Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den Woorde Gods (6e serie)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den Woorde Gods (6e serie)

Uit het ongeschreven Woord I

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 9 : 1 . En God zegende Noach en zijne zonen en Hij zeide tot hen: zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde.

I

De Heilige Geest is de geschiedschrijver der Kerk. En Hij toont haar, hoe in den loop der historie er somwijlen een punt bereikt wordt, waarop het noodig is stil te blijven staan om ons aangezicht eerst te wenden naar het verleden en daarna ons te keeren naar de toekomst. Hij voert ons op eene hoogte, die scheiding maakt tusschen twee door haar gedeelde gebieden. Zoo laat Hij ons zien, hoe het einde van den zondvloed een nieuw begin vormt in de historische ontwikkeling der menschheid. Als de redding voltrokken is, Noach en de zijnen en al wat met hem levensbehoud deelachtig werd, uitgegaan waren, dan ligt daar met de dooiden vloed geoordeelde en gereinigde aarde voor Noach's aangezicht een geheel nieuw wereldbeeld, ontsluit zich voor hem een nieuwe roeping. De drooggeworden aarde wordt ons niet voorgesteld als eene nieuwe schepping, maar slechts als eene gereinigde aarde, die de voorwaarden in zich bevat voor eenen nieuwen uitgroei van het menschelijk geslacht. En de Heilige Geest laat ons zien, hoe deze nieuwe wereld, voordat er van iets anders sprake kan zijn, Gode gewijd wordt door het dankoffer van Noach. Zij wordt door Noach's brandoffer bestemd tot haar God verheerlijkend einddoel. En de Schrift verkondigt ons, dat de Heere daarin inderdaad een welbehagen heeft. Hij wil in deze nieuwe geslachten der aarde verheerlijkt worden. En daarom wil Hij den mensch de bestaansmogelijkheden waarborgen, hem verzekeren, dat de zondvloed niet meer zal worden herhaald. En dat niet, omdat de toekomstige menschheid beter zal zijn dan die der oude ondergegane wereld. Ondanks het verbond met Noach zou toch het uit hem opkomende geslacht der zonde onderworpen blijven. Het oordeel, dat in en door den zondvloed voltrokken was, had de overblijvende menschen, ook al lag een Noach onder de verkiezende genade, toch niet innerlijk veranderd. Ook nu bleef de menschheid, als uit den eersten Adam gesproten, aan het verderf der zonde prijsgegeven. De Heere zal niet meer de aarde vloeken, zooals Hij dit eenmaal in den ondergang der oude wereld had gedaan, maar er wordt nadrukkelijk aan toegevoegd, dat zulks niet daarom is, dat de mensch een andere, een hernieuwde, een herboren mensch zou zijn geworden. Integendeel, nadrukkelijk verklaart de Heere, dat het gedichtsel van 's menschen hart boos is van zijne jeugd aan. De zondestaat der oude wereld blijkt de kiembodem voor den zondestaat der komende. In Adam's val der zonde onderworpen, blijft de mensch, ondanks den zondvloed, dezelfde verzondigde mensch, al is de geredde Noach de uitverkorene, in wien het genadeverbond met het uitverkoren geslacht werd opgericht. De lijn der verkiezing wordt aldus met groote helderheid getrokken te midden van een overigens krom en verdraaid geslacht. En de Heere waarborgt aan dit geslacht een aarde, die niet meer zal worden gevloekt om de zonde des menschen op dezelfde wijze als dit eenmaal was geschied.
Aan het vonnis, in het paradijs geveld, doet dit niet af. Slechts wordt gewaarborgd, dat ook al zal de komende menschheid, naar het recht Gods gemeten, niet beter zijn dan de oude wereld, toch aan haar niet andermaal een zelfde oordeel zal worden voltrokken. Vanaf den zondvloed tot aan het einde der dagen zal de menschheid niet meer door water ondergaan, ook al kan de Psalmdichter zingen: „de Heere heeft gezeten over den watervloed, ja, de Heere zit, Koning in eeuwigheid". De vloeden zullen er wel zijn, maar geen alles en allen verzwelgende vloed. Vanaf den zondvloed tot het wereldeinde zal er eene stabiele aardontwikkeling zijn, die niet meer zal worden onderbroken door eene zoo geweldige, alles omvattende catastrophe. En daarbij sluit nu aan de belofte des Heeren, dat de climatologische toestand op aarde blijvend gehandhaafd zal worden, terwijl ons duidelijk wordt, hoe deze waarborgen biedt voor de bestaansmogelijkheid der menschheid. Zaaien en oogsten zullen niet ophouden. De moeder aarde zal het voedsel voortbrengen, dat de mensch behoeft, en de levensarbeid wordt daarbij in het uitzicht gesteld.
Zoo staat dus Noach, nadat hij het offer zijner dankbaarheid gebracht heeft, aan den ingang van een nieuwen tijd op eene aarde, die uit de oordeelen Gods is herrezen en nu voortaan in eene vaste, onveranderlijke verhouding zal staan te midden van alle hemellichamen, met een climaat, waaronder de menschheid leven en zich ontplooien kan. Voor Noach en zijn geslacht wordt dus eene nieuwe toekomst ontsloten. Zijn geslacht zal het uitgangspunt zijn voor eene nieuwe menschheidsgeschiedenis en nieuwe vergezichten openen zich voor Noach bij het licht van Gods Heiligen Geest, dat de Heere over hem doet opgaan. En die toekomst verschijnt als een leven van strijd om te bestaan, als een leven van arbeid, van inspanning der krachten om aan de aarde te ontworstelen wat de mensch behoeft. Dat ligt duidelijk uitgedrukt in de woorden, die als zaaiing en oogst de oogen ontsluiten voor een economischen strijd. De aarde en het nu heerschende climaat zal dit mogelijk maken, want God waarborgt door zijn Woord, dat tot aan het einde der dagen die opeenvolging der jaargetijden, evenals die van dagen en nachten, niet meer zal worden onderbroken.
Zoo onderwijst dus de Heere Noach over de toekomst, opent Hij de oogen van zijnen uitverkorene, opdat hij zal weten, hoe een nieuwe levensgang hem wordt ontsloten. En dan komt er eene herhaling van hetgeen eenmaal voor het eerst had gegolden, toen de mensch uit de hand zijns Scheppers voortgekomen was. Ook toen werd gezegd: „En God zegende hen en zeide tot hen: „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde en onderwerpt haar en hebt heerschappij over de visschen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat over de aarde kruipt". En hier wordt ons wederom gezegd: ,,En God zegende Noach en zijne zonen en Hij zeide tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde". In dien zegen werd den geredden eene bron van troost geopend. Daaraan hadden zij dan ook inderdaad eene groote behoefte, want daar voor hunne oogen lag eene eenzame, onbewoonde aarde. In die eenzame wereld was zooveel, dat hen met vreeze en kommer vervullen kon. De mensch is nu eenmaal geschapen niet om alleen, noch ook om zelfs met weinigen te zijn. De menschen hebben elkander noodig in den strijd om te bestaan. Hoezeer zij ook van nature egoïsten zijn, krachtens hunne zonde staan zij naar heerschappij over elkander en worden daarom elkanders vijanden. Toch kunnen zij niet zonder medemenschen. En voor die acht menschen, die daar op de opgedroogde aarde weder hun voet mogen zetten, is er toch eene benauwing in, dat zij met zoo weinigen zijn op die onmetelijke, eenzame landouwen, die zich voor hunne oogen uitbreiden. En daarom komt nu de sprake der vertroosting Gods, die hun herhaalt de eenmaal bij des menschen schepping gegeven belofte. De Heilige Geest klaart hun bewustzijn op over den in hen levenden levensdrang en de daaruit en daardoor tot hen opkomende nieuwe geslachten. God zegende Noach, want Hij deed de levenskracht opwaken in hun bewustzijn. Dat toch is het wonderschoone in Gods zegen, dat deze nooit een ijdel woord is, maar altijd gepaard gaat met, om zoo te zeggen, een immanenten drang, een inklevende levenskracht, die den zegen werkelijkheid worden doet. Dat is juist het onderscheid tusschen Gods zegenend woord en des menschen zegenwensch. Onze wensch is een woord, dat op zichzelf machteloos is, ook al is het nóg zoo goed bedoeld. Daarom komt er van onze beste wenschen vaak niets terecht, blijven zij ijdele klanken, die in de ruimte vergaan. Maar Gods Woord is een daad, zoodat Gods zegen een werkelijkheid wordt. En dus als Hij Noach en zijne zonen zegent, dan is dat een zegenende daad, die zich omzet in hun levensopbloei. En de Heere openbaart dit aan hen, nu zij daar staan voor den nieuwen levensgang op eene wel schoone, maar toch eenzame, verlaten aarde. Hij klaart hunne zielen op over de levensroeping voor hen en Hij doet hen beseffen, dat zij onder dien nieuwen levensstrijd niet krachteloos en hulpeloos zullen blijven. Uit den zegen, die over hen gaat, waakt de levensmoed en de levenskracht op, zoodat zij zich gesterkt mogen weten. Al zijn zij nu nog weinig in getal, de Heere spreekt tot hen zijn woord. ,,Hij zeide tot hen", dat beteekent, Hij openbaarde het hun. Dat is de eigenlijke zin van het woord, dat met „zeggen" of „spreken" overgezet wordt. In het spreken maken wij immers openbaar wat in ons bewustzijn besloten ligt, doen wij naar buiten treden in het woord, dat wij spreken de verborgenheid onzer ziel. En alzoo zegt God tot Noach en zijne zonen, dat zij vruchtbaar zullen zijn en vermenigvuldigen. Hij laat zijn geestelijk licht opgaan over den in hun leven zich openbarenden drang naar vermenigvuldiging en zij hebben de door God hun ingeschapen levensgave tot volkomen ontplooiing te brengen en daarin den zegen des Allerhoogsten te onderkennen. De levensdrang, die in hen woont, zullen zij niet kunstmatig onderdrukken, maar volgen, om die volgend, de bevrediging te vinden, die gepaard gaat met den bloei des levens, want die ligt verscholen in de vermenigvuldiging. Zoo wordt Noach en zijn geslacht als een nieuwe stek van den ouden, ondergeganen geslachtsboom des menschelijken geslachts geplant op de nu weder drooggeworden aarde en wijst de Heere zelve hun de levensroeping aan, die, wanneer zij gevolgd wordt, hun de vervulling van een levensideaal zal zijn.
Vruchtbaar zijn, vermenigvuldigen, en de aarde vervullen, wordt hier voorgesteld als een doelwit des Heeren, dat de mensch te verwerkelijken heeft. En zoo blijkt, hoe de zin van des Heeren Woord principieel staat tegenover de begeerte, waarvan de moderne menschheid, dank zij hare weeldezucht, blijken geeft. Wij lezen nu, helaas, hoe onder cultuurvolken van het Westen vooral de bevolking vermindert door de zelfmoord des geslachts, dat door kunstmiddelen er naar streeft de geboorte-aanwas te onderdrukken. Dit groote kwaad, dat overal doordringt, in alle kringen ook hier te lande zijne slachtoffers maakt, dat de oorzaak is van veler zenuwlijden, sluipt rond als een satan in gedaante van een engel des lichts. Het fluistert de menschen in, dat zij alle genieting des levens behouden kunnen en aan de ontroerende verantwoordelijkheid, die het vruchtgevolg medebrengt, kan worden ontkomen. En toch is niets minder waar dan dat en kan niemand straffeloos de ordinantiën Gods voor de natuur met voeten treden. En zoo wordt het duidelijk, dat de zegen der vermenigvuldiging, die de Heere met den menschelijken levensdrang heeft verbonden, voor de moderne menschheid verkeert in een vloek. De cultureele volken worden onder dien vloek verteerd en het geluk, dat zij zich droomden in een leven zonder kroost en zonder zorg, in vrije genieting van al hetgeen de wereld te genieten geeft. verkeert in de ellende der gruwelijke ziekten, waaronder de cultuurmenschheid zucht.
Bij den opgang van de opnieuw geplante geslachten naar de toekomst, herhaalt God de Heere de roeping des menschen, die in zijn eigen levensdrang is gegrond. En Hij wijst alle komende geslachten der aarde, hoe in de vervulling dier roeping ook hun waarachtig geluk is gewaarborgd. Daarin zal de menschheid hare eindbestemming bereiken, want in die vruchtbaarheid en vermenigvuldiging is gegrond ook de komst van het Koninkrijk Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Van den Woorde Gods (6e serie)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's