Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus voor het Sanhedrin II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus voor het Sanhedrin II

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 26 vs. 57 en 59—64. Die nu Jezus gevangen hadden, leidden hem henen tot Kajaphas den hoogepriester, alwaar de schriftgeleerden en de ouderlingen vergaderd waren. En de overpriesters en de ouderlingen en de geheele groote Raad zochten valsche getuigenis tegen Jezus, opdat zij hem dooden mochten en vonden niet; en hoewel er vele valsche getuigen toegekomen waren, zoo vonden zij toch niet. Maar ten laatste kwamen twee valsche getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken en in drie dagen denzelven opbouwen. En de Hoogepriester opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? Doch Jezus zweeg stil. En de Hoogepriester antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat gij ons zegt of gij zijt de Christus, de Zone Gods. Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch ik zeg ulieden, van nu aan zult gij zien den Zoon des menschen zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels.

Zoo zocht dan de gansche Hooge Raad valsche getuigen tegen Jezus, opdat zij Hem met eenigen schijn van recht konden veroordeelen. Hun vonnis gaat dus vooraf aan de beschuldigingen en we vinden in deze lage vergadering het woord der Schrift bevestigd: T e r plaatse des gerichts aldaar was goddeloosheid en ter plaatse der gerechtigheid aldaar was goddeloosheid. Daar juist is de goddeloosheid boven mate zondig. Bracht men ook niet tegen den Heere Jezus in voor Pilatus: Wij hebben bevonden, dat deze het volk verkeert, en verbiedt den keizer schatting te geven, zeggende dat Hijzelf Christus Koning zij. O, wat is het menschenhart diep verdorven door de zonde. Hoe geneigd is hij zijn naaste te slaan met zijn tong. Laat ik het antwoord van onzen ouden Heidelberger Catechismus hier eens afschrijven over het negende gebod: ,,Gij zult geen valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste." W a t wil het negende gebod? Dat ik tegen niemand valsche getuigenis geve, niemand zijn woorden verdraaie, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord veroordeele of helpe veroordeelen; maar a41erlei liegen en bedriegen, als eigene werken des duivels vermijde, tenzij dat ik den zwaren toorn Gods op mij laden wil. Insgelijks dat ik in het gericht en alle handelingen de waarheid liefhebbe, oprechtelijk spreke en belijde; ook mijns naasten eer en goed gerucht naar mijn vermogen voorsta en bevordere.
Naboth werd gesteenigd op het getuigenis van twee valsche getuigen, die zeiden: Hij heeft God en den koning gelasterd. W i e is veilig tegen verkeerde lippen en het verdraaide hart? De een heeft den duivel in het oor en de ander op de tong. Zoo verstaat men elkander in de leugen en den haat.
boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong. De duivel is de vader der leugenen en hij is in de waarheid niet staande gebleven en geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zoo spreekt hij uit zijn eigen, want hij is een leugenaar en de vader der leugenen.
En Jezus ontzag den mensch niet. maar sprak: gijlieden zijt uit den vader den duivel en wilt zijne begeerten doen. Toen God zijne profeten met den Geest der waarheid bezielde, sloop hij in de valsche profeten. De waarheid zou geen herberg vinden en de mensch volkomen verleugend zijn, ware de Heere niet met Zijn algemeene genade ingetreden om het zondekwaad te stuiten. Zoodoende schitteren in de duisternis van den leugen nog enkele spranken der waarheid onder de menschen. Maar ach, wat is de mensch diep verleugend, zooals ook blijkt uit de zonden tegen het negende gebod.
Neen, we gaan nu dit negende gebod niet in den breede bespreken, maar moeten toch met het oog op onzen text op de schending van Gods wet wijzen om een recht gezicht te verkrijgen op het lijden van den Borg, die hier valschelijk wordt beschuldigd. In den diepsten grond is de strijd tusschen waarheid en leugen een strijd tusschen God en den duivel. Daarom doen wij in leugen en valsche getuigenis het eigen werk des duivels; helpen het rijk des satans aan zijn glorie en toonen zijne kinderen te zijn. Onder de zes die de Heere haat en onder de zeven die Zijner ziel een gruwel zijn, zijn ook een valsche tong en een valsch getuige, die leugen blaast. Alle mensch is leugenachtig. God alléén waarachtig, daarom hebben wij van noode den Geest der waarheid en der oprechtheid. Hoeveel valsch getuigenis vloeit ook voort uit vijandschap tegen de waarheid, om zichzelf te wreken en wat niet al. V a n de stad Gods wordt gezegd: En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwelijkheid doet en leugen spreekt, maar die geschreven zijn in het Boek des levens des Lams. Laten wij toch verwerpen de bedeksels der schande en alle arglistigheid. Laat ons ook bereid mogen zijn rekenschap te geven van de hope, die in ons is en de waarheid spreken een iegelijk met zijnen naaste.
Nu heeft de Zone Gods ook de zonde tegen dit gebod gedragen en door wetsvolbrenging verworven, dat uit Zijne verdiensten de waarachtige liefde tot de waarheid wordt geboren. Staat dan in de waarheid, want weet dat een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid, doch eene valsche tong is maar voor een oogenblik. W i l om der waarheid wille ook smaadheid dragen, om de eer en het goede gerucht van uwen naaste te helpen handhaven, bovenal dan wanneer gij het weet dat het gaat om de eere van den Heere Christus, die in Zijn volk wordt aangerand door de booze tong en het leugenachtige hart. Gij zult ervaren, dat in het houden van Gods geboden grooten loon is. Onttrek u niet aan verdenking en verdachtmaking om Zijnentwille, ook in het opkomen voor de eere des Heeren in uwen naaste.
De keizer Trajanus liet leugenaars in een leeg schip werpen en deed het wegdrijven zonder stuur of zeil om te vergaan.
Kom, waag uzelven voor Hem, die de waarheid is. Leert met den Heere Jezus ook laster en hoon geduldig dragen. Wreek uzelven niet, beminden, want Mij komt de wrake toe. Ik zal het vergelden, spreekt de Heere.
Leen uw oor niet tot alle woord, dat men spreekt, want gij zoudt hooren, dat uw knecht u vloekt. Bedenk daarbij, dat alle eeuwen door in het bijzonder Gods Kerk heeft blootgestaan aan laster en smaad. Maar de Koning heeft gezegd: verblijdt en verheugt u als zij liegend«» alle kwaads van u spreken om Mijnentwil, want uw loon za! groot zijn in de hemelen. De Heere zal genade en eere geven, dengenen die in oprechtheid voor Hem wandelen. Hij zal hen dekken met Zijne vlerken en onder Zijne vleugelen zullen zij betrouwen. Laat den leugenaar en lasteraar geen vrij spel; duldt hem niet in uw omgang.
Daar staat dan de reine Immanuël voor de geestelijke rechtbank van Israël. Het hooren der valsche getuigen brengt de waarheid niet aan het licht en Cajaphas wordt onrustig. Maar... sterven moet Hij! Wacht, daar komen nog een paar getuigen binnen, misschien brengen zij uitkomst:
Maar ten laatste kwamen twee valsche getuigen en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken en in drie dagen denzelven opbouwen.
Twee valsche getuigen. Ja, dat waren het inderdaad, want ze verdraaiden de woorden, die Jezus twee jaren tevoren had gesproken en die zij bovendien niet hadden verstaan. Zij doelen op een uitspraak des Heeren bij de eerste tempelreiniging. Toen werden zijne discipelen indachtig, dat er geschreven is: De ijver van Uw Huis heeft mij verslonden. Maar de Joden zeiden: W a t teeken toont Gij ons, dat gij deze dingen doet? Jezus antwoordde en zeide: Breekt dezen tempel, en in drie dagen zal ik hem oprichten. Minachtend antwoorden dan de Joden: Zes en veertig jaren is over dezen tempel gebouwd, en gij, zult gij dien in drie dagen oprichten?
De Joden met hun opgaan in uiterlijkheden verstonden niets van de meening van Zijn Woord. Trouwens het was ook een raadselspreuk, die de waarheid verbergt met opzet, zoodat zonder nadere verklaring zij niet wordt verstaan.
De bouw van den tempel had in dezen tijd reeds 46 jaar geduurd en nog was hij niet af. Nog wel 35 jaar is er aan gebouwd en pas omstreeks het jaar 63 na Christus is hij voltooid, om dan weldra te worden verwoest. Een Joodsch spreekwoord uit dien tijd luidde: „Wie den tempel van Herodes niet heeft gezien, heeft nooit iets schoons gezien.
De Joden vroegen dus naar een teeken, waaruit zijn bevoegdheid bleek om in te grijpen in den tempeldienst. Dien tempel noemt Hij het Huis Zijns Vaders. Omdat Hij den waren zin des Tempels verstond, kon Hij dit zeggen. Zijn antwoord verbergt in een vergelijking met den Tempel een geestelijke waarheid. De eigenlijke Tempel Gods is Hij zelf, zooals Paulus zegt: Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en door Hem Gods gemeente: op welken het geheele gebouw bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot eenen heiligen tempel in den Heere, op welken ook gij medegebouwd wordt tot eene woonstede Gods in den Geest. Van die werkelijkheid, het wonen van al de volheid Gods in den Heere Christus als het vleesch geworden Woord was de Tempel een afschaduwing. Door den Messiasmoord braken de Joden dezen Tempel af naar Gods Raad. Want — zoo zegt Petrus — in waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, welken Gij gezalfd hebt, beide Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls, om te doen al wat Uwe hand en Uw Raad te voren bepaald had dat geschieden zoude. Jezus had dit dus gezegd van den Tempel zijns lichaams. Johannes voegt er nog aan toe: Daarom als Hij opgestaan was van de dooden, werden Zijne discipelen gedachtig dat Hij dit tot hen gezegd had en zij geloofden de Schrift en het woord dat Jezus gesproken had.
De Heere Jezus zal dus allerminst dien Tempel afbreken, maar de menschen zullen het doen. Hij heeft wel macht Zijn leven af te leggen, maar niet Zijn Tempel zelf te schenden, dan ware Hij niet Sions Borg geweest.
Zoo geven deze twee valsche getuigen een boosaardige verklaring aan Zijn uitspraak. Ze hadden anders wel goed onthouden, dat Hij iets dergelijks gezegd had. De kinderen dezer wereld vangen de woorden der heiligen op om er God en Sion mee te bestrijden, als het hun te pas komt. Verheug u daarom niet al te zeer wanneer zij eens onder den indruk komen van uwe woorden met geheimzinnige diepte, en overgoten met de majesteit Gods, want weet dat, indien de Heere hun hart niet vernieuwt, zij zich weldra weer tegen u zullen verheffen en uw woorden verdraaien of zeggen: waar blijft ge nu met hetgeen ge hebt gezegd. En: waar is nu uw God, op wien gij bouwdet en aan wien gij uw zaak vertrouwdet? Het gedichtsel van het natuurlijke hart is ten allen dage alleenlijk boos.
De Heere Jezus zag zijn dood en verrijzenis uit het graf als een afbreken en weer opbouwen van den Tempel Gods. De menschen braken hem af; ja, God zelf eischte als Rechter die afbraak. Met minder kon het niet. Doch Hijzelf bouwde den Tempel weer op, doordat Hij Zijn ziel en lichaam hereenigde op Paaschmorgen. Ook de Vader herstelde Hem. want Hij heeft Hem opgewekt uit de dooden. Zoo wordt ook Gods Kerk de Tempel Gods, waarvan Hij heeft gezegd: Hier wil ik wonen. En bovendien zal daarom Paulus kunnen zeggen tot de geloovigen: Weet gij niet dat gij zijt tempelen des Heiligen Geestes?
In dit woord, in deze raadselspreuk van Jezus lag reeds de grond van den uitroep van Job: als zij, na mijne huid dit doorknaagd zullen hebben, zoo zal ik uit mijn vleesch God aanschouwen en mijne oogen zullen Hem zien en niet een vreemde.
Zoo is dan Christus de wandelende Tempel Gods, waarin de volheid der Godheid lichamelijk woont. De hoogste open- Baring heeft het recht der diepste veberging. Zoo werd ook in dezen weg, gelijk ook door het gebruik van gelijkenissen, het woord des Heeren door Jezaia vervuld: Maak het hart dezes volks vet. opdat zij ziende niet opmerken en hoorende niet verstaan. Zoo is de raadselspreuk een instrument des gerichts. Tevens liggen er schatten van wijsheid in verborgen. Op deze wijze nu ontketent Jezus de stormen over eigen hoofd. Ziehier dan Zijn lijden, Zijn majesteit en Zijn borgtocht.
En de Hoogepriester opstaande zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? W a t getuigen dezen tegen U? Doch Jezus zweeg stil.
Er is al teveel tijd zoek gebracht met het getuigenverhoor. Daarom wil Cajaphas er een eind aan maken. Vol waardigheid staat hij op van zijn zetel, om als voorzitter het proces te forceeren. Hij neemt het verwarde gepraat der getuigen over als waren het evenzoovele gegronde aanklachten en bewezen overtredingen van Gods wet. Zoo speelt hij den huichelaar, bovenal den rechter onwaardig. Zoo openbaart zich in zijn doen de listige boosheid en de booze listigheid van het menschenhart. Hij maakt de leugen tot waarheid. De aanklacht pas hedennacht ingebracht, is niet behoorlijk omschreven en had zelfs niet als dagvaarding kunnen dienen.
Hoor dien hoogepriester den Hoogepriester onzer belijdenis ondervragen! Hier was opnieuw lijden voor Jezus. Lijden om hetgeen Hem werd aangedaan door de menschen; door de oversten van het volk uit Abraham gesproten. Lijden niet minder omdat de Vader Hem de toegerekende schuld der Zijnen doet gevoelen. Zoo wordt Hij ter verantwoording geroepen door den Heere zelve.
Mijn lezer, weet gij wat het zegt op duizend vragen niet één te kunnen antwoorden? Denk eens aan Jozua in de vierschaar. Zoo de Heere ons ter verantwoording roept en de wet benevens het geweten tegen ons getuigen, dan moeten wij verstommen. Ach, de mensch is van nature zoo brutaal, hij durft wat aan tegen zijn Schepper en Formeerder.
Is het geen wonder, dat de Heere de menschheid nog wil dragen? Werd het u een wonder, dat Hij u nog niet heeft weggevaagd met den bezem des oordeels naar den afgrond des verderfs?
Doch we vragen ons nu af waarom Jezus hier zweeg.
We vinden er in een element van berusting in het doen Gods. Zoo zweeg eenmaal de hoogepriester Aaron, toen zijn beide zonen werden getroffen door het oordeel. Doch Aaron zweeg stil. Zijn zwijgen gold den Vader, in het aanvaarden van al den smaad en hoon der menschen.
Ook is in dit zwijgen een protest tegen het onrecht Hem aangedaan, daar het sanhedrin zijn rechtshandel inzette met schending van alle rechtsregelen.
Zeker sluit het ook wel in, dat verdediging tegen al die losse, lichtvaardige beschuldigingen geen zin zou hebben. Doch tevens leidt Hij het proces zóó, dat de groote vraag op de lippen van Cajaphas moet komen of Hij de Christus dan is, opdat Hij zal kunnen antwoorden tot zaligheid der Zijnen en eere des Vaders. Hij zal sterven den vervloekten dood des kruises, juist omdat Hij zal zeggen, dat Hij is de Christus, de Zoon des levenden Gods. Zijn Messias- en Zoonschap moet de grond zijn der veroordeeling. waarop Hij wil sterven. Hij moet der zonde sterven, het rantsoen betalen, als Borg en Middelaar, als het Woord dat vleesch werd.
Er is dus een bepaalde reden dat Hij soms zwijgt en dan weer spreekt. Een oorzaak, die telkens weer verschilt, maar altijd vrucht is van Zijn Messiasambt. Zijn driemaal zwijgen moet een oorzaak hebben, die God verheerlijkt. Dit zwijgen is hier een sprekende openbaring van het Lam Gods, dat zich gewillig laat leiden tot de slachtbank. In de werkeloosheid van Christus is een machtige daad. -Zoo vinden wij toch de dadelijke gehoorzaamheid in de lijdelijke telkens weer.
Wat nu de aangedragen beschuldigingen betreft, zou Hij van de laatste aangaande afbreken en opbouwen van den Tempel naderen uitleg hebben kunnen geven van de bedoeling van die geheimzinnige woorden. Cajaphas komt text en uitleg vragen van hetgeen de valsche getuigen hadden beweerd. Het was toch plicht geweest eerst dien text vast te stellen alvorens Hem te vangen en te binden. Jezus weigert uitleg en textvaststelling beide. W a t Hij over den tempel had gezegd was een raadselspreuk, en die moet Hij handhaven. Het sanhedrin moet recht spreken. Gesteld eens Jezus had uitleg gegeven en gezegd: deze tempel is mijn lichaam en dien moet gij afbreken en dan zal Ik.hem weer opbouwen in de opstanding?
Dan had Hij het hun te gemakkelijk gemaakt. Bovendien, ook dat zouden zij niet hebben geloofd. Hij zegt dus niet dat Gods Raad dit uur heeft gekozen om die verborgen gedachten Zijns harten te vervullen van eeuwigheid gekoesterd. Hij houdt het sanhedrin aan hun roeping om recht te spreken naar den geopenbaarden wil Gods. Hij laat ten volle de verantwoordelijkheid rusten op den Hoogen Raad.
Hij zou straks spreken als Hij dit den Vader hoorde doen. Hij sprak niets van zich zeiven en deed niets op eigen autoriteit. Hij geeft ook geen ontijdigen uitleg. Jezus aanvaardde de tempelafbraak volkomen uit de hand Zijns Vaders, maar niet uit die der menschen, zonder hen daarvoor volkomen verantwoordelijk te stellen. Hij bedient den geopenbaarden wil Gods aan den mensch. En het is als heft Hij in dit stilzwijgen dreigend den vinger op en waarschuwend: breekt in der eeuwigheid dezen tempel niet af. Want het zal uw oordeel zijn als gij het doet. Hier ligt de last des Heeren. Heden en hier laat Hij de raadselspreuk onverklaard. En toch is in dit bange lijdensuur God juist bezig haar te vervullen. Zijn zwijgen is sereen als de ochtenddauw die zich zacht neervlijt op het loover.
Een zwijgende Jezus. Zoo leerde ook de Kananeesche vrouw Hem kennen: en Hij antwoordde haar niet één woord. Zoo ook moesten de blinden, die Hem nariepen: Gij Zone Davids. ontferm U onzer, ervaren, dat Jezus zweeg. Maar dit zwijgen was alleen bedoeld om hen des te sterker te doen roepen om ontferming, want terwijl de Zoon zweeg drong de Geest aan tot spreken en aanhouden in het gebed. Zoo kent gij Hem toch ook?
Hier is Zijn zwijgen het werven van Zijn eeuwig recht om te spreken wanneer de zondaar moet zwijgen in het gericht. Indien Hij het dan niet opnam voor den verlorene, het ware voor eeuwig gedaan. Daarom bewondere en aanbidde Sion haar zwijgenden Koning voor het sanhedrin en voor de rechtbank des hemels evenzeer als zijn spreken. Beide zijn vruchtbaar ten leven. Hij zweeg, omdat zijne ure was gekomen.
Hij zwijgt als beminde Hij den dood. De kerkvader Hieronymus zeide: dit stilzwijgen van Jezus bedekt de verontschuldigingen van Adam. Maar ach, wiens spreken beleedigt niet telkens den Heere der heerlijkheid, en verbittert Zijne oogen?
Uit dit zwijgen van Jezus tegenover Zijne valsche beschuldigers moge worden geleerd niet op alle woord in te gaan. Maria zweeg toen zij werd beschuldigd en beleedigd in de teederste gevoelens harer liefde tot Jezus, zelfs door de discipelen. Zij zweeg, want zij mocht gevoelen, dat Hij voor haar zou antwoorden. Soms moeten wij spreken als wij door te zwijgen den Heere zouden laten beleedigen. De rechtvaardige wete ook hierin tijd en wijze. Het is zoo zalig onze zaken te mogen overgeven in de handen van Hem. die rechtvaardig oordeelt. Van den Heere Jezus lezen wij, dat Hij. als Hij leed niet dreigde, niet terug striemde, maar zeide: Ik heb die mijne eere zoekt, welken gij niet kent. Dat zachte antwoord was toch ook weer vlijmscherp, want Hij verweet hun dat zij den Vader niet kenden. Zoo ervaart Gods kind het nog. Onze wandel zij koninklijk tegenover de aantijgingen der wereld en der valsche broeders, die de eere die uit God is niet zoeken, maar zichzelven. Doch er is nog meer.
Zwijgen kan geboren worden uit zeer verschillende zielsgewaarwordingen. De benauwde van hart zwijgt, omdat hem de keel wordt dichtgesnoerd. Hij is vaak besloten en kan niet uitkomen. Hij kan zich zoo gemakkelijk bedriegen en dan nog... te hebben gesproken bovendien! Zwijgen door overleg des vleesches om niet openbaar te worden of geen ongemakken zich op den hals te halen draagt weer een ander karakter en kan Gode niet welgevallig zijn. Zwijgen van Hem omdat de liefde zoo koel is de overgevendheid des harten niet volkomen. Zwijgen soms door geveinsdheid.
Zalig als het mag zijn: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Eer bedelve de aarde mij levend in haren schoot eer ik zal zwijgen van Hem en Zijn Woord, sprak eenmaal Calvijn. Het diepe volle spreken wordt geboren na het zwijgen in het oordeel voor God. De tong der stamelenden zal vaardig zijn in het spreken.
Zie, dan wordt het: Ik zwijg als de wet mij zegt, dat ik den vloek heb verdiend, maar spreek als zij mij zou dreigen met den vloek en zeg: Mijn vervloeking was op Hem. Ik zwijg als het geweten mij aanklaagt, maar spreek als het zou zeggen: gij moet vergaan: God is meerder dan mijn hart, ik oordeel ook mijzelven niet, die mij oordeelt is de Heere. Ja, de most moge de jonkvrouwen sprekende maken. Soms moeten wij ervaren: toen ik zweeg, werden mijne beenderen verouderd.
Gods kind zwijgt als de duivel verwijt, dat hij zwart is, maar spreekt wanneer hij zegt: gij behoordet te zijn waar ik ben. De Heere schelde u, gij satan, de Heere schelde u, die Jeruzalem verkiest. Zij zwijgen, als wordt gezegd, dit alles overkomt u om uw zonden, maar spreken wanneer wordt beweerd: dat is uw verdiende straf, want dan mag getuigd: daar is niets verdoemelijks aan mij.
Vraagt men mij naar deugden... ik zwijg, maar wilde men mij verdoemen ik sprak: Mijne gerechtigheid is in Hem. Ja, dan mogen wij ons beroepen op het bloed der gehoorzaamheid van de oneindige verdiensten van den Borg onzer ziel.
De Heere leere ook door de lijdensprediking heen velen dit zwijgen en dit spreken. Zijn vrijmoedige Geest ondersteune ons, opdat wij Zijnen naam mogen belijden, die is als een olie die uitgestort wordt.
De zwijgende ziel buigt zich neder aan de planten van Gods voeten en zucht: Heere, zwijg niet tot mijn tranen. Antwoord mij, die voor Uw aangezicht sta!
Kunt gij van dezen Borg getuigen:

Christus ging in 't oordeel voor,
't Werd voor mij begonnen.
Sedert Hij 't pleit verloor
Heeft mijn ziel 't gewonnen!
In zijn vonnis ben ik vrij,
Laat de dood nu komen
Heel de hel beschuldig' mij,
Ik heb niets te schromen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 maart 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jezus voor het Sanhedrin II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 maart 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's