Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het roepingsvisioen van Ezechiël III

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het roepingsvisioen van Ezechiël III

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezechiël 1 : 4—28a. vss. 15—21. Als ik die dieren zag, zie, zoo was daar een rad op de aarde bij die dieren, naar vier aangezichten van hetzelve. De gedaante der raderen en derzelver maaksel was als de kleur van een turkoois en die vier hadden eenerlei gelijkenis: daartoe was hunne gedaante en hun maaksel, alsof het ware een rad in het midden van een rad. Als zij gingen, zij gingen op hunne vier zijden; zij keerden zich niet om als zij gingen. En hunne velgen, die waren zoo hoog, dat zij vreeselijk waren; en hunne velgen waren vol oogen rondom aan die vier raderen. Als nu de dieren gingen, gingen de raderen bij hen; en als de dieren van de aarde opgeheven werden, werden de raderen opgeheven. waarhenen de geest was om te gaan, gingen zij. waarhenen de geest was om te gaan; en de raderen werden tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was in de raderen; als die gingen gingen deze; en als die stonden stonden zij; en als die van de aarde opgeheven werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven, want de geest der dieren was in de raderen.

Ezechiël schouwde dat wondere gezicht in het oord zijner ballingschap in Babel te Tel Abib aan de rivier den Chebar. Bij de vier aangezichten der vier levende wezens, cherubs, wachters van de heerlijkheid Gods, stonden wij stil. Ook ging onze aandacht uit naar hunne vier vleugels en vier handen. Nog enkele practicale opmerkingen mogen hieraan worden toegevoegd voor we verder gaan met het onderzoek der vier raderen. Die vier aangezichten hadden verschillende gedaante.
Het aangezicht als van een leeuw wijst ons op de groote kracht van de troondragers Gods en zoo op de groote kracht Gods zelf. In de Openbaringen lezen we: Ik zag een sterken engel afkomende van den hemel. En de dichter van Psalm 68 zingt: Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen een Sinai in heiligheid. Zoo wordt Ezechiël er op gewezen en de Kerk aller eeuwen met hem, dat de Heere groot is van kracht, vol van majesteit en heerlijkheid. Hij betoont de kracht zijns werks aan vriend en vijand. Hij heerscht eeuwiglijk door zijne macht. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er. Gods wereldbestuur wordt gesteld in het licht van Zijne opperhoogheid. Zien wij zóó in onze bewogen tijden Zijn regiment? Laat Sion toch den wachttoren beklimmen en uitzien naar zijne daden, verootmoedigd voor Zijn troon, aan de voeten van des Vaders Zoon.
De profeet ziet ook de gedaante als van een rund. Dit wijst op de bruikbaarheid in den dienst des Heeren. Het rund treedt het koren en vertreedt daarbij stroo en kaf, maar het graan wordt vrij van stroo.
De arendgestalte, die hij opmerkt in het derde aangezicht der vier wezens is bekend om zijn hooge vlucht en scherp gezicht. Zoo worden wij gewezen op Gods daden in het wereldbestuur en de dienst der cherubs in wie het scheppingsleven als geconcentreerd wordt gedacht en voorgesteld.
Deze cherubs nu blikken omhoog naar den troonhemel, die zij dragen met hunne vleugelen. Zij gehoorzamen op Gods wenken. Het zijn gedienstige geesten. Het leere Gods kind gehoorzaamheid, ziende op die cherubs, die opblikten naar den troon huns Heeren. Ken Hem in alle uwe wegen en Hij zal uwe paden rvecht maken. Z e zijn met verwondering dienstbaar. En bedenken wij daarbij, dat Christus de groote Rijkskanselier is, niet door machtsusurpatie, maar door machtsschenking van den Vader. Hij heeft Hem macht gegeven óver alle dingen. Al is het dan, dat de majesteit Gods ons zou kunnen doen beven, in ieder geval ons laag aan den grond brengt, toch zullen wij niet vreezen, al veranderde de aarde hare plaats en al werden de bergen verzet in het hart der zee. Want Zijne voorzienigheid is vaderlijke voorzienigheid, temidden van de vuurvlammen, temidden van gericht en loutering ook Zijner Kerk, mogen wij weten, dat eeuwige liefde in Zijn boezem woont. Ook blijft waar: als het goud in den smeltkroes is, de smelter in de nabijheid is. Ja, de Heere der Heeren doet ons triumpheeren, Hij gedacht in macht. Hij slaat in liefde gade die op zijn genade in benauwdheid wacht. De vraag klimme gedurig op: Heere, wat wilt Gij, dat wij doen zullen en... doe wat goed is in Uwe oogen, want Gij hebt van die oogen gezegd: Mijn oog zal op u zijn, Ik zal raad geven. Geef ons, Heere, dat wij temidden van het rumoer der volkeren uwe oordeelen mogen opmerken; óók mogen verstaan, dat het begint van het Huis Gods. Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o Heere, verwacht, tot Uwen naam en tot Uwe gedachtenis is de begeerte onzer ziel. In Gods voorzienigheid moet geschouwd worden zijne heiligheid en heerlijkheid. Dit moet Ezechiël leeren uit dit visioen. Ik hef mijne oogen naar de bergen, vanwaar mijne hulpe komen zal. Ik zal mij buigen op uw eisch! Alle engelen Gods aanbidden Hem en zou dan onze mond zwijgen, onze knie zich niet buigen? Hoe groot zijn Uwe werken, o Heere. Gij zijt de allerhoogste, in eeuwigheid de Heere! Zonder die verootmoediging, die heilige verbaasdheid. zijn wij geen bruikbare instrumenten voor den God der gansche aarde.
Zoo moeten wij van deze troongeesten ootmoed leeren. Zij blikken vol eerbied naar omhoog, naar den troonhemel van Jehova, dien zij gehoorzamen op Zijn wenken, maar Zijne daden verstaan zij niet. Zijne oordeelen zijn een diepe afgrond, wat zouden wij weten? Weest met de ootmoedigheid bekleed, want God wederstaat den hoovaardige, maar den nederig geeft Hij genade. De Heere is God; wij zijn menschen van gisteren en weten niets. Hoe durven wij het toch wagen om zulk een heerlijk God tegen te staan, om Zijn wegen te beoordeelen, om aan onszelf zulke een breede plaats toe te kennen? Wat hebben wij toch te beteekenen? Zijn de inwoners der wereld niet voor Hem als sprinkhanen? Ja, de volkeren zijn bij Hem geacht als een druppel aan den emmer en een stofke aan de weegschaal!
Verbergen wij toch onze aangezichten in het stof! Dat de Heere nu in gunst aan dezulken heeft gedacht, van eeuwigheid gedacht! Zie, zulk een God maakt ons troon- en dischgenoot, om de verdiensten van Zijnen Zoon, die afdaalde uit Zijns Vaders troon, om met Zijn bloed te koopen Zijn smarteloon. Ja, ik ben het loon Zijner smarten, straks het sieraad van Zijn kroon. Waarom mag de Heere nu niet regeeren? Gewen u aan Hem en heb vrede. Hoe kunnen we toch ooit trotsch zijn? Erken, dat Hij ons heeft gemaakt tot schapen, die Hij voedt en weidt, een volk tot Zijnen dienst bereid.
Zie de dooreenkruising van de vleugelparen der cherubs! De ééne vleugel raakt de andere. We lezen in de Openbaringen van Johannes, dat de vrouw, de Bruid des Lams, vervolgd door den rooden draak, twee vleugels ontving als eens grooten arends en dat zij wegvloog in de woestijn om zich te verbergen. Laten ten allen tijde de vleugels des gebeds en des geloofs elkander raken bij Gods kinderen, opdat zij als duiven tot hunne vensters komen gevlogen, als eene wolk. Terwijl de vlammende gerichtswolk aankomt, moge de duivenwolk hare vensters, hare til, zoeken en den troon van Gods heerlijkheid omzweven, acht geven op Zijne oordeelen en gerichten.
Hij verbergt mij in het verborgene Zijner vleugelen ten dage des kwaads.
Staande in één Geest. Ach, wat is daar weinig van te vinden. Paulus klaagde: zij zoeken allen het hunne en niet hetgeen van Christus Jezus is.
De wezens hadden geen kniegewricht, zij liepen steeds recht uit. Zij hadden een vasten gang. Waar de Heere hen richtte, gingen zij, zonder een enkel beding. Zij begeerden Hem alleen welbehagelijk te zijn. Hij richte onze voeten op den weg des vredes; Hij make onzen gang vast in den weg Zijner geboden. Opheffende heilige handen, de voeten geschoeid met de bereidwilligheid des evangelies... Daar is eene stem uwer wachters, zij verheffen de stem, zij juichen te zamen; want zij zullen oog aan oog zien, als de Heere Sion wederbrengen zal.
Indien gij dan deze dingen weet, zalig zijt gij zoo gij dezelve doet, want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht.
Letten we ook nog hier op. De Heere voert Zijn raad uit op verborgen wijze. Door handen onder vleugelen bedekt. Zoo is het ook in het Koninkrijk Gods. Denk maar eens aan de wegen, die de Heere met u hield, medepelgrims naar Sion, hoe wonderlijk waren Zijne wegen en onnaspeurlijk zijne paden. Handen onder vleugelen bedekt. Ongekende en wellicht niet begeerde bidders en zuchters aan den troon waren werkzaam in Gods voorzienig bestel om te worstelen voor uw eeuwig behoud. Waarlijk, de wegen des Heeren zijn volmaakt. Het is alles verwarring naar het schijnt en toch zij gingen recht uit, dragende den troon der heerlijkheid.
Het was vuur en vlam, verborgen handen, een stormwind, die een wolk voortjaagt... Voorwaar, Gij zijt een God, diê U verborgen houdt, zelfs als Gij u openbaart. En... de rechtvaardige zal zich verblijden als hij de wraak aanschouwt. Zie nogmaals in den geest die vier levende wezens met hun vier vleugels en vier handen, die slingerende vlammen door de wolk.
De gedaante der dieren was als brandende kolen vuurs, als de gedaante der fakkels, dat vuur ging steeds tusschen die dieren, en het vuur had eenen glans, en uit het vuur kwam een bliksem voort.
Dat alles wijst ons op de voorzienigheid Gods, zooals zij zich vooral in oordeelen openbaart. Daarvan zal vooral ook Ezechiël moeten profeteeren. De cherubs zijn ontvlamt in heiligen wraakijver. De troonwachters van Gods heerlijkheid begeeren de wraak te aanschouwen als Hij zijnen vijanden vergelding doet. De werking van het vuur was als de bliksem. En wat is daarvan het bijzondere? Immers dit, dat de bliksem vernielt in een oogenblik. De vergelding Gods kan niet uitblijven. Zie eens naar het wereldleven onzer dagen. De volkeren jagen met koortsachtigen ijver naar volmaking van hunne legers en vloot en bovenal naar vliegtuigen- voorraad. Kan de gedachte aan den volgenden oorlog niet doen huiveren? Dan denken wij vooral ook aan de vliegmachines en gifbommen. Vernieling in een oogenblik. Maar is dat, gezien van de zijde des Heeren, niet de bliksem in de wolk, het vuur, dat verteert? De strijdwagens Gods maken gedruisch, Gods troonwagen is vreeselijk. Laat ze worden als kaf voor den wind en de Engel des Heeren drijve ze weg. Hun weg zij duister en gansch slibberig en de engel des Heeren vervolge ze. De verwoesting overkome hen. De zondaars zullen van de aarde verdelgd worden en de goddeloozen zullen niet meer zijn. looft den Heere mijne ziele, hallelujah! Kom. Heere Jezus!
Doch nu gaan we weer verder met het visioen te verklaren. Aan den priester Ezechiël valt bij aandachtige beschouwing iets op, dat zijn bijzondere aandacht verkrijgt. Als ik de dieren zag, zie, zoo was daar een rad op de aarde bij die dieren, naar de vier aangezichten van hetzelve (vs. 15). Van vers 15—21 spreekt Ezechiël dan over die raderen.
Als hij de wezens goed heeft opgenomen, valt zijn bijzondere aandacht op die raderen. Ze staan naast de wezens, de cherubs. Dat zou den indruk kunnen geven, dat zij op zichzelf staan. Toch is dat niet het geval, want ze staan in het nauwste verband met de vier wezens. De raderen worden in hun beweging beheerscht door die der wezens. Bij ieder wezen is één rad, dus vier in het geheel. Ze zijn gemaakt van kristal, zoodat zij alles weerkaatsen, wat aan licht en schittering in de wezens is. Daarom wordt gesproken van glanzend kristal. De gedaante der raderen en derzelver maaksel was als de kleur van een turkoois, en die vier hadden eenerlei gelijkenis.
Het volgende wat hem treft was, dat een rad was in het midden van een rad. De profeet zegt niet, dat dit inderdaad het geval was, maar: alsof het ware een rad in het midden van een rad. Blijkbaar is het doel om te laten uitkomen, dat zij altijd rechtuit gingen. We zullen moeten denken aan een kamrad, waarbij het eene rad in het andere ingrijpt bij de beweging.
Bij alle ingewikkelde verhoudingen, die zich voordoen, moet nu juist in het licht worden gesteld, dat de beweging altijd een recht-voorwaartsche was, zoodat niet gedraaid behoefde te worden. Dit blijkt uit vers 17. Als zij gingen, zij gingen op de vier zijden van het vierkant, zij keerden zich niet om als zij gingen.
Verder treft hem dat de velgen dezer wielen zeer hoog waren. Zij waren zoo hoog, dat zij vreeselijk waren. Dus de raderen zijn vol van datgene, wat het geheele samenstel van wezens en vlammende kolen en bliksemschichten kenmerkt. Die raderen nu zijn voor den zin van het geheeheerscht, is ook in de raderen. Nooit wordt hunne eenheid verbroken. Alles werkt samen tot het volvoeren van een groot en grootsch plan, door de wijsheid Gods bepaald en door almacht uitgevoerd. De kracht Gods vervulde het geheel. Hoe alles ook wentele en keere, het geschiedt naar den altoos wijzen raad des Heeren. Hierop komt het bijzonder aan, want de profeet herhaalt dit tweemaal. Waarhenen de geest was om te gaan, gingen zij, en de raderen werden tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was in de raderen; als die gingen, gingen deze; en als die stonden, stonden deze; en als die van de aarde opgeheven werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven, want de geest der dieren was in de raderen.le visioen van de grootste beteekenis.
Ze zijn bovendien vol oogen, die velgen. Vol van leven en kracht. Ze zijn blijkbaar het symbool, het zinnebeeld, van de alziendheid en alwetendheid des Heeren. Zij kenmerken den aard der goddelijke voorzienigheid in het wereldbestuur, Dezelfde geest, zoo merkt de profeet op, die de wezens beheerscht, is ook in de raderen. Nooit wordt hunne eenheid verbroken. Alles werkt samen tot het volvoeren van een groot en grootsch plan, door de wijsheid Gods bepaald en door almacht uitgevoerd. De kracht Gods vervulde het geheel. Hoe alles ook wentele en keere, het geschiedt naar den altoos wijzen raad des Heeren. Hierop komt het bijzonder aan, want de profeet herhaalt dit tweemaal. Waarhenen de geest was om te gaan, gingen zij, en de raderen werden tegenover hen opgeheven; want de geest der dieren was in de raderen; als die gingen, gingen deze; en als die stonden, stonden deze; en als die van de aarde opgeheven werden, werden de raderen tegenover hen opgeheven, want de geest der dieren was in de raderen.
Zoo heeft het rad groote beteekenis in het visioen. We denken aan een voorstelling bij de oude heidenen. Sesostris, een koning van Egypte, had een gouden wagen. Vier overwonnen koningen moesten den wagen trekken. Eén van hen richt voortdurend het oog op het wentelende wiel. Sesostris vraagt hem waarom hij dit deed en dan luidt het antwoord: Ik zie in dit wiel de veranderlijkheid der dingen. W a t nu boven is, is straks beneden en omgekeerd.
In het wereldgebeuren is groote wisseling. Der rijken weelde kan verrotten, zegt de apostel Jacobus en de Heere zet de armen bij de vorsten. Salomo klaagt, als hij zijn aandacht laat gaan over het wereldtooneel, dat alles moede en mat wordt. De Heere verhoogt dezen en vernedert genen. Ook het leven van den enkeling is altijd door in beweging. Deze wereldorde staat nooit stil. De zon gaat op en gaat onder, de maan neemt af en neemt weer toe in glans. Koninkrijken worden gesticht en vergaan. De aarde bloeit op en versterft. Hosanna en Kruis hem liggen ook heden nog vlak bij elkaar. Ik denk aan de wisseling in de regeeringsvormen en hoor Adolf Hitier zeggen: de voorzienigheid bracht mij op deze plaats. Maar het wiel zal wentelen. Ja, soms zien wij een groote chaos, zonder orde en lijn. De gedaante dezer wereld gaat voorbij. W e lezen in de oude geschiedenis van Belisarius, een generaal van Justinianus. Hij versloeg de Perzen in het Oosten, de Vandalen in Afrika, de Gothen in Italië en... tenslotte werden zijn oogen uitgestoken. Hij moest gaan bedelen. Dan sprak hij: geef een obool (een klein muntstukje) aan Belisarius, dien de deugd heeft verheven, maar de afgunst heeft blind gemaakt. (Da abolum Belisario, qeum extulit virtus, caecavit invidia.)
Deze wereldorde is veranderlijk en vergankelijk. De wereld verkeert in gestadige crisis. En allen, die op dit vergankelijke fundament bouwen, zullen ten dage van Gods toorn vergaan. Daarom vergaan de kinderen Adams van schrik, als de aarde beeft en de hemel dreigt, immers van nature hebben wij geen andere vastigheid dan die der vergankelijke dingen. Door het uitvinden van de krachten, die God in de schepping doet gelden, moge de beweging worden gewijzigd, maar het raderwerk beweegt voort. Het karakter dezer wereld is en was dat zij wankelen en veranderen kan. Aardbeving en orkaan, windhoos en onweder zijn in den dienst des Heeren opgenomen. Hij is de Heere der heirscharen. Die scheur daar in den muur predikt ons de afbraak. De schokken in het wereldbestuur worden heviger en trilllen verder door, zij profeteeren van het vergaan.
Daarom is ons noodig dat onbewegelijke Koninkrijk te kennen en als burger te zijn opgenomen, opdat wij den Heere dienen met eerbied en godvruchtigheid, want... onze God is een verterend vuur. Broeders, zegt Paulus: de tijd is voorts kort. Die vrouwen hebben, mogen zijn als niet hebbende, die weenen als niet weenende, en die koopen als niet bezittende, want de gedaante der wereld gaat voorbij.
Doch, bij een wiel is bij het wentelen één punt in rust. En dat is de as, waarom het wentelt. Dit is een gedachte, die rust geeft, wanneer wij de raderen van den wagen van Gods voorzienigheid hooren bolderen als de raderen der wagenen ten tijde des oogstes. Als wij letten op die as, dan hooren we de sprake: Ik, de Heere, word niet veranderd. Ik beweeg wel alle dingen, maar word zelf niet bewogen. Onveranderlijk is mijn raad. Hij zal bestaan wat ook verandert of vergaat. Terwijl de Heere alles bemet zijne zeven zegelen bezig is te ontsluiten en te volvoeren, spreekt: Ik ben gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Is dit geen rustgevende waarheid, bij alles wat verandert, temidden van het wereldrumoer, waarin de Heere Zijne voorzienigheid voltrekt? Maar is die gedachte rustgevend voor uwe ziel? Ook uw levenslot is wellicht heden zeer onzeker? Gij weet niet wat er van worden moet. Gij... maar laat ik niet voortgaan.weegt, blijft Hij onveranderd in het voornemen Zijner liefde. Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde. En, Hij die nu op den troon zit en het Boek
Kent gij de as van dat wiel van kristal, temidden van de vuurwezens? Kent gij de rust, aan den boezem des Eeuwigen, aan het hart van Immanuël. De Heere zal voorzien! Weest in geen ding bezorgd, maar laat alle uwe begeerten met smeeking en dankzegging bekend worden bij God. Rust, rust bij den Eeuwige! als wij niet meer zien hoe het kan of moet! Het zij ons genoeg te weten, dat Hij het weet en kan! Achteraan komen, volgen... dan zullen wij niet in de duisternis wandelen, maar het licht des levens hebben, want het licht is voor den rechtvaardige gezaaid en vroolijkheid voor den oprechte van hart. Maar ik zal uitzien naar den Heere en ik zal wachten op den God mijns heils, mijn God zal mij hooren.
Zie het bewegende wiel, zie de majesteit Gods in het wereldbestier, zie het oordeel, dat begint van het huis Gods. Dat ééne vaste punt den heilswil des Almachtigen over Zijn kerk doet mijn hart en zinnen rusten, want: Alle dingen moeten medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Gods voornemen geroepen zijn. Onze staat ligt vast in de onveranderlijke liefde en trouw van een drievuldig verbondsgod. Hij zegt: bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijne goedertierenheid zal niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontfermer. Kent gij die vastigheid voor uwe ziel? Wellicht zullen wij of onze kinderen een bangen oorlog meemaken, armoede zal ons deel worden, vervolging, gevangenis! Gods troonwagen rijdt koninklijk voort. Maar... Zijn heilsplan kent geen vernieling der Zijnen. Daarom zie de as van dit kristallen wiel, het is geweldig van omvang, angstwekkend om te zien. God is groot en wij begrijpen Hem niet! De Heere vraagt aan Job, waar Hij was toen Hij de aarde grondde en den Orion schiep. Hij zet hem op de lage plaats, die hem past aan Zijne voeten, maar toch blijft Hij volhouden: Mijn knecht Job! Wonderlijk was Gods vorzienigheid! Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus onzen Heere. Zijn hart is vast, betrouwende op den Heere. Daarom gaat de vermaning van den apostel door: weest standvastig, altijd overvloedig in het werk des Heeren; als die weet, dat uw werk niet ijdel zal zijn in den Heere.
Wanneer een wiel snel ronddraait, ziet ge slechts een cirkel. Zoo is het met den wereldgang. Al de kleine dingen lossen zich op in het groote geheel. Gij zijt zeer druk op heden met uw kleinigheden en inderdaad zit ge er mee, gij kunt geen oplossing vinden, maar nu te weten, dat het slechts een moment is in het groote geheel van Gods bestier maakt stil. Het moet bijdragen aan Zijn luister, zooals Hij die van eeuwigheid bepaalde. Mocht gij en ik daar iets op tegen hebben, die naar Zijnen naam zijn genoemd. Zeg niet: ik houd het niet uit. Na eiken nacht komt weer een morgen. Hij zal zeker zorgen. En toch, al is het dat bij het sneldraaiende wiel slechts één groote cirkel vol licht te zien is, toch kan geen spaak worden gemist. Ja. die voorzienigheid is toch ook weer zóó, dat Jezus kon zeggen: ook de haren uws hoofds zijn alle geteld. Geen musch valt ter aarde zonder Gods wil. En dan is het groote geheel een machtige openbaring van Gods majesteit en heerlijkheid. Een ronde ring, gesloten als de cirkel, sprekend dat God volmaakt is in Zijn doen en recht in Zijn spreken. Wonderlijk zijn Uwe werken, o Heere, ook weet het mijne ziel zeer wel.
Deze voorzienigheid Gods nu maakt gebruik van de engelen als troonwachters zijner heerlijkheid. Als die dieren gingen, gingen de raderen bij hen, en als de dieren opgeheven werden, werden de raderen opgeheven.
Maar, hoe kon Ezechiël die raderen zien op de aarde, waar het visioen aan den hemel verscheen, in de lucht. Wel, omdat de aarde in dat visioen eveneens verscheen. Toch waren de vier wielen (Oost, West, Noord, Zuid) voor den Heere één. In den hemel is de rust, de vastheid, op de aarde de beweging en verandering. Alle krachten in de schepping werken samen tot het ééne groote doel, dat God heerlijk worde in en door Zijnen Christus. De engelen toeven in de kabinetten der koningen. Lees maar 1 Koningen 16 en ge vindt daarvan een merkwaardig voorbeeld. In de dertien jaar, van Asa's regeering over Juda stierven in Israël Baësa, Ela, Zimri, Tibni, Omri, en kwam Achab aan de regeering. Zijne majesteit is in Zijne voorzienigheid.
Gods voorzienigheid is algemeen. Er is samenhang in Gods bestel. Neen, wij nietige, onwetende schepselen zijn niet bij machte Gods doen te overzien. Wij zijn van gisteren en weten niets. Toch is er eene eenheid in Gods plan en werk. Wat Hij in Afrika doet hangt samen met hetgeen Hij in Amerika daarstelt. Zelfs het werk der wormen in de omzetting der aardkorst heeft beteekenis voor het geheel. Doch, wij zien iets meer van den samenhang, wanneer de Heere groote dingen doet, die de wereld doen beven. Bij machtige crises in het scheppings- en volkerenleven. Daarvan levert onze tijd het bewijs.
De vier raderen bewegen zich gelijktijdig. Wij kunnen niet tegelijk op twee plaatsen arbeiden, de Heere is aan alle plaatsen Zijner heerschappij, Zijne oogen doorloopen de gansche aarde en Hij draagt alle dingen door het Woord Zijner kracht. De raderen bewogen zich tegelijk met de vier wezens. De Heere is bezig Zijn raad te volvoeren. Hoe groot is deze God in Zijne majesteit! Die God, de Hooge en Verhevene, wil toch wonen in het hart der verslagenen, met hem handelen als bestond hij alléén in het heelal. Hebt gij dat dezen dag niet ondervonden en gisteren en den vorigen rustdag, wat het zegt, dat de Heere ons laat gevoelen en gelooven, dat Zijn oog op ons is geslagen en Hij bij ons is? Mogen wij niet tot Hem gaan in stille nachten en bekent Hij onze benauwdheid niet? Ik ben bij u en Ik zal u aanzien. Heere, ik ben slechts een onkenbaar deeltje van al uwe werken en toch Heere, Gij let op mij. Gij hebt aan mij gedacht van voor de grondlegging der wereld en daarom sla ik bewonderend het oog op die wentelende raderen. En dat alles zal nu zóó gaan, dat ik U, o groot en heerlijk volzalig drieëenig Wezen, dat ik nietig Adamskind U zal grootmaken.
Het wiel had, omdat de wezens erin weerspiegelden, vier aangezichten. Het weerspiegelt zijn beeld naar alle zijden. Een goed portret kijkt u overal aan. Of dan de Kerk wordt verbannen naar de Sahara of Siberië, Zijn oog is op haar geslagen. Temidden van storm en golven is Hij toch bij haar en Hij zal haar verblijden en voeden.
Er is maar één voorzienigheid. Vier raderen en vier aangezichten, doch zij hadden eenerlei gelijkenis. Het was één groot geheel. Er wordt wel eens gesproken van staatslieden van groot formaat, die een vooruitzienden blik hebben en de gebeurtenissen overzien, maar... dan toch een klein stukje en... hoe is het nu in de crises der wereld in geldwezen en staatkunde? Ze weten het niet meer, ze kunnen er geen lijn in ontdekken. Weet iemand wat er geschiedt? De Heere de God der gansche aarde maakt zich groot. Hebben deze staatslieden niet gezegd: wij hebben het lot van Europa in handen, aan ons staat het een nieuwe toekomst daar te stellen? Die in den hemel woont zal lachen, maar zeker ook toornen op het nietig gewemel der verdoolde stervelingen. En op de wereldconferenties van allerlei slag sprak niemand, voor zoover wij weten, niemand, ook niet van wie wij het zeker hadden mogen verwachten, sprak niemand van zonde en schuld tegen dien God, die hemel en aarde regeert.
Maar breken we hier af, want die raderen zullen ons nog meer lessen leeren. De Heere regeert!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 oktober 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het roepingsvisioen van Ezechiël III

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 oktober 1936

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's