar, die de groote figuur is in de anti-goddelijke Babylonische macht. De sterrewichelaars worden beschaamd door den ziener Gods en de Heere verheerlijkt in Zijn eigen werk. Zoo wordt hem. verklaard de ijdelheid van hetgeen de wereld groot en onoverwinnelijk acht, de ondergang geprofeteerd van alle materieele cultuur. De Heere verschijnt hier als de waarachtige God tegenover den anti-goddelijken geest, waardoor het Babylonisch wereldrijk wordt gedragen. In het paleis van den machtigsten koning zeiven wordt Gods heerlijkheid geopenbaard.
Opdat nu die openbaring zal worden verstaan, moet diezelfde Daniël, die de verborgenheid van den droom in het licht heeft gesteld, nu ook als verklaarder den heidenschen koning voorlichting geven, waardoor een diep inzicht ontsloten wordt in de historische ontwikkeling, die over vele jaren en dynastiën zich uitstrekt, doch welker einde zal zijn een Koninkrijk van andere orde dan de aarde voortbrengen kan. Daarom zeide hij: ,,in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden. En dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden; het zal al die Koninkrijken vermalen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan." Dat sluit aan bij andere profetie in Micha 4 : 7 gegeven, waar reeds in beginsel van een eeuwig Koninkrijk sprake is, als de Heere wordt voorgesteld als eeuwige Koning over den berg Zion, evenals in de koningspsalmen diezelfde idee naar voren treedt.
Daarmede wordt dus de idee van het Koninkrijk Gods ingedragen in de Messiaansche verwachting, de idee namelijk van een Koninkrijk van andere orde dan de wereld tot op Christus' komst te aanschouwen had gegeven. En daarom is het dan ook, dat als de Engel tot Maria, de moeder des Heeren komt met zijn: „Wees gegroet, gij begenadigde! De Heere is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen" en haar de geboorte van den Zoon wordt aangekondigd, wiens naam zij „Jezus" noemen zal, die de Zoon des Allerhoogsten genaamd zal worden, met eene herinnering aan de oude profetie wordt toegezegd, dat Hij over Jacobs huis Koning zal zijn in der eeuwigheid en daaraan toegevoegd: „en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn." Zoo heeft dus de Engel, die Jezus' geboorte aankondigt, het licht, dat de Heere door Daniël ontstoken had voor Nebucadnezar, overgenomen als een nieuwen fakkel bij Christus' verschijning, opdat de gemeente des Nieuwen Verbonds bij dat licht Hem zou zien, die als Immanuël m de kribbe, armer dan de ärmsten, ten laatste gekruisigd en vervloekt, als Kruiskoning in de verrijzenis een Koning zou zijn, die waarlijk zeggen kon: „Ik zag den Satan als een bliksem vallen uit den hemel."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van de wedergeboorte L

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 februari 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's