Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis XI

Bekijk het origineel

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis XI

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien uit het overzicht der oude brochure Grijpt als 't rijpt iets duidelijk is geworden, dan zeker wel, hot ongegrond het beroep is, dat met name van kerkelijk „gereformeerde" zijde en ook door daarvan geheel afhankelijke politieke heeren, daarop gedaan werd om eene verontschuldiging te zoeken. Dat geldt ook de lange artikelen in de H e r a u t verschenen, die er eene exegese van trachtten te geven bij het licht van eigen begeerten. Die brochure was een critiek op hetgeen door de Adviseurs der Synode was aangevoerd om haar over te halen tot de amputatie. En dus die brochure had de strekking in het licht te stellen de ontijdigheid niet alleen der schrapping, maar ook de ongegrondheid der argumenten, waarmede zij werd aanbevolen. Doch ik heb erkend, dat er een vraagstuk in stak, dat om oplossing vroeg. Niemand toch kon ontkennen, dat er tusschen 1618 en 1905 zulk een lange spanne tijds lag, waarin zulke diepgaande wijzigingen op sociaal en politiek gebied waren ingetreden, dat men toch niet kon doen, alsof er niets gebeurd was. De politieke omstandigheden onder de oude Republiek in haren bloeitijd waren zoo geheel anders dan die, waarin wij ook in 1905 verkeerden, dat het niet aanging zich voor te stellen, dat men zoo maar dit geloofsartikel kon overbrengen in de wetgeving.
Ik erkende dus, dat het vraagstuk er lag en erken dit heden ten dage nog. Doch naar mijne overtuiging was het, als men dan tot wijziging der belijdenis meende te moeten of te mogen overgaan, een redelijke eisch aan hen, die dit deden, te stellen, dat zij dan het vraagstuk in zijn geheel in het oog zouden vatten. Alle bezwaren, die aan dit eigenmachtig en willekeurig optreden kleefden, heb ik opgesomd, nu zij zonder met de groote stroomingen der Gereformeerden in den lande ook maar eenige voeling of rekening te houden, de belijdenis gingen wijzigen. De onvoldoendheid der toelichting heb ik aangetoond en ook aan de andere zijde is er op gewezen, dat men niet klakkeloos onder een constitutioneel systeem als het onze aan de regeering dezelfde eischen kon stellen, die men voorheen onder de republiek van haar vorderen kon, afgezien van de vraag, of zij ook destijds aan die wenschen gehoor gaf.
Inderdaad, heb ik niet geschroomd er de aandacht op te vestigen, dat de geheel veranderde omstandigheden de vraag naar de nieuwe gedragslijn deden opkomen. Ik heb dit in 1905 en in den loop der sinds verloopen jaren ondubbelzinnig uitgesproken. Maar, en hierop leg ik nadruk, welke wijzigingen er ook ingetreden mogen zijn, ik heb nooit eene theorie aangeprezen, die tot een staatsleer leiden kon en moest, waarbij de belijdenis werd losgelaten. Ik heb altijd vast gehouden, dat Gods souvereiniteit ook gaat over den Staat en dus ook door den Staat moet worden erkend. En ik heb nooit beweerd, dat de Staat niet gebonden zou zijn door gehoorzaamheid aan Gods Woord. Het moge waar zijn, dat er onder de antirevolutionairen werden gevonden, die aan het program van beginselen der A.R. Partij eene andere uitlegging gaven, of dat Dr. Kuyper zelve in dit opzicht andere begrippen huldigde, maar ik heb nooit, ook niet aan Dr. Kuyper, verzwegen, dat ik bleef vasthouden aan eene exegese, die zich met artikel 36 der Confessie verdroeg. En Dr. Kuyper heeft zich tegenover mij nooit uitgelaten in een zin, als ware hij het daarmede niet eens, want hij zag in het program, zooals het daar lag, een saambindend element, dat zich verdroeg met eene vrijheid, die natuurlijk in geene losbandigheid ontaarden mocht. De latere ontwikkeling der A.R, Partij onder den grooten invloed van met name Mr. Heemskerk, droeg dan ook een geheel ander karakter. Zijn politiek streven had als noodzakelijk gevolg de uitholling van alle religieuse waarden in het beginselleven der A.R. Partij. En de rijpe vrucht daarvan bracht ons de Heer Colijn. Het is geen toeval, dat wij een regeering hebben, zooals wij er eene hebben, dat zelfs hetgeen na zoovele jaren van strijd voor de vrijheid van het onderwijs was bereikt, thans weder in het gedrang komt. Het feit, dat bij de samenstelling van dit Kabinet met beginselen niet gerekend werd, die voor het godsdienstig leven van het volk toch van groot belang zijn, leert beter dan iets anders, hoe de door hem in het geschrift Saevis tranquillus in undis openbaar gemaakte beschouwingen den weg hem openden naar eene regeering, waarin voor alles ruimte was, maar niet voor de eischen van Gods Woord. Een Staat, die geen onderscheid kent op religieus gebied, kan eene regeering gebruiken, die zich om beginselen niet meer bekommert. En zoo is het zeer begrijpelijk, dat thans eigenlijk de Vrijzinnige Democratie de hoofdrichting aangeeft in de regeering. Er is geen wezenlijk onderscheid meer tusschen Dr. Colijn en zijne Vrijzinnige Democratische medestanders. Af en toe mogen de vormen aan een andere levensopvattingen herinneren, ook zelfs deze vormen worden schaarscher, naarmate het proces voortschrijdt. Ik ben er zeker van, dat Dr. Kuyper tot zulk eene beschouwing der regeertaak nooit gekomen zou zijn. Indien hij nog door den nood der omstandigheden tot een soortgelijke regeering had moeten komen, dan zou hij een geheel anderen opzet hebben gevolgd, waarbij rekening was gehouden met wat er leefde in het hart van het Christenvolk. Hij zou dan ook zulk eene regeering gebonden hebben aan een zorgvuldig overwogen program van actie, zoodat het een ministerie ad hoe, dus tot verwezenlijking van precies omschreven doeleinden, was geworden. Op grond van dit precies omschreven plan zou hij gezocht hebben niet alleen naar eenige heeren, die tot verschillende partijen behoorden, maar hij zou ook zeker gevraagd hebben naar hun wil om dit plan uit te voeren en naar hunne geschiktheid en bekwaamheid daartoe. En boven alles zou hij juist de departementen, waarbij beginselen betrokken waren, die de diepe geestelijke gronden in het volksleven raakten, bezet hebben met zulke mannen, die in zichzelven waarborgen boden, dat zij dit plan, dat dan toch zeker een bezuinigingsplan geweest zou zijn, met in achtneming der geestelijke waarden zouden uitwerken.
Zoo zou Dr. Kuyper gehandeld hebben. En als hij dan in de samenstelling van zulk een ministerie niet had kunnen slagen, omdat zijn plan niet werd aanvaard door hen, die hij noodig en bekwaam achtte, dan zou Dr. Kuyper de regeering niet hebben aanvaard. Die was trouwens minder begeerig naar de ..groene zetels" dan zijne epigonen. Hij was er te verstandig voor, was een te groot politicus om niet te weten, dat de grootste wijsheid soms in het kunnen wachten besloten ligt. Maar in elk geval zou hij de erkenning van Gods souvereiniteit en den eisch tot gehoorzaamheid aan het Woord niet hebben prijsgegeven, al had hij- daaraan eene uitlegging gegeven, die anderen misschien niet zouden hebben kunnen aanvaarden. Hij was een te diepzinnig denker om niet onmiddellijk te beseffen, dat men, zooals in art. 3 van het A.R. beginselprogram staat geschreven, ,,de eeuwige beginselen, die ons in Gods Woord geopenbaard zijn", niet kan belijden en tegelijk vertellen aan het volk, dat de Staat van die eeuwige beginselen niets kan weten, omdat hij er geen orgaan voor zou hebben.
Maar dat het in de A.R. Partij tot zulk eene volkomene losweeking van die eeuwige beginselen gekomen is, daaraan staat de gescheiden kerkformatie, die zich als „Gereformeerde Kerken van Nederland" aandient, schuldig. Zij hebben in 1905 de schendende hand geslagen aan de Confessie der Vaderen en daarmede de deur geopend voor eene ontwikkeling ook op politiek gebied, die faliekant moest uitkomen. Een wezenlijk liberale figuur als Mr. Heemskerk was, beriep er zich op, telkens als hij het noodig had. Natuurlijk, iedereen moest de juistheid ervan erkennen, dat een artikel uit een kerkelijke belijdenis geen politieke uitspraak was. Inderdaad, het was de belijdenis van Gods Kerk. Men kon altijd zeggen, dat de Politieke Partij niet in de Kerk gehandeld had. Doch daarom was de invloed van het kerkelijk belijden in de politiek en die van de politiek in het kerkelijk belijden niet weggenomen.
Voor mij staat het vast. dat de politieke verhouding tot de Roomschen in die verandering der belijdenis een functie van beteekenis heeft gehad. Er was immers geen enkele andere drijfveer voor aan te wijzen om haast te maken met die amputatie, want het waren juist die woorden, waarin het principieel anti-Roomsch karakter van het Gereformeerd belijden zeer in het oogloopend op den voorgrond trad. Maar daarmede was dan ook die schrapping geoordeeld. In de Kerk als zoodanig, in het Gereformeerde volk, zooals het daar in zijne veelheid van kerken en kerkjes leefde, was van eenige behoefte aan wijziging nooit gebleken. Het waren met name de politieke Heeren, die er toe drongen. De stem des volks, die had Prof. v. Velzen doen hooren en sprak op de Synode door Prof. Honig. Het ligt trouwens voor de hand, dat er in het volk geene behoefte leefde om juist die paar woorden te zien verdwijnen. Ja, in het afgetrokkene, dan redeneerde men over de vraag van het gravamen. Dat was er in gebracht door de wijze, waarop Dr. Kuyper de belijdenis had uitgegeven, maar overigens werd niemands ziel door die woorden der belijdenis gekweld. Zij lagen immers niet in het levenscentrum van ons gereformeerde volk, dat niet in de eerste plaats naar het artikel van de overheid vraagt. Daarom vroeg het toen niet in de eerste plaats. En dit niet, omdat het ook dit niet gewichtig acht, maar omdat zijne zielsbehoeften meer liggen in de spheer van hetgeen tot zaligheid noodig is. Doch wat van zelf spreekt, toen de schrapping een twistpunt was geworden, toen de woorden als gravamina gingen drukken, en daarin zeer terecht gezien werd eene verandering in de belijdenis, die van de Vaderen was overgeleverd, en toen tot de schrapping besloten was, toen traden juist die woorden weder in het centrum der belangstelling. Daarmede was de wortel tot een conflict gegeven, dat niet slechts de gescheiden kerkformatie voorgoed afscheidde van de andere Gereformeerden, maar dat ook op de politieke ontwikkeling moest overslaan.
De Heeren, die nadat Dr. Kuyper's leidende kracht gebroken was, aan de spits traden, maakten een ruim gebruik van de wijziging, die in de belijdenis was aangebracht. Zij gingen steeds verder in hunne theorieën, zoodat ten laatste het artikel op nonactiviteit werd gezet. Zoo werden er een aantal „gereformeerden" geboren, die met betrekking tot het Staatswezen geene belijdenis meer overhielden. De neutrale Staat werd het uitgesproken ideaal. Dat zij daarmede eigenlijk het Calvinisme zelf hadden prijsgegeven en tot een geheel andere levensbeschouwing waren overgegaan, bemerkten zij niet eens. Trouwens, het verloop en de verwatering der beginselen deden zich op het geheele geestelijke terrein zoo sterk gevoelen, dat ook deze politieke verliberaliseering gedachteloos werd geslikt. Het politieke streven onderging op elk gebied veel meer den invloed van den tijdgeest dan van het wezenlijk Gereformeerde leven.
Welnu, tegen dezen ontwikkelingsgang heb ik voor 30 jaren gewaarschuwd. Ik heb getracht naar mijn vermogen tot terughouding te dringen. Ik herinner mij nog levendig, hoe op den avond, die voorafging aan den dag, waarop tot de amputatie besloten werd, ik een bezoek heb gehad van Dr. Bavinck. Met hem heb ik toen het vraagstuk nog tot in zijne gronden besproken. W i e hem gekend heeft, zooals ik hem heb gekend in de noblesse van zijn persoonlijkheid, in de grondigheid van zijn eigenaardigen wetenschappelijken zin, die veel minder bespiegelend dan historisch exact was, in zijne behoefte aan een compromis, die veel sterker was dan zijne behoefte aan consequentie, in zijne soms weifelmoedige aarzeling, die in den druk der moeilijkheden in haar tegendeel kon omslaan, die kan begrijpen, dat hij ten laatste zeide, dat hij wënschte, dat er dit vraagstuk niet was. En toen ik hem vroeg, of het mij niet veroorloofd zou kunnen worden tot die Synode het woord te richten, voordat zij hare operatie op het artikel begon, om haar „viva voce", door het levende woord, te weerhouden van het openrijten eener scheur door het Gereformeerde volk, toen zeide hij tot mij: „Ik zou het wel willen. Maar het kan niet, neen, gij moogt daar niet spreken, maar ik wil U wel toegang verschaffen, opdat gij vanaf de galerij de zitting zult kunnen volgen." En toen heb ik hem gezegd: „Neen, daarnaar ben ik niet nieuwsgierig. Het zou mij bovendien des te meer bedroeven, omdat ik dan mijne machteloosheid zou moeten voelen, hoewel de nood mij zou dringen tot een getuigenis tegen de schrapping."
En toen ik den volgenden dag aan de kerk voorbijging, waar de Synode hare zitting hield, lag zij daar te midden van het gewoel van het dagelijksch leven, schijnbaar verlaten en voelde ik diep, hoe met die amputatie een naar den vorm onbeduidende daad verricht werd. terwijl toch inderdaad de ontkerstende tijdgeest wezenlijk Jen triumph behaalde over het gereformeerde leven. De neutrale Staat, door de Adviseurs verworpen, deed desondanks zijne intrede in de antirevolutionaire gedachtenwereld. En daarmede trad eene nieuwe periode in, die zich niet terstond in hare volle kracht openbaarde op het terrein der politieke practijk, doch zooals het met insluiping vah verkeerde beginselen steeds het geval is, langzaam doorsijpelde. Zoolang dit proces nog geene officieele uitdrukking verkreeg, kon men nog zeggen, dat het A.R. program, zooals het daar lag, eene andere verklaring mogelijk maakte. En dat heb ik tot het uiterste in toepassing gebracht. Dwaze propagandisten gaan daar nu nog mee den boer op, alzoo toonende, dat zij van den ganschen ontwikkelingsgang hunner partij niets hebben gemerkt, laat staan begrepen. Het is nu in de officieele uitlegging van het Program uitgesproken, dat de Staat geen orgaan bezit tot geestelijke distinctie. Daarmede is hij tot den neutralen, liberalen Staat geproclameerd, heeft de A.R. Partij afstand gedaan van de rechten, die Gods souvereiniteit doet gelden op den Staat en deed zij ook afstand van de belijdenis zijner roeping tot gehoorzaamheid aan den Woorde Gods en is het mij onmogelijk gemaakt langer tot haar te behooren, ook al heeft mij dit meer leed gedaan, dan men oppervlakkig gezien, zou denken.
Ik heb nu echter genoegzaam toegelicht, hoe die oude brochure „Grijpt als 't rijpt" geen enkelen redelijken grond biedt tot verdediging van de schrapping door de Synode van 1905. Ik hoop nu over te gaan tot eene nadere beschouwing van art. 36 zelf, zooals het in de onveranderde belijdenis geschreven staat.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis XI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 april 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's