Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Modus vivendi en conventsvoorstel I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Modus vivendi en conventsvoorstel I

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meermalen kwam tot ons de vraag, wat toch eigenlijk die modus vivendi is geweest en wat het Convent indertijd eigenlijk wilde.
Omdat het van belang is, dat ook onze jongeren van deze dingen iets afweten en niet zonder kennis van zaken oordeelen, leek het mij goed zoowel den modus vivendi als het Conventsplan af te drukken en enkele toelichtende opmerkingen toe te voegen. Voor ditmaal geef ik iets over het woord Modus vivendi, benevens het Ontwerp tot regeling van den Modus vivendi. Een volgende maal: de Memorie van Toelichting.
Modus vivendi is een Latijnsche term, die beteekent: wijze of manier van samenleving; verder: minnelijke schikking tusschen twee of meer partijen om voorloopig het verschil te laten rusten. Zulk een wijze van samenleving is meermalen beproefd in onze Hervormde Kerk, waar de richtingen elkander bekampen en het levensbloed der kerk verteren, haar maken tot een huis, dat, tegen zichzelf verdeeld, niet kan bestaan. Zulk een modus vivendi heeft dus ten doel om de verschillende richtingen met behoud van hun eigen beginsel, zonder partijstrijd, alléén in onderling administratief verband voorloopig te doen samen leven krachtens historisch geworden toestanden in de kerk. Zulk een modus draagt dus een voorloopig karakter, die slechts zoolang van kracht blijft, totdat een oplossing van het kerkelijk vraagstuk is verkregen.
Plaatselijk is zooiets beproefd te Amsterdam in 1873. Dr. Kuiper en Dr. Modderman, benevens Dr. Hugenholz, deden aan den kerkeraad den volgenden voorslag: laat de synode er buiten. Raak niet aan het kerkbegrip. Deel het gebruik van uwe goederen. Ge hebt te Amsterdam één kathedraal en tien kerken. Gebruik de kathedraal bij beurten en verdeel de kerken voor het gebruik in drie of vier groepen, en heel uw samenleven zal, juist omdat gij niet meer samen leeft, aan bitterheid gespeend zijn.
Een ontwerp van minnelijke schikking dus, waarvoor de verschillende partijen, onder gebruik en genot van de stoffelijke goederen, in dezelfde plaatselijke gemeente, verbonden en toch gescheiden kunnen samenleven. Op soortgelijke wijze is het wel meer beproefd. Doch over deze pogingen handelen we niet nader, want wie spreekt over den Modus vivendi, bedoelt dien van 1916 door de Utrechtsche professoren ontworpen en bij de synode der Herv. Kerk ingediend.
Uit het rapport van de Commissie voor het onderzoek naar de mogelijkheid van een Modus vivendi, volgt nu het ontwerp tot regeling.

O N T W E R P TOT R E G E L I N G V A N DEN „ M O D U S V I V E N D I ".

Art. 1.
Het ontstaan van gemeente-kerken. Lidmaten eener gemeente kunnen zich aaneensluiten tot gemeenschappen, die den naam dragen van gemeente-kerken.

Art. 2.
Aantal lidmaten. Het daartoe vereischte aantal lidmaten is volgens een nader te bepalen maatstaf te regelen.

Art. 2*.
Combinaties. Lidmaten van in elkanders nabijheid gelegen kleine gemeenten kunnen zich tot eene gemeente-kerk aaneensluiten. Het daartoe vereischte aantal zal volgens een nader vast te stellen maatstaf worden bepaald.

Art. 3.
Voorloopig bestuur. Zij die samen eene gemeente-kerk wenschen te zijn, kiezen uit hun midden een voorloopig bestuur, dat uit ten minste vijf leden moet bestaan

. Art. 4.
Statuut en huishoudelijk reglement. Dit bestuur ontwerpt een statuut, waarin de geloofsgrondslag der te stichten gemeente-kerk duidelijk wordt omschreven, en stelt een huishoudelijk reglement op.

Art. 5.
Goedkeuring daarvan. Deze ontwerpen worden, na in eene wettige vergadering der leden te zijn aangenomen, onderworpen aan de goedkeuring van het Classicaal Bestuur, dat de goedkeuring verleent, tenzij zij in strijd zijn met de algemeen verbindende reglementen der kerk. Wordt de goedkeuring geweigerd, dan kan de gemeentekerk in hooger beroep gaan, volgens art. 14 van het Algem. Reglement en art. 80 van het reglement voor kerkelijk opzicht en tucht.

Art. 6.
Verkiezing van een bestuur.
Zoodra de vereischte goedkeuring is verkregen, roept het voorloopig bestuur de leden der gemeente-kerk definitief op, ten einde zich definitief te organiseeren.

Art. 7.
Medegenot van de geldmiddelen der gemeente.
Elke gemeente-kerk heeft recht op een evenredig aandeel in de inkomsten der gemeente, hetzij deze uit kerkegoederen en gemeente-fondsen voortvloeien, hetzij zij door heffing van een hoofdelijken omslag worden verkregen.
Eene regeling ten deze wordt door den kerkeraad, in overleg met het bestuur der gemeente-kerk en met het college van kerkvoogden ontworpen.
Deze regeling wordt, met overlegging van de noodige bescheiden betreffende de geldmiddelen der gemeente, aan het Classicaal Bestuur ter goedkeuring toegezonden.

Art. 8.
Voorziening in meerdere kosten.
Voor zoover het aan de gemeente-kerk toegekend bedrag niet voldoende is, om in de kosten van haar gemeentelijk leven te voorzien, moet zij zelve het ontbrekende opbrengen, volgens de bepalingen van haar huishoudelijk reglement, onverminderd de verplichting harer leden om de geldelijke lasten te helpen dragen der gemeente, volgens de daarop betrekking hebbende verordeningen.

Art. 9. Medegebruik van kerkgebouwen.
In gemeenten met één kerkgebouw heeft elke gemeentekerk recht op het mede-gebruik daarvan, volgens eene door den kerkeraad der gemeente in overleg met de besturen der in haar ressort bestaande gemeentekerken daaromtrent te ontwerpen regeling, welke door het Classicaal Bestuur moet worden goedgekeurd.

Art. 10.
In gemeenten met twee of meer kerkgebouwen wordt op de wijze in het voorgaand artikel omschreven, eene regeling omtrent het mede-gebruik van deze gebouwen vastgesteld.

Art. 11.
Voorziening in godsd. behoeften. Elke gemeente-kerk voorziet zelve in de godsdienstige behoeften van hare leden op de wijze, die haar doelmatig en noodzakelijk voorkomt.

Art. 11*.
Rechtspositie der predikanten bij de gemeente-kerken. Alleen zij, die zijn toegelaten tot de Evangelie-bediening in de Ned. Herv. Kerk, en deze bevoegdheid niet hebben verloren, kunnen als predikant aan de gemeente-kerken worden verbonden.

Art. 11**.
De predikanten der gemeente-kerken zijn dienstdoende predikanten in de Ned. Herv. Kerk.
Zij bezitten als zoodanig ook al de rechten, van Staatswege aan dezen verzekerd.

Art. 12.
Afleggen van geloofsbelijdenis. Elke gemeente-kerk is, behoudens het bepaalde in art. 4 van dit regl. en in artt. 38 en 39 van het regl. o.h. godsdienstonderwijs, geheel vrij om ten aanzien van het afleggen van geloofsbelijdenis zoodanige voorschriften vast te stellen als haar wenschelijk voorkomen.

Art. 13.
Toetreding.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de toetreding tot hare gemeenschap van zulken, die reeds elders lidmaten der Ned. Herv. kerk zijn geworden.

Art. 14.
Registers van gedoopten en lidmaten.
e namen dergenen, die in eene gemeente-kerk zijn gedoopt, en van hen, die in eene gemeente-kerk belijdenis des geloofs hebben afgelegd, worden in daartoe aangelegde boeken der gemeente ingeschreven en bovendien 14 dagen nadat bovenbedoelde plechtigheden hebben plaats gehad, aan den kerkeraad der gemeente opgegeven.
Deze is dan gehouden die namen in zijn registers in te schrijven.

Art. 15.
Uitoefening van het stemrecht in de gemeente. De leden der gemeente, die volgens art. 3* van het Algem. Regl. stemgerechtigde lidmaten zijn, behouden hunne bevoegdheid om in de gemeente, waartoe zij behooren, het stemrecht uit te oefenen.

Art. 16.
Rechtspersoonlijkheid.
Elke gemeente-kerk kan rechtspersoonlijkheid aanvragen naar de Staats-wet.

Art. 17.
|Indien zij daartoe wil overgaan, onderwerpt zij hare tot dat doel over te leggen statuten vooraf aan de goedkeuring van het Prov. Kerkbestuur, behoudens in geval van weigering, haar recht op hooger beroep, als in art. 5 is aangegeven.

Art. 18.
Teruggang eener gemeente-kerk
Indien eene gemeente-kerk dermate mocht zijn teruggegaan, dat zij haar reglementair recht van bestaan heeft verloren, wordt zij geacht te zijn ontbonden. Hare eventueele bezittingen vervallen alsdan, volgens eene door het Prov. Kerkbestuur of de Prov. Kerkbesturen goed te keuren regeling aan de gemeente of gemeenten, waartoe die gemeentekerk behoorde.

Art. 19.
Ontbinding.
Ontbinding eener gemeente-kerk kan, behalve in het geval, in het voorgaande artikel bedoeld, niet anders dan krachtens een besluit van tenminste % der leden, in eene wettige vergadering genomen, plaats vinden. In geval tot ontbinding wordt besloten, geldt ten aanzien van de eventueele bezittingen der ontbonden gemeenschap de bepaling van het laatste lid van het voorgaand artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Modus vivendi en conventsvoorstel I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's