Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksterzegen I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksterzegen I

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 2 vss. 41b en 47b. En daar werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen. En de Heere deed dagelijks tot de gemeente die zalig werden.

Het was lente in Gods Kerk. Het siergewaad des nieuwen levens prijkte in schoone pracht. De lente is een schoone tijd. Het frissche groen tooit bosch en veld; de bloesemweelde is een verlustiging voor het oog en streelt den reuk. Het gezang der vogels, die vroolijk hun lied zingen, boeit het oor. In Gods schepping is nog veel schoonheid ondanks den vloek, die de aarde trof om des menschen wil. Van die schoonheid spreekt het Hooglied op aangrijpende wijze en stelt den lentetijd ons voor als beeld van het frissche. rijke leven in den bloeitijd der genade. Mijn Liefste antwoordt en zegt tot mij: Sta op, mijne vriendin, mijne schoone, en kom. Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan; de bloemen worden gezien op het land, de zangtijd genaakt en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land; de vijgeboom brengt zijne jonge vijgjes voort, en de wijnstokken geven reuk met hunne jonge druifjes; sta op, mijne vriendin, mijne schoone, en kom."
Zoo noodigt de Bruidegom Zijn Sulamith tot een wandeling in het open veld om de schoonheid der lente gade te slaan en zich te verlustigen in de werken van Gods handen. Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks; zendt Gij uwen Geest uit, zoo worden ze geschapen. Zoo prijst de dichter van den 104den Psalm den Schepper en verbondsgod. Lenteleven in de genade wordt geboren uit het werk van denzelfden Geest, die het gelaat des aardrijks vernieuwt. Anders toch heerscht de dood. Hoe groot zijn Uwe werken, o Heere, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt.
Met de uitstorting van den Geest op Pinksteren waakt rijk leven op in Gods Kerk en zij wordt vermenigvuldigd. Zij is overgoten met schoonheid en verrijkt met genade. In blijden jubelzang worden de groote werken Gods verkondigd en de Kerk ademt in lentelucht. Lentezang wordt gehoord met den diepen ondertoon der tortelduif en den slag der nachtegalen. In diepe aanbidding neergebogen wordt het loflied der verlossing gezongen en God verheerlijkt. Temidden van het doffe wanhoopsklagen en den ijdelen feestroes van een vermoeide en brooddronken wereld bloeide Gods Kerk en gaf Gode lof. De Kerk leefde afgezonderd, want Israël zal zeker alléén wonen. In haar isolement lag haar kracht en zij stond als een pilaar en vastigheid der waarheid temidden van verstervende menschelijke wijsheid en ondergaande cultuur.
De zangtijd was gekomen, eeuwen tevoren voorzegd. Want de Heere houdt Zijn Woord. Juicht gij hemelen en verheug u, gij aarde, want de Heere heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal zich over zijne ellendigen ontfermen.
De predikers waren vol des Heiligen Geestes en spraken in betooning des Geestes en der kracht. Scheen de Messias onnuttelijk zijn kracht te hebben verteerd en was de waarheid van de klacht gebleken: Wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?, thans blijkt dat des Heeren Knecht door Zijne kennis velen zal rechtvaardig maken en die het niet gehoord hadden, die zullen het verstaan. Het . was den discipelen nut dat Hij wegging, opdat de Geest kwame( die de ineengeschrompelde Kerk, die was als een nachthut in den komkommerhof. zou doen vragen in verwondering: Wie heeft mij deze gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was? Zie, ik was is de gevangenis gegaan en weggeweken, wie heeft mij dan dezen opgevoed? Zie, ik was alléén overgelaten, waar waren dezen? Alzoo zegt de Heere Heere: Ik zal mijne hand opheffen tot de heidenen en tot de volkeren zal Ik mijne banier opsteken dan zullen zij uwe zonen in de armen brengen en uwe dochters zullen op de schouders gedragen worden.
Simeon had met het Kindeke in zijne armen getuigd: Een licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. Hij zou zeggen tot het Noorden geef en tot het Zuiden houdt niet terug; breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde... De natiën hoorden nu in hunne eigene taal de groote werken Gods spreken. De vijgeboom bot uit, de granaatappelboom geeft zijne vrucht. De vraag waakte op in vele verslagen harten: wat moeten wij doen? De Geest overtuigde van zonde, gerechtigheid en oordeel. Toen was de lentetijd der Kerk.
Let op de lenteteekenen van uitbottend geloof en geurende eerste liefde. De dudaïm gaf reuk en de Heere maakte zich een eeuwigen naam. Hoe schoon was die tijd in het leven van Gods Kerk. Kom. onze feestwijzer moet niet blijven stilstaan bij den Pinkstermorgen, want de Pinkstermiddag en -avond zijn niet minder schoon en bewijzen de kracht van den morgen; bewijzen, dat de Geest waarlijk was uitgestort. En het zal geschieden in die dagen, dat Ik van mijnen Geest zal uitstorten op alle vleesch. De most maakte de jonkvrouwen sprekende en de wijn deed de jongelingen profeteeren. De ouden verkregen nieuwe levenskracht en droomden als in hun jeugd, vol heilige idealen, groote dingen verwachtende van den God huns heils.
Een nabetrachting op Pinksteren gaan wij houden. Van Pinksteren, toen de dag vervuld was van het feest, het huis vervuld werd van dien geweldigen gedrevenen wind en allen werden vervuld van den Heiligen Geest. Vol van God in Christus. Dat is Pinksteren. Dat is een blijde oogst.
En Petrus, staande met de elven, verhief zijne stem om te getuigen van den gestorven, opgestanen en verheerlijkten Christus. Hij nam het op voor de broeders, die als dronken lieden werden aangezien en bespot. Zij zijn vol zoeten wijns. Maar neen, zoo zegt Petrus: Dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt, want het is eerst de derde ure van den dag. Dus naar onze tijdrekening des morgens negen uur. Een geweldige schare volks, uit alle volken, die onder den hemel zijn, verdrongen zich om de apostelen en velen werden verslagen in het hart, toen Petrus zijne Pinksterrede hield over den Christus, vervuld met den Heiligen Geest, en zij vroegen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christus en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen en allen, die daar verre zijn, zoovelen als er de Heere onze God toe roepen zal...
Zoo staat Petrus in h,et midden der schare en dringt aan op waarachtige bekeering. Wordt behouden van dit verkeerd geslacht, zóó roept hij hen toe. En de Geest overreedde met kracht, verwondde de zielen en om de glorie des Zoons te openbaren en de kracht van den Geest te doen zien werden velen toegebracht. Pinksteren luistert, op ongekende wijze, de deugden Gods op. De Heere maakt Zijne daden bekend.
En daar werden op dien dag (tot hen) toegedaan omtrent drie duizend zielen. En . . . de Heere deed dagelijks tot de gemeente die zalig werden.Onze text wijst op de heerlijkheid van den Christus. Hij zou den Vader bidden om den anderen Trooster. Dat heeft Hij gedaan en de Vader zond Hem in den naam Zijns Zoons. Zie daar zijn Joden en Jodengenooten van alle volken, die onder den hemel zijn. Jodengenooten, menschen dus, die uit het heidendom waren overgekomen tot den godsdienst van Israël. De volle Jodengenooten waren gedoopt in den naam van Isrels God. Onder deze gemengde menigte waren enkele heilbegeerige zielen, maar de massa was onaandoenlijk en koud, hoogstens nieuwsgierig, óf wat opgewonden door hetgeen zij aan wonderen zagen en hoorden. Velen waren met bitterheid vervuld, toen Petrus weer dien naam Jezus in hun herinnering opriep. De historie was nu uit! Het was zeven weken geleden sedert Hij was gekruisigd en wel hadden ze gezegd, dat Hij leefde, maar dat was een loos gerucht geweest. Jezus was dood en laat dat nu zoo blijven! De leidslieden van het Joodsche volk hadden den leugen verspreid: Zijne discipelen hebben Hem gestolen en zeggen nu. dat Hij leeft.
Inderdaad Hij leeft en draagt de sleutels van hel en dood aan zijn gordel. Dat Hij leefde, bleek wel zeer krachtig met Pinksteren... De Geest verheerlijkt Christus.
Maar, als dan de Koning stuitte op hardnekkig verzet en men weigerde zich te buigen onder Zijn schepter, wat zullen dan de boden des Konings nu de Vorst is afgereisd naar het Vaderland? Hij heeft gezegd: Gelijkerwijs Ik in de wereld ben, zult gij in de wereld zijn. Maar hen ook toegezegd: Ik ben met ulieden alle de dagen tot aan het einde der wereld. Amen. Hij heeft hen geen weezen gelaten, maar is tot hen gekomen door en in de zending des Geestes. Twaalf Galileesche, eenvoudige lieden, de meesten visschers en enkele tollenaars. Daar is ook nog een groep van 120 discipelen. Hebben ze een roemrijk verleden? Neen, volstrekt niet, want de apostelen hadden Hem, in de ure van gevaar, allen verlaten Het waren deserteurs. Wat er zoo al gebeurd is weten we wel. Nu is ook de aanblik van den Meester weg, die hen dikwijls aanvuurde en bond. De zaak des Koninkrijks was van alle zijden besproken. De Koning zelf had haar drie jaren lang verdedigd en Zijne tranen over Jeruzalem legden getuigenis af van de smart, die Hem trof door de verwerping van het voorgestelde heil. Vele treffelijke werken van den Vader had Hij hun getoond, maar zij hadden beiden den Vader en den Zoon verworpen. De grootste kring, waarin Hij zich levend had vertoond, na de opstanding, was aan 500 discipelen op eenmaal. Maar hoe dan? Zullen nu de eerste zaaiers voorspoediger zijn dan de Zoon van den Landman? Gaat ge nu verstaan wat Jezus bedoelde toen Hij zeide: Indien gij Mij liefhadt, zoo zoudt gij u verblijden, dat Ik heenga tot den Vader. Drie duizend worden toegebracht op dien Pinksterdag.
Welke wapenen gebruiken toch de discipelen van dezen Meester? Welke wapenen? Alleen het wapen des Woords. Hoewel zij vol waren van den Geest, spreken zij toch niet hun eigen woord, maar het Woord der goddelijke openbaring. Hun spreken is doorweven met texten. Ieder woord is als een dolksteek in het hart van menigen hoorder. Ach, dat het heden ook zoo ware! Dierbare Geest, raak harten aan. Dat kunt Gij toch, want Gij zijt God. Zonder Uwe bediening is al ons werk onvruchtbaar ten leven, ook al zal het vruchtbaar zijn ten doode, want gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier en brood den eter: alzoo zal mijn Woord, dat uit mijnen mond uitgaat, óók zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeeren, maar het zal doen hetgeen Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn, in hetgeen waartoe Ik het zende.
Petrus richt zich allereerst tot de Messiasmoordenaars. Vreeselijke aanklacht! Hoe durft Petrus dat alles zoo maar te zeggen? Waar het Woord des Konings is is vrijheid. Hij spreekt met de vrijheid, die hij in Christus heeft. Daar is ook heerschappij. Zij meenen eigen wil alleen te hebben gevolgd. Petrus zegt: Naar den bepaalden raad en voorkennis Gods hebt gij Zijn heilig Kind Jezus gedood. Zij waanden, dat Jezus te schande was geworden. Petrus zegt: Hij is met eer en heerlijkheid gekroond. God heeft Hem tot een Heere en Christus gemaakt; dezen Jezus, dien gij gekruisigd hebt.
En merk nu eens op, hoe de Geest krachtdadig werkte. Zij werden verslagen in het hart. Zalig, wie valt als een getroffene door den doodelijken pijl des Woords. Job klaagde, dat de Heere zich hem tot een doelwit had gesteld. Hij kermde, dat zijn vurige pijlen in hem waren gedaald. Zalig, wie zaligmakend wordt getroffen en gedood. Heere, wil Uwen pijlkoker nog eens nazien en een pijl leggen op den boog en Uwe vijanden treffen ten leven. Verslagen in het hart. Ons hart is hoog en verheven van nature. Maar de Geest des Heeren kan ons vernederen; onzen hoogmoed vellen. Verslagen in het hart. We zijn te vergelijken bij een haas, dat den jager tegemoet snelt en het lood treft... maar eerst niet doodelijk. Doch wat gebeurt? Wanneer een der ledematen wordt afgeschoten, springt het voort met wat nog rest en... als het niet meer springen kan, dan kruipt het dier weg om den schutter te ontgaan. Maar wat dood geschoten wordt, valt den schutter toe. Doch, dan is het dier dood. Doch wanneer we doodelijk getroffen worden, dan beginnen we te leven, want de pijl. die ons doodelijk wondde, was gedoopt in Christus' bloed. Verslagen in het hart. Verbroken. Voordat zij dus het evangelie aannemen kunnen, moeten zij eerst verslagen worden. Schuldenaar geworden voor God; heilbegeerig naar verlossing en verzoening.
We spraken daar over het jagen van een haas. Die haas kan ons nog meer leeren in zijn wijze van doen. Zie, daar loopen er twee, drie. Z e staan overeind en spitsen de ooren. Ze worden iets rustiger... totdat een schot klinkt en zij springen voort. Straks klinkt weer een schot...! Zoo doet dit stomme dier door den drang des levens, zoekende te ontvluchten wat zijn leven bedreigt. Zoo doet de mensch om te volharden in zijn geestelijken dood; in zijn leven van vijandschap tegen God. Of zoeken we de overtuiging der consciëntie niet te dooden... weer klinkt een schot... de mensch wordt angstig, doch het duurt niet lang en straks wordt hij zelfs gewoon aan gevaren en bedreigingen des doods. Daarom zeiden we: zalig wanneer hij onder schot komt en moet komen en wordt getroffen in zijn hart, verslagen neerzinkt voor God. Voor deze wonde in balsem, voor dezen dood is leven in den overwinnaar des doods en der hel. In Jezus, die verzoent met God. Zulke lezers zijn er toch wel, die gewond zijn ten doode? Neen, ge komt er nooit weer boven op, maar moet sterven, dan zult gij leven... Verslagen in het hart. Zeer gebogen en verslagen, moe van het klagen, gaat ge den ganschen dag in het zwart.
Voor den verslagene van hart is een toezegging in het Woord. Op dezen zal Ik zien, zegt de Heere, op den arme, en den verslagene van geest. David belijdt: een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten. Wel is het waar, dat er goddelijke kracht toe noodig is, want: een verslagen geest, wie zal dien opheffen? Maar de Heere behoudt de verslagenen van geest.
Wat zegt Petrus nu tot die verslagenen van hart? Hij zegt door den Geest: bekeert u. Het hart is doorboord, gerechtigheid in de ziel verklaard, als een vijand van het evangelie des Zoons ontdekt... bekeert u en gelooft het evangelie! O. nu gaat het nog dieper in den dood; in de afgesnedenheid van het leven. Alles prijs geven en God toevallen... dat is nu aan de beurt! God toevallen en in Jezus invallen. Vergun mij, dat ik het aldus eens zeg. Het ging snel, zeer snel. Meent ge soms, dat dit den Heere te wonderlijk is? Daar was het nu ook Pinksteren voor. Dat wil niet zeggen, dat degenen, die zich waarachtig bekeerden en afstand deden van zichzelven, wereld en zonde, ja niet minder afstand deden van hun godsdienst, nu alles met klare bewustheid verstonden wat was geschied en wat ze nu deelachtig waren geworden. Dat niet, doch ze ervoeren in hun ziel, wat God had gedaan in hen en zij werden van verslagenen van hart, door de bekeering heen, genezenen van hart. Zeker, de waarheid des Woords moest nog nader ontsloten worden voor hun bewustzijn, toch moet ge u geen geringe gedachten vormen van hetgeen geschiedde. Immers, zij ontvingen ook de gave des Geestes, den Pinkstergeest na hun bekeering. Er werden op dien dag toegedaan in den weg der bekeering. Zij bekeerden zich, en geloofden. Petrus betuigde en vermaande: wordt behouden van dit verkeerd geslacht. De rampzaligheid dreigde, de gansche wereld is verdoemelijk voor God.
De Heere deed toe... Als Hij werkt, wie zal het dan keeren? Van de eerste bekeerlinge in Europa, de purperverkoopster uit Thyatire afkomstig, heet het: En de Heere opende het hart van Lydia, dat zij acht gaf op hetgeen van Paulus gesproken werd. En zou er heden wel één anders toegebracht worden in Europa of Afrika, of waar ter wereld dan door die daad Gods? Immers neen! God de Vader opent de harten door den Heiligen Geest. En er geloofden er zoovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven. De eisch der bekeering, aangedrongen door den Geest, werkt in ons een afsfand doen van onszelven, een roepen tot God: o God, bekeer tnij, zoo zal ik bekeerd zijn. Het komt dan tot een inbidden tegen eigen leven en begeerten. Zie, op den Pinksterdag openbaarde zich de vrijmachtige liefde des Vaders, in de verheerlijking des Zoons. De Geest overreed den zondaar zóó volkomen, dat hij het gewonnen geeft. Verslagen... afgewend van alles, gekeerd naar God... bekeerd... ingaande in het ontsloten heil in Christus. Niemand komt tot den Zoon, tenzij de Vader Hem trekke en... die tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Hoe zou, zonder die trekking des Vaders en de bearbeiding des Geestes, anders een trotsche Jood ooit door genade willen zalig worden. Hoe zou een Jodengenoot zich bekeeren tot God zonder het almachtige werk van den Geest? De kracht van dien Geest hebben de dertig keer honderd menschen, die werden toegebracht, ervaren. Het was des ontfermenden Gods! Lof zij den Vader. Het evangelie des Zoons is verkondigd. Een schoone, aangrijpende Christusprediking voor den verdoemelijken zondaar. Zie, deze wordt gezet tot een val en eene opstanding voor velen in Israël en tot een teeken, dat wedersproken zal worden. Jezus voert heerschappij. Hij is gezet aan Gods rechterhand om te geven bekeering en vergeving van zonden. De Vader trok tot den Zoon; de Zoon bracht tot den Vader. Maar let nu ook op den Geest. Johannes zegt ergens: De Heilige Geest was nog niet. overmits Jezus nog niet was verheerlijkt. Doch beluister nu de Pinksterprediking van Petrus: deze, aan de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de beloften des Vaders verkregen hebbende, heeft dit uitgestort, wat gij nu ziet en hoort. Het instrument is wel onaanzienlijk. Acht ze zeer veel om huns werks wille. Meteen ook biddende voor ons, opdat God ons de deur des Woords opene om te spreken de verborgenheid des evangelies. Gods mede-arbeiders te mogen zijn is een rijke genade. Evenwel als Apollos plant en Paulus natmaakt, blijft het toch de Heere, die den wasdom geeft. De Heere deed toe! W e l betrok de Heere genadig medearbeiders in Zijn werk en de toegebrachten werden medebidders en medeverkondigers. De Geest is het echter, die levend maakt. De Geest zal beide in recht en genade den Vader en den Zoon verheerlijken. De Geest viel op allen, die het Woord hoorden, want het heeft God behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die gelooven. De Zondag na Pinksteren wordt wel genoemd de Trinitas-Zondag of kortweg Trinitatis geheeten. Het feest der Drieëenheid is in de dertiende eeuw ingevoerd in de Roomsche kerk en is ook in de Anglikaansche kerk aangenomen. W i j kennen zulk een feest niet, maar wel is waar dat Pinksteren een blik gunt in het leven der drie Personen in het werk der verlossing, als tevoren niet werd gekend. De goddelijke openbaring bereikt daardoor hare rijkste ontplooiing. Voor deze bedeeling is het dieptepunt der openbaring bereikt in dit heilsfeit en zal in de geschriften van het Nieuwe Testament worden ontvouwd. Wat ook nog moge komen kan slechts nadere ontsluiting zijn van het gegevene met Pinksteren.
De rijkdom van het Pinksterwonder is onuitputtelijk. Drie zijn er die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord en de Geest en deze drie zijn één. Toegedaan omtrent drie duizend zielen.
Dat is een machtig geschieden in het rijk der genade. Hoe groot is het, als één ziel wordt toegebracht. Heeft de Heere Jezus niet gezegd: Wat baat het den mensch, zoo hij de geheele wereld gewon en leed schade zijner ziel of wat zal een mensch geven tot lossing zijner ziel? Eén ziel is van hooger waarde dan de gansche wereld. W a t schat de hoogmoedige mensch dan eigenlijk zijn ziel toch laag, want hij wil haar geven voor een deel van hetgeen deze aarde biedt. Eén ziel gered, welk een wonder! Ik zeg u, dat daar blijdschap is in den hemel over één zondaar, die zich bekeert. Ja, van de bekeering van een mensch, die leerde onnut te zijn, waard om te worden weggeworpen in het verderf, wordt afkondiging gedaan in den hemel en verhoogt zoo mogelijk de feestvreugde der volmaakt rechtvaardigen. Voor de jongeren is het nu als de dag van Sichar. Zijn niet nog vier maanden voor den oogst... heft uwe oogen op en aanschouwt de landen, want zij zijn aireede wit om te oogsten. Hier echter verloopen nog geen vier uur tusschen zaaiing en oogst. Ik heb u gesteld, zoo sprak Immanuël, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uwe vrucht blijve. Met één slag van den sikkel werd een gansche schoof gemaaid; met één trek van het net werd een menigte visch gevangen. Ja, de tempelstroom verbreedt en verdiept zich geweldig, zoodat het hooge wateren worden, wateren, waarin men niet kan staan, maar moet zwemmen. Drie duizend op éénen dag en toch elk afzonderlijk. Want hier geldt het: ieder voor zich!
Hebt gij geloof, gij hebt het voor uzelven. Weldra worden ze verstrooid over de aarde als zaaiers van het onvergankelijke zaad des Woords. Zou deze dag geen vreugde hebben gebaard voor den verheerlijkten Koning? Zijn glorie wordt openbaar op eene aarde, die Hij met bloed en tranen heeft gedrenkt. Wordt het nu niet bewezen, dat de Heere waarlijk is verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker? Hoor, zegt de een: als een vijand stond ik gisteren nog tegenover Zijn troon en heden... mijne ziel aanbidt! Ik was trotsch op mijn wijsheid, zegt een ander en nu door de dwaasheid des evangelies gered. Allen getuigen ze: mij is barmhartigheid geschied. Toegebracht. Toegebracht door den Heere. Het is als hooren wij de raderen van Jezus' triumphwagen langs de puinhoopen van Jeruzalem door de poorten van Rome over het rond der aarde rollen. Dit is de dag, de roem der dagen, dien Isrels God geheiligd heeft.
De kerkvader Tertullianus riep uit tegen de heidensche wereld: wij zijn van gisteren en hebben al het uwe veroverd. Er zal komen schudding en radeloosheid onder de natiën, maar de wagen van Gods voorzienigheid ten leven rijdt koninklijk voort tot op den huidigen dag en totdat de laatste drie zielen zijn toegebracht, gelijk heden die drie duizend, zal de Voorbidder zijn pleit voeren voor den troon en Zijn Kerk op aarde zal bidden: Uw Koninkrijk komt! De Raad des Vaders wordt volvoerd: de heerlijkheid van Christus voltooid en de gemeenschap des Geestes volmaakt.
Maar, als wij dan zien op dien dag en dien tijd der eerstelingen, al weten we dat er niet één van Gods gekenden zal ontbreken in het Nieuwe Jeruzalem, — waakt dan de klacht niet op, of de Kerk heden niet in Babel is en op Laodicea gelijkt.
Daar werd de Kerk gesticht in het midden der wereld en leefden ze het leven des geloofs; de wereld veroverend door het Woord. Nu heeft de wereld in de Kerk vaak het hoogste woord en is zij niet afgezonderd gelijk betaamde, daarom heeft zij geen kracht. Hetzelfde evangelie wordt gebracht, maar worden door driehonderd preeken drie menschen bekeerd? Hier door één drieduizend!
Moest Pinksteren dan geen biddag zijn om de bediening van den Geest?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Pinksterzegen I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 juni 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's