Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verwarring en ontbinding VIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verwarring en ontbinding VIII

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een der teekenen dezes tijds, die wijst op een proces van ontbinding, waardoor ons geheele maatschappelijke leven bedreigd wordt, treedt aan den dag in de steeds verder voortwoekerende verdeeldheid van ons volk. Met name op politiek gebied valt dit in het oog, doch het spreekt van zelf, daar niet alleen. Het kwaad der steeds voortwoekerende verdeeldheid heeft een diepen geestelijken ondergrond in ons maatschappelijk leven, dus kan ook het kerkelijk leven daar aan niet ontkomen. Alle kerkformaties lijden er onder, al is het ook, dat het kwaad bij de eene minder in het oog loopt dan bij de andere.
Het minst schijnt daaronder de Roomsche Kerk te lijden. Dit hangt ongetwijfeld saam met het eigenaardig karakter van het Roomsch Katholicisme, waarin het sociale een overwicht heeft over het individueele. Het gezag der hierarchie wijst het uit, de formalistische trek, die het Roomsche leven overheerscht, een kerkdienst met ceremoniën en plechtigheden, die voor de oogen der massa worden voltrokken en waarbij de innerlijke overtuiging, zooal niet geheel, dan toch zeer dikwijls, op den achtergrond treedt. Als men het uitwendige betracht heeft als getrouw zoon der Roomsche Kerk, is het niet noodig naar diepere levensovertuigingen meer te vragen, als men er geene behoefte aan heeft. Heeft men dat wel, ook dan heeft de Roomsche kerk eene veelvuldigheid van wijsgeerige en voor mystieker aangelegde menschen ook van mystieke wegen om aan deze begeerten te voldoen. Er is dan ook geene kerkformatie meer aangelegd om volkskerk te zijn in den breedsten zin dan de Roomsche kerk. Zij heeft voor elk wat wils, terwijl hare gansche organisatie zoo is geworden, dat de hierarchie er zich gewoonlijk mee laat verzoenen. Slechts bij enkele conflicten, waarin de hierarchie gewikkeld werd in den loop der tijden na de Reformatie, leidden deze tot eene uitbanning of tot den strikten eisch van onderwerping. Doch ook zelfs dan hebben zulke moeilijkheden bijna nimmer eene beweging onder het Roomsche publiek ten gevolge, die van beteekenis is. De massa zwicht voor de priesterschap. Dat leert de ervaring.
Toch is het merkwaardig, dat onder dit al beheerschend deksel der hierarchie er veel meer verscheidenheid leeft dan men, oppervlakkig beschouwd, zou denken. Vooral in volstrekt Roomsche landen blijkt dit zeer duidelijk. Wij staan vaak onthutst over hetgeen een van ouds zoo volstrekt Roomsch volk als het Spaansche heden ten dage te aanschouwen geeft. Het ongeloof heeft daar feitelijk de Roomsche Kerk zoo zeer overwoekerd, dat er weinig invloed meer van haar op het volk uitging. Daar was dus de groote massa des volks in den loop der tijden geheel aan de Roomsche Kerk ontgroeid. Ondanks haar sterk sociaal overwicht heeft zich daar in de individuen een heel andere levensbeschouwing baan gebroken, al toont deze ook door haar overwegend socialistisch karakter, met die der Roomsche kerk verwantschap. En al is zulks nu hier en elders onder Protestantsche omgeving nog niet in die groote mate het geval, toch kan niet ontkend, dat ook zelfs hier te lande er symptomen zijn, die in dezelfde richting wijzen. De wijze van optreden in de Tweede Kamer is daarvan een teeken, dat onder de Roomschen diepe verscheidenheden zich ongetwijfeld gelden doen.
Maar uit den aard der zaak is dit in Protestantsche kerkformaties in veel krasser zin het geval. Het centrale moment in den Protestantschen eeredienst is de verkondiging des Woords. Het behoeft geen betoog, dat daarbij het individueele een overwegende factor is. De persoon van den prediker heeft in de verkondiging eenen zeer grooten invloed. Heel anders dan bij formuliergebeden, bij ceremonieën en plechtigheden speelt de persoonlijkheid daarin een zeer grooten rol. Daarin ligt dus reeds een uitgangspunt voor grooter verscheidenheid. Daartegenover staat wel, dat de Kerk eene belijdenis heeft, die als een tegenwicht kan werken, doch dit tegenwicht is van geene bijzondere kracht. Als de belijdenis voor de Vaderen als een accoord van gemeenschap fungeert, waarin tot uitdrukking kwam, hoever men samen wandelde, dan lag het voor de hand, dat er onder het samen-verkeeren onder de vleugelen der belijdenis nog voor een ruime verscheidenheid plaats overbleef. Op zichzelf beschouwd is dit nu niet zoo gevaarlijk voor de Kerk. Een gevaar wordt en werd het eerst, toen er onder dit masker der confessie richtingen opkwamen, die pricipieel van de gronden der belijdenis verschilden. En dat is qeschied in eiqenlijk Reformatorische kerkformaties. Vandaar dat de leergeschillen er steeds geweest zijn.
Zoolang de Kerk met hare Confessie nog ernst maakte, leidden deze geschillen tot processen, die echter gewoonlijk weinig bevredigend geëindigd zijn, omdat als het proces er is, de afwijkende leerbeginselen reeds een tijdlang hebben gewerkt in het kerkelijk leven. Meestal vonden de onderscheidene afwijkende gevoelens reeds een aanhang onder hen, die straks over de leergeschillen moesten oordeelen. En zelfs als het geschil tot eene oplossing was gebracht in officieelen zin, dan was daarmede de beweging niet uitgeroeid en woekerde het kwaad in de Kerk toch voort. Zoo is het voorheen geschied, dat onze beste mannen, als Comrie en Holtius, in het beroemde Examen van het ontwerp van tolerantie in een op goede gronden gevoerden strijd te worstelen hadden met de voorstanders van „de veroordeelde leere der Remonstranten". Met hoeveel bekwaamheid, met welk eene opofferende liefde deze mannen ook hebben geijverd voor de ware leer der Kerk, de ervaring heeft geleerd, dat de Kerk hare zuiverheid niet heeft bewaard en dat zij hoe langer hoe meer de prooi is geworden van allerlei elkander feitelijk uitsluitende richtingen en geestelijke stroomingen, zoodat ten slotte na de revolutie in de poging der restauratie de Koning haar eene organisatie oplegde, die de belijdenis voor goed vastlegde, doch anderzijds elke richting, hoe ver ook afwijkende van hare grondslagen, vrij spel gaf. Daarmede had de Kerk de leiding over zichzelve verloren en boette zij ook tegelijker tijd haar leiding over het volk, dat nog voor de groote meerderheid tot haar behoorde, in.
Datzelfde verwordingsproces gaat niet alleen steeds door, maar herhaalt zich telkens, ook bij de afgescheiden kerkformaties en zelfs in bepaalde groepen in de Kerk. De wereld heeft de Kerk overweldigd. De wijsgeerige stroomingen hebben zulk een diepen en ook breeden invloed over de massa verworven, dat er voor de historische kerkleer weinig invloed meer overblijft. De vrëeselijke verschijnselen, waarvan de laatste Synode der „Gereformeerde Kerken" blijk gaf, toonen dan ook, hoe hetzelfde conflict nog heden ten dage ook in de gescheiden kerkformaties zich doet gelden. Het gebeurt ook thans nog precies op dezelfde wijze als voorheen. In dat Examen van het ontwerp van Tolerantie stelt ons de eerste samenspraak een wandelaar voor, die tot verpozing het Nederlandsche Zion beschouwen gaat en dan het verval der stad ziet en over dat verval in diepe droefheid verkeert. Als de mieren waren zij bezig Zions muren en bolwerken te ondermijnen. „Dit spektakel doorgriefde mijn hart, bracht mij in nare overdenkingen, perste de tranen uit mijne oogen. terwijl mijn zuchtend gebed voor Zions behoudenis tot den Bewaarder Israëls opklom." En als hij, de aandachtige beschouwer van Zions leed en vernedering, daar zoo stond, kwam er „een zeer beschaafde Heer, van een vrolijken aard, vriendelijk gelaat en hoffelijke houding, die, verre van eenig blijk van bekommering, zich aan mij voordeed alsof de blijdschap en de hoope van alle menschelijke dingen evenzeer in zijn gemoed gevestigd en op zijn aangezicht uitgespreid waren." Zoo gaat het nu nog met vele jongeren onder de gescheiden Kerken en daar niet alleen. Ook onder ons Hervormd Gereformeerde volk is het niet anders. De wijsbegeerte dezes tijds heeft velen verblind en zij ondervinden daarvan een zoo sterke zuigkracht, dat zij, als er op de leer der Kerk gewezen wordt, zeggen, evenals de vrolijke wandelaar, die Comrie en Holtius ontmoette: „Ik had mij al verbeeld, dat gij een van die nauwgezette en rigide Voorstanders waart van de Rechtzinnigheid." Ach ja, dat is tegenwoordig schering en inslag. Vele jongeren onder de predikanten moeten eigenlijk van de leer niets meer hebben. Onder de studenten is dit duidelijk merkbaar. Zij worden reeds in hun studententijd getrokken in wijsgeerige richting. Dat wil niet zeggen, dat zij deze steeds doorzien. De meesten zijn niet eens wijsgeerig aangelegd, maar er klinken gevoelstonen in, waaraan zij gretig gehoor geven. En deze philosophieën hebben vaak een pantheïstischen inslag, maar altijd brengen zij een rationalisme voort, waardoor het religieuse leven wordt aangetast. Op de prediking, op de wijze, waarop zij het ambt opvatten, moet dit toch wel een grooten invloed hebben. De prediking verliest er het levensverband met Gods Woord door. En daar de gemeente alleen bij dat Woord leven kan, verliest de prediking ook het contact met de gemeente. Er ontstaat een afstand tusschen deze twee.
Een zeer klein gedeelte wordt mee afgevoerd van de vastigheid der belijdenis en het andere deel verkommert geestelijk. Leven er diepere behoeften, dan dwalen zij af of zoeken in andere, nieuwere kerkformaties het voedsel, dat zij in de kerk, waarin zij geboren werden, te vergeefs zochten.
En ook onder ons Hervormd Gereformeerde volk doet zich wezenlijk hetzelfde voor. Er komt in onze dagen geen afscheiding meer op groote schaal, maar ook onze Kerk verliest gestaag haar levensbloed. De belangstelling zelfs voor de kerkelijke vraag is uiterst gering, al ziet men heden, dat ongereformeerde bewegingen zich luide opwerpen als ageerende voor een herstel der Kerk. Die Kerk is niet de Kerk der belijdenis, die ons van de Vaderen werd nagelaten, de Kerk zooals zij in Gods Woord verschijnt, maar de Kerk der philosophie, die het mode-artikel dezer dagen is. En te midden van de onbewogen volksmassa beteekenen deze groepen wezenlijk een zoo gering en miniem percentage, dat zelfs al slagen zij er in dit philosophisch waanbeeld reglementair te verwerkelijken, de ervaring zal leeren, dat de massa des volks zich steeds meer van de Kerk afkeert. De menschen, waarin de behoefte aan brood uit den hemel leeft, worden niet verzadigd en gaan na langer of korter tijd heen. En de groote massa dergenen, waarin die behoefte niet leeft, achten hetgeen hun geboden wordt, nog veel te orthodox om er van te willen genieten. Zoo wordt de Kerk een bed, waarvan de profeet zeide: „Want het bed zal korter zijn, dan dat men zich daarop uitstrekken kunne en het deksel zal te smal wezen, als men zich daaronder voegt."
Diep bedroevend is de toestand, waarin ons volk geestelijk verkeert. En het bedroevendst is, dat het niet wordt gezien, noch beleden en zij allen vrede zoeken in eigen weg.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 november 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Verwarring en ontbinding VIII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 november 1936

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's