Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis, 2e serie IX

Bekijk het origineel

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis, 2e serie IX

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals op menig ander gebied, heeft Calvijn ook met betrekking tot het staatkundig leven een veel dieper inzicht getoond dan velen, die heden ten dage met ,.Calvinisme" geuren. Met name heeft hij ingezien, van hoe groote beteekenis voor de levensontwikkeling der volkeren de levens- en wereldbeschouwingen zijn, die er verspreid worden onder de massa. Met name de hedendaagsche antirevolutionairen zijn stekeblind voor de beteekenis der geestelijke stroomingen in het volk. Het moet alles maar groeien, zooals het groeit. Als er een man met een kar door de stad gaat, waarop godslasterlijke woorden geschreven zijn. dan zou heden zulks verboden worden, dank zij het wetje op de godslastering, doch alleen in het geval er menschen zijn, die zich door zulk eene verspreiding van godslastering gekwetst gevoelen. En volstrekt niet, omdat hierin een God-looze, duivelsche leer openbaar wordt. Toch ligt het voor de hand, dat voor het behoud der gezondheid van Staat en maatschappij beide, het niet onverschillig kan zijn, wat alzoo aan de massa wordt geleerd en welk levensideaal haar wordt voorgehouden. Calvijn heeft voor de beteekenis daarvan een open oog gehad. En dat de hedendaagsche antirevolutionairen er geen oog voor hebben, kan slechts hieruit verklaard worden, dat zij niet meer geestelijk geworteld zijn in denzelfden grondslag. waaruit Calvijn leefde. Zij bouwen het graf van den profeet, in en met wiens naam zij glorieeren, maar zij behooren politiek gesproken tot het libertinisme, dat hem gesteenigd heeft. Zij prediken nu eene regeering. die geen God en godsdienst onderscheiden kan, omdat haar het orgaan daarvoor ontbreken zou. Deze leer is die der God-looze overheid, ook al praat men nu verder nog over eeuwige beginselen, die ons in Gods Woord geopenbaard werden en verkondigt men, dat zij als Gods dienaresse gehouden is tot verheerlijking van Gods Naam. Hoe zal zij daarvoor geschikt zijn, als haar het vermogen ontbreekt om onderscheid te maken? Dit zijn alle vrome phrasen geworden, waaraan de grond is ontvallen, zoodra de overheid het orgaan ontzegd wordt om onderscheid te maken inzake religie. Daarom kan sinds de nieuwe toelichting op het Program van beginselen een man, die principieel Gereformeerd belijdt, niet meer antirevolutionair zijn. Het moderne libertinisme geeft in dit alles den toon aan. En dus laat ons dit duidelijk zijn, die Hervormden, die zich Gereformeerd noemen en nog ijveren met blinden ijver voor deze Antirevolutionaire Partij, handelen in den diepsten grond niet meer Gereformeerd. Men kan nu eenmaal geen twee heeren dienen. Men kan niet Gods souvereine majesteit belijden en den Staat daaraan onttrekken door hem het orgaan des onderscheids te ontzeggen. En wij mogen er wel met nadruk op wijzen, dat daaruit voor de Protestantsche zending in Indië de grootste gevaren dreigen. Nog pas heeft de Heer Colijn het gezegd in de Kamer, dat hij een tegenstander is van de bestaande bepaling in het Indisch Reg.-Reglement, want hij is er natuurlijk een voorstander van, dat het geestelijke water maar loopt naar het laagste. De regeering heeft geen orgaan tot onderscheiding op godsdienstig gebied, niet hier te lande, noch ook in Indië. Dus hij is voor het geestelijke laat-maarwaaien- systeem, dat slechts aan Roomschen en heidenen ten goede komt. Staat men dan niet verbaasd te zien, dat zelfs een Ds. Bieshaar, die van alle Hervormde Gereformeerden het geld moet vragen voor de Herv. Gereformeerde zending, toch zelfs als Zendings-director teekent op de geheime circulaire, die bedoelt deze God-looze antirevolutionaire politiek te propageeren en te handhaven! Zoo weinig begrip van het Gereformeerde beginsel is er onder deze Hervormde Gereformeerde Heeren, dat zij een staatsleer steunen en propageeren, die lijnrecht ingaat tegen het primordiale beginsel van het Gereformeerde Protestantisme en de belangen hunner eigen zending. Och, mocht toch ons Hervormd Gereformeerde volk ontwaken uit zijnen slaap en de kluisters van dit gemoderniseerd Calvinisme afschudden, het libertinisme van dit neo-antirevolutionair gedoe verwerpen om weder te keeren tot de wezenlijke beginselen van Calvijn, ook al plaatsen ons deze te midden dezer antichristelijke tijden voor bange levensvragen. Het gaat ten slotte ook hierbij om de eischen van Gods Woord, die de mensch, noch de volken straffeloos kunnen verwerpen.
Calvijn heeft een diep inzicht gehad in de beteekenis van de geestelijke stroomingen voor de ontwikkeling van het leven der volken, voor de gezondheid van hun maatschappelijk bestaan. En hoewel het hem klaar was, dat de spheer van de consciëntie aan de overheidsmacht onttrokken blijft, was het hem ook klaar, dat het in het geheel niet onverschillig was welke leeringen er werden verspreid en wat er in het openbaar alzoo werd geleerd. Hij kende de sociale taak der overheid, erkende dat zij eene roeping had ook voor het maatschappelijk bestaan der menschen, maar daarmede was hare taak niet af. Tot hare plichten behoorde ook, dat „geene afgoderij, noch lastering tegen den Naam Gods en tegen Zijne waarheid, noch andere dergelijke ,,religionis offensiones", uit godsdienstig oogpunt aanstoot gevende leeringen, openlijk onder het volk gezaaid werden. Het lag voor de hand, dat daardoor de invloed van het Evangelie werd tegengestaan en dus de vrije ontwikkeling van Gods Kerk werd bedreigd.
Doch dit was het niet alleen. Calvijn begreep ook, dat zulk eene losbandigheid voor het zedelijk leven des volks een groot nadeel moest worden. Met den godsdienstigen grondslag vallen ook de zedelijke grondslagen van het leven der maatschappij, daalt de soliditeit, die voor de samenleving van zoo groot belang is en met name gaat daarmede gepaard eene sexueele ongebondenheid.
Op dit alles legt Calvijn nadruk. En wie kan nu, wanneer hij de decadentie der moderne maatschappij onder de Westersche volken aanschouwt, ontkennen, dat Calvijn juist heeft gezien? Ik geloof, dat men zeer ver in de geschiedenis moet teruggaan naar de dagen van den ondergang van het Romeinsche Rijk om een maatschappelijk leven onder de toenmalige menschheid te ontdekken, dat op het onze gelijkt. W i e denkt hierbij niet aan de vreeselijke uitbreiding der homosexualiteit, waarvan de hoogste kringen in Den Haag nog pas ons leerden, welk een zedelijke verrotting er heerscht. Staat hier de regeering niet schuldig? Heeft zij niet jaren lang de verbreiding van leerstellingen toegelaten, die aan de onnatuurlijkste zonden een wetenschappelijke basis trachtten te geven? Zooals zij de neo-Malthusiaansche propaganda toeliet, zoo heeft zij ook de propaganda toegelaten van de zonden van Sodom en Gomorrah. Ik behoef slechts te herinneren aan het door wijlen den modernen Hoogleeraar Dr. H. Y. Groenewegen daaraan gewijde geschrift: Het donkere vraagstuk der sexueele ethiek, waarin hij de quasi-wetenschappelijke verdediging der walgelijkste vormen van ontucht uiteenrafelt. Hij laat het zien, hoe onder het patronaat onzer amoreele wetgeving deze schandelijke, goddelooze, vuile zonden als natuurlijk worden aanbevolen. En hij riep dan ook op tot eene zelfbescherming der gemeenschap door de staatsmacht. Luister naar het woord van dezen modernen Hoogleeraar: ..Eindelijk, ik acht repressieve maatregelen tegen in het wilde weg verspreide populaire lectuur, die aanstoot geeft, eenzijdige en wetenschappelijk onbetrouwbare voorlichting geeft over de meest kiesche dingen, het natuurlijk zedelijk gevoel onzeker maakt, een kwaad verheerlijkt en de gevaarlijkste neigingen in verkeerde richting prikkelt, gerechtigd en gewenscht. Het recht om in geschriften zijn toestand te verklaren, zich tegen miskenning en vooroordeel te verdedigen en zijn moraal te bepleiten, heeft de homosexueel zoo goed als ieder ander, die meent op te komen voor waarheid, recht en humaniteit. Maar op het gebied, waar naast de reinste en heiligste beginselen de gevaren liggen van de jammerlijkste zedelijke verwarring en verwording, heeft alleen zuivere wetenschap en strenge moraal recht op het onbeperkte vrije woord. Vooral het opdringen van propagandalectuur van betwistbare wetenschappelijke en moreele waarde aan jonge menschen behoort te worden tegengegaan." En daarom doet hij een beroep op de regeering ..een dam op te werpen tegen de stijgende vloedgolf van verkeerde geslachtsneiging en sexueele verwildering van ons volksleven" (blz. 173, 174). Wat blijkt uit dezen consciëntie-kreet van wijlen den modernen Remonstrantschen Prof. Groenewegen, met wien ik menigmaal persoonlijk deze dingen heb besproken, dan alleen, hoe de verwording der maatschappij op sexueel gebied onmiddellijk samenhangt met het feit, dat de regeering, die de eerste tafel van Gods Wet niet heeft voor oogen gehouden, ook de tweede tafel niet meer houden kan! Aan dezen toestand van verwildering en sexueele walgelijkheid, die de hoogste kringen in Den Haag blijkt binnengeslopen, die zelfs opgeld deed onder de hoogste ambtenaren van den Staat, kan alleen een einde worden gemaakt, wanneer de grondbeginselenvan Calvijn weder in eere komen, de overheid weder leert vragen naar het gezag van God en Zijn Woord. Het is toch immers duidelijk, dat zonder dat gezag er geen normen overblijven om zich naar te richten. Prof. Groenewegen protesteerde op grond zijner zedelijke gevoelens. Doch hoe eerbiedwaardig deze ook bij hem mochten zijn, een vasten grond om op te staan bieden deze niet. Vastheid is er alleen in de ordinantie Gods, ons in Zijn Woord geopenbaard. Daarop bouwt Calvijn zijne Staatsleer en daarin heeft hij verweer, heeft hij een grond om den Staat te herinneren aan zijnen plicht. Maar dan ligt het ook voor de hand, dat die plicht niet begint bij de goddelooze daad, maar bij de goddelooze leer. En wat hier nu geldt van de zonde van Sodom, die met een valsche leer wordt gepropageerd, dat geldt eveneens van al die leeringen, die het volk eerst geestelijk, daarna zedelijk verderven.
Het is daarom van belang, dat wij terugkeeren tot der Vaderen leer, al zal die dan ook in onzen anderen tijd misschien andere eischen stellen. Doch het eerste daarbij is het beginsel weder tot erkenning te brengen. En als er die erkenning zal komen, dan zal het Gereformeerde volk moeten worden vrijgemaakt van de valsche libertinistische leer, dat aan de Overheid zou ontbreken het orgaan tot onderscheiding op geestelijk gebied. Het gaat om de rechten van God en Zijn Woord. En het is met name van ons Hervormd Gereformeerde volk de roeping voor die rechten op de bres te staan, ook al zouden wij daarom worden gehoond en gesmaad. Over Calvijn's hoofd is daarom de stroom van laster gegaan, het kan ons niet verwonderen, dat het ons niet beter vergaat in dezen tijd van moreel en cultureel verval. Doch ook voor den minste onzer broederen blijft de roeping om mede op te komen voor Gods Naam en zaak op staatkundig gebied.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van art. 36 der Ned. Geloofsbelijdenis, 2e serie IX

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 juni 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's