Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zie het Lam Gods I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zie het Lam Gods I.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 1 vs. 35—37. Des anderen daags wederom stond Johannes, en twee uit zijne discipelen; en ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: zie het Lam Gods. En die twee discipelen hoorden hem dat spreken en zij volgden Jezus.

Onze text verplaatst ons met onze gedachten in den tijd na den doop en de verzoeking van den Heere Jezus in de woestijn, veertig dagen lang. Hij is gedoopt door zijn voorlooper Johannes den Dooper, die Zijn weg baande, om den Heere te bereiden een toegerust volk. De duivel had zijn kracht aan Hem beproefd, maar de volle nederlaag geleden en hij liet van Hem af voor eenen tijd.
Weldra zal nu de Heere Jezus in het openbaar gaan optreden. Nog eenigen tijd zal Johannes de brandende en lichtende kaars haar glans verspreiden en dan worden uitgebluscht, verteerd in den dienst zijns Heeren.
In ons texthoofdstuk nu verhaalt Johannes de apostel enkele gebeurtenissen van een drietal opeenvolgende dagen in den tijd na.de verzoeking in de woestijn. De Heere Jezus kwam onder de schare, terwijl Johannes de Dooper predikte.
Uit Jeruzalem hadden de Joden enkele afgevaardigden naar Johannes gezonden om hem te vragen wie hij toch eigenlijk was en waarom hij doopte. Terwijl hij deze vragers van antwoord dient, is Jezus onder de schare verscholen. Hij zeide: ik ben de stem des roependen in de woestijn. Maakt den weg des Heeren recht; gelijk Jezaia de profeet gesproken heeft. En wat dén doop aangaat: ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, dien gij niet kent; dezelve is 't, die na mij komt, welke vóór mij geworden is, wien ik niet waardig ben, dat ik zijnen schoenriem zoude ontbinden. Zoo mocht Johannes de heerlijkheid van den Christus uitroepen. Deze dingen nu zijn geschied in Bethabara over den Jordaan, waar Johannes was doopende.
Den volgenden dag ziet Johannes Jezus tot zich naderen en dan spreekt hij tot de schare: „zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt."
Weer gewaagt Johannes van het doel van eigen leven om een wegbereider van dezen Jezus te zijn. En hij eindigt met het getuigenis: En ik heb gezien en heb getuigd, dat deze de Zone Gods is.
Den derden dag geschiedt hetgeen onze text meedeelt.
Des anderen daags wederom stond Johannes en twee uit zijn discipelen; en ziende op Jezus daar wandelende, zeide hij: Zie het Lam Gods.
Het valt ons aanstonds op, dat Johannes wijst op Christus. Hij tracht niet een groote discipelschaar rondom zich te verzamelen om dan van Jezus af te zien. O neen!
Zijn levensdoel is als vriend des Bruidegoms de eerstelingen der Nieuw-Testamentische gemeente tot den Bruidegom te leiden. Zielen leiden tot Christus! Nu komt de Heere Jezus tot Johannes om die eerstelingen in ontvangst te nemen. Jezus wandelt daar als een die op iets wacht. Uit de hand van den bruidswerver zal Hij de eerstelingen der bruidsgemeente overnemen en ze verder opvoeden en leiden, opdat zij zullen smaken de vruchten van Zijn kruis en kroon.
Leiden tot Jezus, verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom der genade, geopenbaard in Immanuël, is wel in het bijzonder des predikers taak. Ook al zijn al Gods kinderen verkondigers- van Immanuëls lof. Maar niet de eerste en de eenige, want Johannes leidt zijne discipelen tot Jezus, menschen dus, die ontvangen hadden den doop der bekeering tot vergeving der zonden. Zij hadden belijdenis gedaan van hunne schuld, zooals ons nog nader zal blijken bij het verklaren van onzen text. Johannes was een zeer welsprekend boeteprediker. In den geest en de kracht van Elia riep hij op tot bekeering en wierp de altaren van Baal omver, door eigengerechtigen godsdienst met een beroep op het kindschap van Abraham opgericht. Hij riep op tot bekeering. Bekeert u, want het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Hij roept hen toe: meent niet, dat gij met te zeggen: wij hebben Abraham tot eenen vader, zult behouden worden. Hij slingert degenen, die tot hem komen om gedoopt te worden met den doop der bekeering tot vergeving der zonden, maar van boetvaardigheid geen blijk geven, naar het hoofd het vlijmscherpe verwijt: wie heeft u, gij adderengebroedsels, te kennen gegeven om den toekomenden toorn te ontvlieden? Brengt dan vruchten voort der bekeering waardig. Het was zijn taak Herodes te bestraffen over zijn goddeloozen en zedeloozen wandel. Maar dat was niet het hoogtepunt zijner roeping. Neen, dan komt hij tot Christus zelf en wijst Hem aan als het Lam Gods. Het hoogtepunt der prediking is Christus en dien gekruist, den Joden wel een ergernis en den Griek eene dwaasheid, maar hun die gelooven, beide den Jood en den Griek, de kracht Gods "en de wijsheid Gods. Jezus en de kracht van Zijn bloed is het merg des Evangelies. Gelijk Hij de Welbeminde is des Vaders, is Hij ook het fundament der Kerk; grondslag van zaligheid en leven en vrede. Geen oratorisch vuurwerk of logisch betoog wordt gevraagd, maar levende verkondiging van den levenden Christus. Ik heb niet voorgenomen iets onder u te weten dan Jezus Christus en dien gekruist. Maar dan zóó, dat de bediening der wet voorafgaat. De eisch der bekeering ten volle tot haar recht komt. Want, nóg is de wet een tuchtmeester tot Christus en een spiegel der rechtvaardigheid Gods.
Niet weinigen prediken de wet en komen aan Christus nauwelijks toe. Daarom prediken zij ook de wet niet recht. Vele anderen spreken van Christus en het geloof, maar missen het fundament dezer bediening en worden zoo verleiders der menschenzielen. Zij kennen noch Mozes, noch Christus.
Het is ook van belang te letten op de houding van Johannes. Zijn oog is op den Meester gericht, als hij getuigt van den Meester. Ach, wat wordt er veel gepreekt en gesproken over Hem zonder Hem te zien. Hoe benauwend moest dit werken en hoe gemakkelijk valt het velen te dragen! Neen, zoo mag het niet. Al is het slechts met een smachtende ziel om Hem te bezitten, in levend uitzien, dat schept reeds een weldadige spheer en doet het godvruchtig gemoed zoo goed. Maar ach, dat redeneeren over Christus, terwijl Christus er niet in is, stompt af en drukt neer. Zij prediken Christus het best, die Hem het meest zien in het geloof; zien in Zijn ambten, naturen en staten; gewaarworden, omdat Hij als een bundeltje myrre tusschen de borsten vernacht, Hem kennen, omdat Hij ons heeft gezet als een zegel op Zijn arm en hart. Hiertoe is bedienende genade noodig ook voor den man, die den Heere vreest, want anders kan het zijn, dat over Hem wordt gesproken zonder Hem te zien door het geloof. Ook een kind des Heeren heeft het niet in de hand Christus levend te verkondigen, zoodat de ziel is doorgeurd van de zalfolie, die van onzen grooten Hoogepriester afdrupt op Zijne leden. Ach, dan zijn we onrustig, roept onze ziel tot God; daal toch af met Uwen dierbaren Geest, die alleen Christus in mijn ziel kan verheerlijken.
Zalig, veel bediening te mogen smaken, om een levend getuige van dit Lam Gods te zijn. De glans, de tinteling des levens komt op hun gelaat als zij het Lam mogen aanschouwen. Het is zoo noodig, maar óók zoo zalig een Zaligmaker aan te wijzen, in wien ik geloof; die mijn hart trekt. Ja, mijn hart nam, opdat, waar onze schat is, ook ons hart moge zijn. Wie zijn vervreemding van God niet leerde kennen, dien wordt het niet eens bang als hij als doode handwijzer Jezus predikt, misschien met wat vuurwerk van woorden of verheffing van stem, maar zonder waarachtige teederheid. Maar wanneer ons hart is geraakt door den Heiligen Geest, wordt het leven zwaar en de beschuldigingen doorwonden het hart niet voor Hem uit te kunnen komen. De Heere zal het voor dezulken zeker wel maken. Laat Mozes al klagen, dat hij zwaar van tong is of Jeremia zeggen; zend een ander, de Heere zal het maken. In Hem zien wij alle overtreffende schoonheden, die ik begeer, dat gij ook ziet. Ons hart vindt in Hem rust. Zouden wij niet begeeren, dat gij daar ook volkomen vrede vindt? De liefde is mededeelzaam.
Wij bezitten niets, wat niet werd ontvangen. Hoe zouden wij dan roemen als hadden wij het niet ontvangen, maar verdiend of ook maar op eenigerlei wijze of voor een klein deel zelf veroorzaakt. Immers neen! Alleen, omdat de Heere ons oog met oogenzalf bestreek, kunnen wij Hem zien en omdat Hij armen des geloofs schonk Hem omhelzen. Om het eeuwig welbehagen!
Heere, stoot arbeiders in Uwen wijngaard uit, die U kennen en kunnen zien, als is het nog maar gelijk die blinde, die de menschen zag als boomen wandelende. Al was het nog maar als Lazarus, toen hij door Uwe almacht geroepen was tot het leven, maar de zweetdoek nog om zijn gelaat was gewonden. Heere, de oogst is zoo groot en de arbeiders zijn zoo weinige. Die bede wake op bij Gods Kerk. Zij loope den troon der genade aan om predikers, die Christus verkondigen, zooals Johannes Hem aanwees; Zie het Lam Gods. En die uitroep moet iets wakker roepen van de bewondering, die het Lam hierboven bij de verloste schare wekt, en het lied des Lams doet aanzwellen als een machtig bruischende stroom, om te worden een zee van lof. Konden wij Hem toch eens naar waarde aanprijzen en verheerlijken. Hoe langer ik mijn goddelijken Meester en zondenvernieler, wetsvolbrenger en biddende en dankende Hoogepriester ken, hoe dierbaarder Hij mij wordt. De eeuwige liefde woont tusschen Zijne oogen. Wie zou U niet vreezen. Gij Koning der heidenen, want het komt U toel
De zondaar heeft Hem noodig, zal hij behouden worden en de geredde ziel om te volharden ten einde toe. Hij is de opstanding der dooden en het leven der opgewekten. Geef mij deze harp. laten mijn vingers de snaren toch nimmermeer loslaten. Ach, dat Hij nooit meer behoefde te klagen: Mijne duive, wat zijt gij koel jegens den Liefhebber uwer ziele. Dat Hij niemand met smart behoefde te verwijten: Dit heb Ik tegen u, dat gij uwe eerste liefde hebt verlaten! De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken is, dat wij hebben zoodanigen Hoogepriester, die gezeten is in den troon der majesteit Gods. Spreekt gij uit de innerlijke begeerte naar Hem, goed van dezen Koning? Aanschouwde uw oog Hem in liefde? Kom, laat u met God verzoenen door Hem. De zee van Zijn bloed is genoegzaam om uwe zonden af te wasschen. Zijne verdiensten overvloedig om u eeuwig rijk te maken. Maar... Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. De Heilige Geest make u daarom, wat gij zijt voor God, óók voor uzelven.
Des anderen daags wederom stond Johannes en twee uit zijne discipelen, en ziende Jezus daar wandelende, zeide hij: zie het Lam Gods.
Hebt gij gisteren van Hem mogen spreken, omdat gij Hem zaagt? Ook vandaag is Hij een gepast onderwerp voor uwen lof, kinderen des Heeren. Dan geeft de Heere ook wel geschikte hoorders voor dit verheven onderwerp, dat zelfs de engelen in den hemel bekoort. Hij zij de eerste bij het ontwaken in uwe gedachten en hart en met Zijn nachtkus geve Hij u te gaan slapen. Want Zijne uitnemende liefde is beter dan wijn.
Een verheven aangrijpend schouwspel doet zich hier aan ons voor. Wij zien den bruidswerver Johannes den Dooper en den Bruidegom bij elkander. Hoe wordt nu het woord van den aartsengel Gabriël bij de aankondiging zijner geboorte vervuld: en u zal blijdschap en verheuging zijn en velen zullen zich over Zijne geboorte verblijden. Want Hij zal groot zijn voor den Heere, en Hij zal velen der kinderen Israëls bekeeren tot den Heere hunnen God.
Zie hem daar staan in den geest en de kracht van Elia. Merk daarbij op, hoe hij hier, zoodra hij het Lam ziet, teeder wordt en in zijn forsche stem ontroering doorklinkt en zijn hart wordt bewogen als van een kind. Neen, hij predikte geen godsdienst voor den natuurlijken mensch geschikt en aantrekkelijk. Maar als hij met zijne discipelen Jezus ziet, wijst hij onmiddellijk op Hem, vol teeder verlangen ze aan Hem over te dragen, omdat ze bij Hem behooren. Johannes was de morgenster van den evangeliedag. Van degenen uit vrouwen geboren, was geen grooter dan Johannes de Dooper, maar hij was eene ster, die ondergaat, als de zon is opgegaan in al haar luister. Hij acht zich niet waardig den riem Zijner schoenen te ontbinden, ook al was dit het werk van een slaaf.
Toch had deze Johannes discipelen. Lees maar onze text en denk aan de vraag der Farizeërs, later gesteld aan den Heere Jezus: Rabbi, waarom vasten de discipelen van Johannes veel en vasten uwe discipelen niet? Leg tegelijk dat punt vast in uw geheugen, dat Johannes' discipelen vastten. Het is van belang er op te letten.
We moeten dus wel onderscheiden tusschen een nieuwsgierige of zelfs leergierige schare hoorders, die telkens Johannes omringde en zijn eigenlijke discipelen. Dezen dag staan er twee vlak bij hem. Johannes met twee van zijn discipelen.
De vraag kan niet worden onderdrukt: discipelen van Johannes, wat waren dat toch voor menschen? Laten we de gegevens der Schrift raadplegen om het te bepalen. Uit den aard der zaak doen we dit slechts beknopt in dit verband.
De engel Gabriël had voorzegd, dat Johannes den Heere zou bereiden een toegerust volk. En nu kwam Johannes plotseling voor den dag bij den Jordaan en predikte tot dat doel: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Deze eisch was gegrond op een machtig heilsfeit. Hij kwam met de stem der wet, gesteund door de belofte des Evangelies. Hij tastte oude vormen aan. Hij wijst er op. dat nu de heilstijd gaat aanbreken vanouds den vaderen toegezegd. Dit Koninkrijk heeft in de hemelen zijn oorsprong en komt onder Christus nabij op de aarde. Nu komt de Koning van het Rijk Gods in wien het zijn middelpunt heeft. W a t deed Israël naar het vleesch? Het zocht dit Koninkrijk in aardschen vorm en van aardsche gedaante. Het staarde niet op dit Rijk zooals de profeten het hadden gedaan. Hun hart ging niet uit naar dat Koninkrijk en dien Koning. Zij verwachtten een aardschen Messias, die hen zou groot maken.
Hun Messias was niets anders dan een politieke figuur, een wonderdadig leider, die aan de staatkundige droombeelden van een fanatiek Jodendom voldoening zou schenken. De Joden vonden zelfs 456 Messiaansche voorzeggingen in de Schrift. Benarde tijden zouden voorafgaan, de dusgenaamde Messiasweeën. Hij was de nationale held, de volksverheerlijker. Zeker, óók zou hij priester zijn, maar dat trad geheel op den achtergrond. Johannes predikte den ingang in dit hemelsche Koninkrijk alléén door waarachtige bekeering en hartsvernieuwing. Hoe vernietigend was deze prediking voor het bondsvolk, de kinderen des verbonds. Hoe moest het trotsche Jodenhart worden gekrenkt. Uw afstamming van Abraham zal u niet baten, maar veroordeelen. Treedt uit de bouwvallige veste en laat u overleiden in het Koninkrijk van den Messias, niet van de aarde, maar van den hemel; niet zienlijk, maar onzienlijk; niet tot één volk beperkt, maar universeel. Johannes had een diep inzicht in den aard van Gods Koninkrijk. Dit Koninkrijk fundeeren in de ziel was echter het werk des Geestes. Hij zou doopen met den Heiligen Geest en met vuur. Zoodra die Geest zou uitgestort zijn op den Pinksterdag, zou het Koninkrijk Gods op aarde zijn. Tot zoolang kwam het nog slechts nabij. Vandaar, dat ook de Heere Jezus zelf. de Koning van dit Rijk, toch zegt: het is nabij gekomen, gelijk Hij ook zijnen discipelen gebood dit te prediken. De hemelvaart van Christus bracht den overgang der twee bedeelingen. Dus discipelen van Johannes werden geleid tot den Christus en kwamen zoo in het nabij gekomen Koninkrijk Gods. Zij toonden op allerlei wijze, dat nog slechts een gering inzicht der waarheid hun deel was en het borgwerk van Christus nog veelszins verborgen. Doch dit alles kan ons thans niet bezig houden. W i j vragen nu opnieuw: wat waren het voor menschen die discipelen van Johannes? Bekeert u, zoo klonk de boetebazuin van den Dooper. Zonder bekeering kon niemand ingaan in het nabijgekomen Koninkrijk Gods. Zoo is het ook heden met het ingaan in het gekomen Koninkrijk Gods. De Geest is uitgestort in Gods gemeente.
Maar niemand kan ingaan zonder waarachtige bekeering. Zonder wedergeboorte. W e kunnen nu niet nader ingaan op de bijzonderheden van de prediking van Johannes, vergeleken met die der profeten. W i j leggen er nadruk op, dat zij daarbij aansloot, doch tevens verder ging in verband met den stand van het Godsrijk, gelijk die van de apostelen weer aansloot bij die van Johannes, doch verder ging, omdat Gods gemeente na Pinksteren een eigen karakter verkrijgt, ingeleid in de waarheid en verrijkt met eene geestelijke kennis, die tevoren haar deel niet was. En die Geest kon pas worden uitgestort, nadat Jezus verheerlijkt was aan de rechterhand des Vaders. De eerste stralen van den nieuwen dag breken door de donkere wolken, dat ook heidenen kunnen worden bekeerd. Uit steenen kan God zich Abraham kinderen verwekken. Door bekeering werd thans een Israëliet losgemaakt, in beginsel, uit eigen volksverband. Doch dit punt laten wij nu maar rusten, om op te merken, dat, terwijl Johannes den eisch der bekeering predikte, de Heilige Geest haar werkte in de harten van de gegevenen aan den Zoon, zoodat zij verslagen werden in het hart. Hij ontdekte aan ongerechtigheid. Hij wekte heilzame vreeze voor den dag des oordeels, want de prediking der bekeering ging gepaard met de bekendmaking van het gericht. Wiens wan in Zijne hand is en Hij zal zijnen dorschvloer doorzuiveren en zijne tarwe in zijne schuur verzamelen, maar het kaf zal Hij met onuitblusschelijk vuur verbranden. De bijl ligt ook aireede aan den wortel der boomen!
Zelfveroordeeling, buigen en bukken onder God werd geboren. Armoede van geest en zielsverlangen naar genade werd in het bevend gemoed geboren; afkeer van de zonde en honger naar de gerechtigheid. Alles was nog gehuld in een wolk van vrees en ontzetting, gemengd met wettische dienstbaarheid, maar toch kwamen ze bevende voor Gods aangezicht vol zelfveroordeeling. Zoo klopten zij aan de deur van het nabij-gekomen Koninkrijk. Er is echter meer te zeggen van deze discipelen van Johannes.
Het waren menschen, die uitzagen naar het heil, dat'werd verkondigd en aangeboden. De dorst naar verzoening en de trekkende kracht des Evangelies werd gekend. Zoo kwamen ze nu tot Johannes om gedoopt te worden. Gedoopt met den doop der bekeering tot vergeving der zonden. De Farizeërs en andere lieden, die geen verbrijzeling des harten kenden, werden teruggewezen met de geeselroede van het scherpe woord des Doopers. Maar de lieden, die door schuldbesef waren gebroken en door zondesmart verslagen, werden door Johannes vriendelijk ontvangen en gedoopt in den Jordaan. De doop der bekeering tot vergeving der zonden. En ze kwamen tot de wateren van den Jordaan met een zalige hope op den Christus en het werk der verzoening. Zijn Rijk was hun een rijk van vrede, rechtvaardigheid en blijdschap geworden. Ze werden gedoopt in de belofte der vergeving. Ze zagen uit als wachters naar den morgen, den morgen, ach, wanneer?
Tot het bondsvolk komt Johannes met de prediking: gij moet worden gedoopt, om in het Rijk van den Messias te komen en niet, zooals gij meent, de heiden om tot Israël te komen. Immers, de Jodengenootendoop kende Israël zeer wel, waardoor een heiden werd ingelijfd in Israël. Neen, zegt Johannes, de besnedene, de paaschganger, de ceremonieel reine moet gedoopt. Om dien doop te ontvangen moest hij stad en tempel verlaten en uitgaan naar de woestijn, de plaats der onreinheid, beeld van het eigen onreine hart.
Johannes doopte in Hem. die komen zou en de zonde zou verzoenen. De apostelen in Hem die gekomen was. Zoo kenden de discipelen van Johannes, die door den Heiligen Geest waren bearbeid, de vergeving der zonden in den toegezegden Messias, doch de verzoening behoefde nog nadere toepassing aan hunne zielen.
W i e dit alles uit het oog verliest en zonder meer gaat toepassen op het heden miskent de ontplooiing der godsopenbaring. Discipelen van Johannes, begenadigde menschen, hongerende naar de gerechtigheid, vergeving smakende in de belofte en nadere toepassing begeerende. Het Koninkrijk Gods, dat komende was met den Messias en gepredikt werd aan den boetvaardigen zondaar, ontsloot nog niet die zaligheid voor de zielen, die thans door de prediking van het gekomen Koninkrijk, den gekomen en verheerlijkten Christus, brengt door de werking des Heiligen Geestes, die zich in Zijne bediening aansluit bij den gang van Christus door de historie.
Maar op dat alles zou, om grondige behandeling te erlangen, meerdere afzonderlijke preeken vragen. Het opgemerkte is echter genoeg om onzen text te verstaan en de vraag te kunnen beantwoorden: wat waren dat voor menschen, discipelen van Johannes den Dooper.
Ze zullen hem weldra verlaten terwille van het Lam Gods. Dat is de begeerte van Johannes. Jezus neemt den kring van Johannes over. Nog op één zaak willen wij wijzen. Johannes gaf zijne discipelen, zijne leerlingen, onderwijs in het gebed. Heere, zoo vragen later de discipelen van Jezus, Heere, leer ons bidden, gelijk ook Johannes zijnen discipelen geleerd heeft. Zoo bereidde hij den weg voor den grooten Hoogepriester. De doop der bekeering tot vergeving der zonden snoerde het volk samen in eenigheid des gebeds. Zij verlieten Jeruzalem voor de woestijn, om straks bij Jezus te zijn. Die gedoopten waren geteekenden. Zij droegen het veld- en merkteeken van den komenden Koning. Ze kwamen voor Hem uit. Zijn stem werd reeds gehoord in een verslagen hart en verbroken geest.
Kent gij nu deze gestalte van de discipelen des Doopers? Nog is de wet een tuchtmeester tot Christus, nog wordt den armen het Evangelie verkondigd, nog verbindt Hij de gebrokenen van hart en richt Hij op de verslagenen van geest Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in der eeuwigheid.
Zijn er heden niet die bij deze discipelen kunnen worden vergeleken, ook al verliezen wij niet uit het oog, dat Hij is gekomen niet alleen, maar dat ook de Geest is uitgestort. Daarom kunnen zielen die werden bekeerd — en toch zeggen, dat ze bekeerd moeten worden — menschen die ingingen in hun eigen dood en zagen lichten het aangezicht van Immanuël, meer smaken van den Christus en Zijn werk dan de discipelen van Johannes konden smaken en genieten. Maar de verzoening, die wordt begeerd en bij oogenblikken in beginsel genoten, moet worden toegepast, zal zij doen smaken den vrede met God, die alle verstand te boven gaat. Bange twijfel kan de ziel weer aangrijpen, omdat de verzoening in Christus niet is toegepast aan het hart, ook al is zij geopenbaard. Deze zielen zijn niet tevreden, omdat zij wel eens mogen hopen; het zijn geen groote-kleintjes, een soort dwergreuzen, die in hun eigengerechtigheid zich vermaken. Zij kunnen niet zeggen: de Heere komt op Zijn tijd! Neen, zij zien uit en inmiddels waren zij afgebroken tot de fundamenten toe, opdat Gods Zoon in hen geopenbaard worde en zij gedoopt worden met den Heiligen Geest en met vuur. Gedoopt in den dood van Christus, zullen zij opkomen en uitroepen: Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.
Dat zijn nu discipelen van Johannes voor het heden. En de vriend des Bruidegoms die staat en de stem des Bruidegoms hoort, begeert hen te leiden in de handen van Jezus, gelijk Johannes. Want met den apostel zegt hij: Ik ben zeer begeerig over u met eenen ijver Gods, om u aan éénen man voor te stellen als eene reine maagd, namelijk aan Christus. Wij begeeren hen niet op te bouwen in hun gestaltelijk leven, evenmin geloofsrfenschen van hen te maken, wat hen niet zou baten, maar schaden, doch wij verlangen in woord en gebed aan den troon, dat ze in bezit komen van des Vaders Zoon. Daarom kunnen zij niet genieten in een kenmerkenprediking, die feitelijk bouwt buiten Christus, evenmin in eene harde wetsprediking zonder den liefelijken naam van Christus. Zij hebben besneden ooren en luisteren nauw, als die van God zijn geleerd. Zij roemen niet, dat zij al wat zijn en kunnen, evenmin rusten zij in het feit, dat zij veel missen. Kom, mijn hart is tot u uitgebreid. Hij maakt eerlang gansch Israël eens vrij van ongerechtigheden, zoo doe Hij ook aan u! Maar gij zult moeten leeren, dat God een afgesneden zaak doet op aarde. God rechtvaardigt om niet, door de verlossing, die in Christus Jezus is.
Johannes leidt af van den mensch en zichzelven wijzende op Jezus, Zijne discipelen, die heilbegeerig gemaakt, verbroken, geloovig verlangen naar het in uitzicht gestelde heil, wijst hij de deur naar den stal der schapen.
En ziende Jezus daar wandelende, zeide hij: Zie het Lam Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 januari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Zie het Lam Gods I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 januari 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's