Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Modus vivendi en conventsvoorstel V

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Modus vivendi en conventsvoorstel V

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

UITGEWERKT PLAN naar de beginselen in het verzoekschrift met bijlagen d.d. 14 Juni 1923 van het Convent van Gereformeerde Kerkeraden aan de Alg. Synode der Ned. Herv. Kerk voorgesteld.
A. Voorbereidende maatregelen betreffende gemeenten, waar de dienaren des Woords zich bij de bediening des Woords en der Sacramenten niet of niet allen gebonden achten aan de drie Formulieren van Eenigheid en de liturgische Formulieren van de Gereformeerde Kerken in deze landen vóór 1816.

Art. 1. In iedere Ned. Herv. Gemeente, waar predikanten, ouderlingen of diakenen zijn, die de Kerk der belijdenis aanhangen, treden dezen op als Commissie, die de namen verzamelt van de meerderjarige leden en doopleden, die bij de Kerk der belijdenis wenschen gerekend te worden. In gemeenten, waar deze ambtsdragers niet zijn in den Herv. Kerkeraad, wordt deze commissie uit meerderjarige manslidmaten gevormd.

Art. 2. De in art. 1 bedoelde lijsten, vermeldende naam, voornaam en geboortedatum der bedoelde leden, worden tegen nader te bepalen termijn bij den Herv. Kerkeraad ter plaatse ingediend, door de Commissie gewaarmerkt.
De Kerkeraden zenden, na vergelijking der lijsten met de registers der gemeente, binnen bepaalden termijn opgave van het getal der genoemde personen aan het Classicaal Bestuur, waaronder zij ressorteeren.
De Classicale Besturen maken van deze opgaven een verzamelstaat, vermeldende de namen der gemeenten en het getal in de vorige alinea bedoeld en zenden dezen aan de Algemeene Synodale Commissie vóór een nader vast te stellen datum.
De synodale Commissie brengt eindrapport uit aan de synode van het loopende jaar.

B. Uitvoering.

Art. 1. Gemeenten, waar de Kerkeraad den dienst des Woords en de bediening der Sacramenten ook thans gebonden acht aan de H. Schrift, overeenkomstig de leer der Kerk, zooals die is uitgedrukt in de Drie Formulieren van eenigheid en de liturgische Formulieren van de Gereformeerde Kerken in deze landen vóór 1816, worden gehouden voor Nederduitsch-Gereformeerde Kerken.

Art, 2. In Ned. Hervormde Gemeenten, waar minstens 100 meerderjarige doopleden den wensch hebben te kennen gegeven om gerekend te worden tot de Kerk der belijdenis, constitueeren zich plaatselijke Kerken onder den naam: Nederduitsch- Gereformeerde Kerken.

Art. 3. In gemeenten, waar in den Ned. Herv. Kerkeraad ambtsdragers zitting hebben, bedoeld in art. 1 Voorbereidende maatregelen, vormen deze den Kerkeraad van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk ter plaatse, die naar behoefte en onder hun leiding wordt uitgebreid. Zij brengen daartoe binnen acht dagen na het in werking treden van dit reglement een voordracht aan de nieuwe plaatselijke kerk uit van personen, die geacht worden de vereischten tot het ambt van ouderling of diaken te bezitten.
Zoo binnen veertien dagen na het uitbrengen van de voordracht geen klachten bij den voorloopigen Kerkeraad tegen de voorgestelde personen zijn ingebracht, worden zij geacht benoemd te zijn, tenzij zij mochten bedanken, hetgeen vier etmalen na het uitbrengen der voordracht schriftelijk bij de leden van den Ned. Gereformeerden Kerkeraad moet geschied zijn.
Van den dus gevormden Kerkeraad wordt na afloop van den termijn van 14 dagen in de vorige alinea bedoeld, onverwijld kennis gegeven met opgaaf van namen, voornamen en ambt der Kerkeraadsleden aan het Classicaal Bestuur van de Herv. Kerk, waaronder de Nederl. Herv. Gemeente onder ressorteert.
Indien klachten tegen de voorgestelde personen mochten inkomen, worden deze zonder nadere consideratie of onderzoek in handen gesteld van het Classicaal Bestuur, bedoeld in de vorige alinea.
Het Classicaal Bestuur ontvangt de klachten en draagt die zonder nader onderzoek over aan den praeses van de Vergadering der Classes, bedoeld in art. 8 van dit reglement.

Art. 4. In gemeenten, waar ambtsdragers, bedoeld in art. 1 Voorbereidende maatregelen, niet in den Nederl. Herv. Kerkeraad tegenwoordig zijn, geschiedt de benoeming van den Kerkeraad, op de wijze als onder art. 3 bepaald, doch onder leiding van 2 of 3 Kerkeraden van naburige Ned. Gereformeerde Kerken.

Art. 5. In gemeenten, waar minder dan 100 meerderjarige doopleden zich bij de Nederl. Gereformeerde Kerken willen voegen, worden zij gerekend bij de meest naburige Ned. Gereformeerde Kerk te behooren, tot den tijd, dat zij een plaatselijke Kerk kunnen constitueeren.

Art. 6. De Nederl. Gereformeerde Kerken vormen onderling Ringen en Classes overeenkomstig de bestaande indeelingen.

Art. 7. Zoodra tot uitvoering van dit reglement zal worden overgegaan, nemen de Ringen maatregelen om de werkzaamheden, bedoeld in art. 1—5 te leiden en te helpen leiden en dragen zoonoodig zorg voor de bevestiging van ambtsdragers en dat in den dienst des Woords en de bediening der Sacramenten zooveel mogelijk over alle Kerken gelijkmatig worde voorzien.

Art. 8. Na drie weken en binnen zes weken na het in werking treden van dit reglement vergaderen de Ned. Gereformeerde Kerken in Classicale vergaderingen in de hoofdplaatsen der Classes.
Deze vergadering wordt geconvoceerd door de Classicale Besturen der Hervormde Kerk in de overeenkomstige ressorten van de Ned. Gereformeerde Kerken door kennisgeving aan haar Kerkeraden, van tijd en plaats, met uitnoodiging om de predikanten en met iederen predikant één ouderling daarheen af te vaardigen, met geloofsbrief, waarop naam en ambt vermeld en geteekend door den praeses en scriba van den Ned. Geref. Kerkeraad of hun plaatsvervangers.
In geval van vacature treedt óók een ouderling in de plaats van den predikant.
De oudste predikant ter vergadering van de Classis treedt voorloopig op als haar praeses en de jongste als scriba.
De voorloopige praeses opent de vergadering; doet de presentielijst vaststellen en aanteekening hiervan houden. De scriba van het classicaal Bestuur van de Hervormde Kerk stelt de bescheiden, genoemd in art. 3, in handen van den voorloopigen praeses en legt een lijst over van de Ned. Gereformeerde Kerken in het ressort met haar Kerkeraden.
Daarna geeft de voorloopige praeses kennis van de Kerken binnen het ressort en van haar Kerkeraden, alsook van de verdere ingekomen stukken.
Vervolgens stelt hij de keuze van een praeses en scriba voor deze vergadering aan de orde.

Art. 9. Zoodra praeses en scriba van de classicale vergadering zijn aangewezen, doet hij de Dordtsche Kerkenorde d.d. 1618 — '19 voorlezen, visitatoren benoemen tot het onderzoek der klachten, bedoeld in art. 3 en tot het regelen van moeilijkheden, welke in eenige Kerk mochten zijn ontstaan.
Zij zullen hiervan op de volgende Classicale Vergadering verslag doen.

Art. 10, De Ned. Ger. Kerken, haar Kerkeraden en Classicale vergaderingen zullen zich houden aan de Dordsche Kerkenorde van 1618—'19, behoudens de in dit reglement gestelde regelen om tot deze orde te komen en met terzijdestelling van al die bepalingen in de genoemde Kerkenorde, die betrekking hebben op de voorheen vigeerende rechten der Overheid en op de gewestelijke synoden.
De classicale vergaderingen zullen, zoo zij dit noodig oordeelen, kunnen goedkeuren dat mannelijke leden, die onder de organisatie van 1816 eenige kerkelijke bevoegdheid hebben verkregen in de Kerken desverlangd proponeeren, doch omtrent de toelating tot den dienst des Woords. buiten de dienstdoende predikanten der Ned. Ger. Kerken, het examineeren, approbeeren en wijders in alle dingen, waarin de Dordsche Kerkenorde naar het oordeel of de goedkeuring der Synode verwijst, zal het oordeel van de Synode der Ned. Gerformeerde Kerken worden afgewacht.

Art. 11. De classicale vergaderingen van de Ned. Geref. Kerken, bedoeld in art. 8, zullen, vóórdat zij uiteengaan, twee predikanten en twee ouderlingen afvaardigen naar de Synode der Ned. Gereformeerde Kerken, voor de eerste maal volgens art. 12 vastgesteld.
Zij bepalen de volgende Classicale vergadering, welke door den praeses en scriba zal worden geconvoceerd, die ook de correspondentie met de Kerken voeren.

Art. 12. De eerste Synode der Ned. Geref. Kerken zal vergaderen op den te Dordrecht.

Art. 13. De vergadering dezer synode wordt geopend door den oudsten predikant, die aanwezig is, zijnde haar voorloopige praeses. De jongste predikant ter vergadering treedt voorloopig als scriba op en neemt de geloofsbrieven aan en houdt aanteekening van de presentielijst.
Zoodra de geloofsbrieven in orde zijn bevonden, gaat de voorloopige praeses over tot het doen verkiezen van een praeses en zijn secundus, een scriba en zijn secundus en een quaestor voor deze Synode.
Daarna geeft hij het praesidium over en stelt de praeses de agenda vast, die de volgende punten bevat:
a. memorie van de acta der Synode Nationaal 1618 — '19 en arrestatie van de Drie Formulieren van eeoigheid en de Dordsche Kerkenorde, behoudens het gestelde in art. 10 van dit reglement;
b. regeling van het examineeren, proponeeren, approbeeren, overeenkomstig de beginselen van de Dordsche Kerkenorde;
c. regeling van de Kerkelijke tucht, voorloopige vaststelling der indifferentia;
d. regeling tot voorbereiding en convocatie van de volgende Synode der Ned. Gereformeerde Kerken.

Art. 14. De Ned. Ger. Kerken voorzien in de kosten van haar eigen eeredienst, behoudens haar rechten op het vruchtgebruik der kerkelijke en diaconiegoederen en pastoralia en het gebruik der pastorieën, toegewezen aan predikanten of predikantsplaatsen, die aan de Ned. Geref. Kerken komen.

Art. 15. De Ned. Geref. Kerken zijn vrij van alle lasten en collecten door de Synode, Kerkvoogdij of colleges van Beheer, of den Hervormden Kerkeraad ingesteld en treffen maatregelen ter voorziening in haar onderhoud en dat van den predikdienst en armenverzorging in nooddruftige Ned. Geref. Kerken. Dit laatste voor zooveel noodig classicaal te regelen.

Art. 16. Predikantsplaatsen, bij het inwerking treden dezer bepalingen, bezet door predikanten, die de Ned. Geref. Kerken wenschen te dienen, gaan rechtens, met het recht op het daaraan verbonden tractement, over aan de Ned. Geref. Kerk, ter plaatse, waar de predikant in dienst is.

Art. 17. Predikantsplaatsen, die in den overgangstijd ter beschikking bleven van den Ned. Herv. Kerkeraad, of ter beschikking kwamen van den Ned. Geref. Kerkeraad en gedurende vijf achtereenvolgende jaren onbezet blijven, worden ter beschikking gesteld van den Kerkeraad.

Binnen dezen tijd kan de rechthebbende afstand doen van zulke predikantsplaatsen en het daaraan verbonden tractement, mits het Classicaal Bestuur ter eene en de Classicale vergadering ter andere zijde goedkeuring verleent.

Art. 18. Predikanten, die aan de Ned. Geref. Kerken verbonden zijn, en recht en verplichting hebben aan de Classicale weduwen-beurzen, houden deze rechten en plichten.

Art. 19. De Ned. Gereformeerde Kerken hebben recht op haar aandeel in het vruchtgebruik van de kerkelijke en de diaconiegoederen, die bij het in werking treden van deze aanwezig zijn.

Art. 20. In gemeenten, waar alléén een Ned. Geref. Kerk is, zal men den diakenen daarvan het beheer laten.
In gemeenten, waar naast den Ned. Hervormden Kerkeraad een Ned. Geref. Kerk ontstaat, zullen de baten der diaconie ponds-pondsgewijze, naar verhouding van het aantal doopleden, komen ten goede van beide diaconieën en de lasten op dezelfde wijze door beide gedragen worden, een en ander, zoo noodig, plaatselijk te regelen.
In gemeenten bedoeld in art. 5, komt de naburige Ned. Gerei. Kerkeraad op voor de rechten van de leden in deze Gemeenten.
Ter voldoening aan de bepalingen hier gesteld, doen de Kerkeraden der Ned. Herv. Gemeenten en der Ned. Geref. Kerken vóór 15 Januari van ieder jaar eene opgave toekomen aan het Classicaal Bestuur van het ressort van het aantal doopleden op 31 December van het afgeloopen jaar, 't welk daarvan tijdig aan belanghebbenden kennis geeft.

Art. 21. In gemeenten, waar naast den Herv. Kerkeraad een Ned. Geref. Kerk ontstaat, worden de kerkgebouwen kosteloos tot haar medegebruik afgestaan, volgens rooster.
Deze rooster wordt telkens voor een jaar opgemaakt door eene Commissie, welke daartoe telkens in de maand November van het loopende jaar wordt gevormd door den praeses en den scriba van den Herv. Kerkeraad en van den Ned. Geref. Kerkeraad.
Bij het opmaken van dezen rooster zal er naar worden gestreefd om aan de wenschen der Kerkeraden zooveel mogelijk te voldoen en omtrent Kerkgebouwen en uur en tijd der godsdienstoefeningen, worde zoodanige regeling getroffen, dat de voordeelen en nadeelen aan gebouwen en uren verbonden, over de beide partijen gelijkelijk worde verdeeld.
Voor Kerkdiensten buiten den rooster vallende, wordt aanvrage gedaan bij de Commissie, in de vorige alinea bedoeld, die voor het loopende jaar aangewezen blijft en bij ontstentenis van haar leden wordt aangevuld door de opvolgers in functie genoemd.

Art. 22. De Ned. Geref. Kerken in gemeenten, waar een Herv. Kerkeraad blijft, genieten het kosteloos medegebruik der Kerkgebouwen, overeenkomstig het omschrevene in art. 21.
Zij zullen mede bijdragen aan het onderhoud der Kerkgebouwen, indien de Kerkvoogdij aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. De Ned. Gereformeerde Kerken doen in het college van kerkvoogden en notabelen een aantal plaatsen bezetten, evenredig met het aantal doopleden, vergeleken met dat der Hervormde Gemeente;
b. Kerkvoogden doen rekening en verantwoording van het Beheer der kerkelijke goederen, enkel betrekking hebbende op de inkomsten der kerkelijke goederen en de uitgaven aan onderhoud der Kerkgebouwen;
c. Het batig slot van die rekening komt voor een evenredig deel, overeenkomstig het aantal doopleden, aan de Ned. Geref. Kerk ter plaatse;
d. Het nadeelig slot op die rekening komt op dezelfde wijze evenredig ten laste van de Ned. Geref. Kerk.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het Moderamen van het Convent van Gereformeerde Kerkeraden te Utrecht, den 6en Juli 1923.

De Adviseur, w.g. J. A. C. V A N LEEUWEN.
Het Moderamen, w.g. J. SEVERIJN, Praeses ,,
I. KIEVIT, Praeses-sec. „
G. J. WOELDERINK, Scriba „
R. BARTLEMA, Scriba-sec. „
J. WEENER. Quaestor „
. J. V A N SCHUPPEN, Quaestor-sec. „
J. DE BRUIN, Assessor

Het derde Convent van Geref. Kerkeraden, 14 Juni 1923 bijeen te Utrecht, besloot met algemeene stemmen, zich tot de Synode te wenden met zijn bezwaren tegen het vrouwenkiesrecht en het kerkelijk kiesstelsel, terwijl tevens werd besloten het hierboven uitgewerkt plan aan de Synode te doen toekomen, teneinde recht te verkrijgen voor de Kerk der belijdenis. In een tweetal bijlagen werd een en ander toegelicht. Een bezwaarschrift tegen het vrouwenstemrecht en een Verzoekschrift om te komen tot een orde, die ruimte geeft aan de Gereformeerden in de Hervormde Kerk om naar hare beginselen te leven.
Wanneer men het verschil wil typeeren tusschen den Modus vivendi en het Convent-voorstel, dan is dit hierin gelegen, dat het eerste de zaak regelt voor alle richtingen tegelijk, het laatste alleen recht en ruimte van leven voor de Gereformeerd Hervormden vraagt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 augustus 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Modus vivendi en conventsvoorstel V

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 augustus 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's