Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus predikend aan het kruis IV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus predikend aan het kruis IV.

(Tweede Kruiswoord.)

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 19 vss. 25.—27. En bij het kruis van Jezus stonden zijne moeder, en zijner moeders zuster Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena. Jezus nu ziende zijne moeder, en den discipel, dien Hij liefhad, daarbij staande, zeide tot Zijne moeder: Vrouw, zie uw zoon. Daarna zeide Hij tot den discipel: Zie uwe moeder. En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis.

Jezus nu, zoo leidt Johannes ons weer op tot Hem, die ook zijn leven was, Jezus nu, ziende zijne moeder... Is Hij niet geheel afgetrokken van zijne discipelen? Had Hij niet genoeg aan eigen lijden en smart? Neen, want Hij lijdt geen smart voor zichzelven, maar voor anderen, voor Zijn smartekinderen draagt Hij toorn en vloek aan het kruis.
Had Hij de Zijnen vergeten en alleen aan zichzelf gedacht, zoo zou Hij de kenmerken van den waren Borg en Middelaar niet hebben vertoond. Lees maar eens Psalm 22. Daar wordt ons onthuld welke overdenkingen Hij had aan het kruis, terwijl Hij zich volkomen bewust was, waartoe Zijne handen en voeten waren doorgraven. De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden, zoo hooren we daar spreken. Hij is bezig den Evangeliemaaltijd te bereiden, de tafel toe te richten. Van U zal mijn lof zijn in eene groote gemeente. Hij zal des Vaders naam vertellen in het midden Zijner broederen. Zoo zag Hij aan het kruis het wenken der kroon. De verademing zijner ziel was de eere, die Hij zijnen Vader toebracht en de zaligheid, die Hij den gegevenen des Vaders verwierf. Zijn denken en dragen is wel vervuld met den last van Gods toorn, en de aanvallen der hel, want de last is zwaar en het rumoer der hel is als van tierende honden. En zie hoe Hij ook kleine belangen verzorgt in dit bange uur. Hij gedenkt Zijner moeder en draagt Johannes op voor haar te zorgen.
Toch zouden wij verkeerd doen dit kruiswoord uit te nemen uit het geheel en het te behandelen onafhankelijk van het kruis. W e mogen Maria en haar smart niet in het middelpunt plaatsen van onze overdenking, want dan beleedigen we den gekruisten Christus. Het moet ons ook hier te doen zijn om het borgwerk van Jezus. Het gaat ook niet aan te zeggen, dat het eerste kruiswoord is gesproken door Jezus als Zone Gods en dit als zoon des menschen, die zorg draagt voor Zijn nagelaten betrekkingen. Zoo mag geen onderscheiding wórden aangebracht tusschen Zone Gods en zoon des menschen.
Ook in dit kruiswoord moet het kruis voor Hem zijn, het kruis des vloeks. De vraag komt van zelf op: waarom bezorgt Hij Zijne moeder pas hier? Hij had toch rustig gesproken over Zijn dood en begrafenis? En omdat Hij wist dat Hij zou opstaan, had Hij het toch drie dagen later ook kunnen doen!
Zouden wij iets naders kunnen zeggen over de beteekenis van dit kruiswoord als licht verspreidend over den lijdenden Borg, het Lam ter slachting geleid?
Bij het kruis, zoo merkten we de vorige maal reeds op, stond een geheele familiekring. De moeder van Jezus, Maria; Salomé, zuster van Maria, de moeder van Johannes en Jacobus; Maria, de vrouw van Klopas, die weer een broeder was van Jozef, den man van Maria; en dan Maria Magdalena. Verschillende familiebanden zijn hier vertegenwoordigd. En dan lezen wij nog in Lucas 23 : 49: Al Zijne bekenden stonden van verre. Hij maakt eigenlijk hier de banden van verwantschap los, die Hem aan Maria bonden en brengt haar onder het gezag van den apostel Johannes. Hij gaf stervende bevel van Zijn huis. Hij geeft bevelen aan het kruis aan Maria en aan Johannes. Hij zal de gewonde moeder heenzenden naar het huis van den geliefden discipel. Maar ook hier handhaaft Hij Zijne ambten, terwijl Hij zich verbergt in Zijn lijden aan het kruis.
Hij noemt haar niet moeder, maar vrouw. Hij doet nu afstand van den aardschen band voor eeuwig. Maria wordt zoo op haar plaats gezet. Zij is een lid van het lichaam der Kerk. Had Rome dit verstaan, zij zou niet vervallen zijn tot Mariavergoding, noch hare betrekking in den tijd overgebracht hebben in de eeuwigheid. Maria krijgt geen eerestoel, doch verkeert in het groote huisgezin van den grooten Davidszoon, wiens zaad eeuwig zal zijn. In de Handelingen wordt eerst gesproken van de apostelen en dan pas van Maria en de broeders des Heeren. De apostelen krijgen eene eerepositie in het Koninkrijk Gods. Het natuurlijke heeft nu afgedaan. Maria is geroepen tot een bijzonderen dienst op het terrein der natuur, zij was gezegend onder de vrouwen, maar de betrekking des vleesches tot dezen Zoon houdt nu op voor eeuwig. Juist aan het kruis! De orde der eeuwigheid ontleent hare rangschikking niet aan die van den tijd. De levensboom der nieuwe menschheid is niet gelijk, zelfs niet gelijkvormig aan den Adamietischen stam met zijne vele takken. In de eeuwigheid zal ik niet staan in de rijen der zaligen naast mijn vader, noch hem als vader begroeten in de straten van het Nieuwe Jeruzalem, maar de plaats innemen van eeuwigheid door den Heere bepaald, naar de orde der genade. En God zal zijn alles en in allen. Zoo is Jezus hier profetisch werkzaam aan het kruis in zelfverberging lijdend. Jezus leidt haar over van den natuurlijken band met Hem naar de mystieke unie met Christus. Hij neemt de gestalte van haar Jezus weg. opdat Christus alleen overblijve. Hij laat de moeder los en met Pinksteren hooren wij niet meer van haar, gaat zij geheel op in de Kerk, begiftigd met den Heiligen Geest.
De priester in Gods Huis wijst ieder eigen plaats. Johannes zal zorgen voor Maria. Ja, zoo is Hij ook aan het kruis Koning. Hij beschikt over Maria en over het huis van Salomé en haar zoon Johannes. Hij eischt op, wat Hij opeischen wil. Hij is Koning ook aan het kruis. Let maar eens op, hoe Hij met Johannes handelde. Hij riep hem van achter het vischnet. Zoo beroofde Hij Zebedeüs van een zoon om te helpen visschen. Volg Mij en hij verliet het schip en volgde Jezus. Hij zei tot Salomé hier: vrouw, zie niet op uwe zuster, en tot Johannes: zie uw eigen moeder voorbij en volbreng mijn opdracht. W i e vader of moeder lief heeft boven Mij, is Mijns niet waardig. Laat toch Jezus Koning mogen zijn. Hier ben ik. Heere, want Gij hebt mij geroepen.
Salomé diende Hem van hare goederen, zoo legde Hij beslag op hare middelen. Hij heeft hare kinderen en haar geld opgeëischt. Hij moet die zonen hebben. Visschers in de zee blijven er genoeg, maar visschers van menschen zijn schaarsch. Zalig daartoe te worden geroepen. Ja, dan belijden en beloven wij bij het kruis: ik heb alles om niet ontvangen, ik geef het om niet als Gij het vraagt. Aan het kruis blijft Hij Zijn rechten, om op te eischen wat Hij wil, handhaven. Hij is Koning. Zoo schittert in Zijn bangste lijden toch Zijne heerlijkheid uit. Johannes zal eer voor Maria, dan voor zijne moeder zorgen. Zie, Hij stelt heilige orde, vraagt overgegeven liefde en trekt de grondlijnen voor de ordening der nieuwe gemeenschap, die zal geboren worden uit Zijn bloed. Zoo scheidt Jezus zich van allen, die Hem lief zijn om te gaan in den dood, omdat Hij alleen lief had met die liefde, die geen vleesch kent, noch kennen mag.
Zoo hing Hij aan het kruis der schande en geeft koninklijk bevelen, onderwijst als profeet en oefent priesterlijke barmhartigheid. Zoo wordt Hij volkomen geïsoleerd. Gansch alléén te sterven, van allen en alles ontdaan, om alleen voor God te staan in het gericht! En toch niet alleen, want Hij draagt allen, die de Vader Hem gaf, op Zijn Middelaarshart. Toch mogen wij ook niet vergeten, dat Hij in alles verzocht is geweest als wij, opdat Hij een barmhartig hoogepriester zou kunnen zijn. Dat zien wij ook hier aan het kruis in Zijn laatste beschikkingen. Hij is de ware Messias. Hij is de Borg. die in de plaats der Zijnen staat om Gode het rantsoen te betalen.
We zeggen dus niet: om het groote werk vergeet Hij de zorg en de droefheid niet van den enkele, maar in het groote werk is de zorg voor den enkele opgesloten en door het groote werk moet Hij ook dit verrichten, dat het vleesch wondt en Hem afzondert in den dood. Had Hij in den hof als waarachtig mensch niet gebedeld bij de discipelen: Waakt met Mij. Hier gaat Hij niet meer spreken om te zeggen: Denk immer dat ik uw zoon was, houd uw kind in gedachtenis, maar hier spreekt Hij: Ik ben uw zoon niet meer. Ik heb uw natuur geleend om te kunnen sterven. Ik ben nooit in den gewonen zin uw zoon geweest. Reeds toen Hij, twaalf jaren oud, mee opging naar den tempel, had Hij gezegd: Vrouw, wist gij niet, dat Ik moest zijn in de dingen mijns Vaders? Nu wordt ten volle het feit, dat Hij de onpersoonlijke natuur aannam geopenbaard, dat Hij aller natuur zou dragen, in het licht gesteld. Zoo gaat Hij sterven. Zoo is Hij dan vleesch en been van allen, die tot het vrouwenzaad behooren en gaat niet als Maria's kind, doch als mijn broeder in den dood. Boven de posten van de deuren van ons hart is het bloed van dit Lam aangebracht en als het verderf naderkomt, wordt een halt toegeroepen: Hier is de eerstgeborene dood, zie maar naar het bloed. Zoo krijgt dit kruiswoord een diepen zin, zuiver verstaan uit de borgtocht van het zaad der vrouw. Hier is dus Kruisevangelie in een woord, dat slechts familieaangelegenheden scheen te regelen.
In dit alles is Hij den Vader gehoorzaam, want ook nu deed Hij niets, wat Hij den Vader niet zag doen. Uit de kracht van dit Borgwerk is het alleen mogelijk alles prijs te geven en van harte te beamen en te beoefenen: W i e niet haat vader en moeder, ja, eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. Christus zorgt voor zijne moeder, doch... hangende aan het kruis, dat wil zeggen in den weg, dien de Vader Hem wees. Ach, van nature willen wij zorgen buiten Gods weg, willen wij het kruis ontloopen, maar neen, zorgen alleen in den weg onzer roeping, zal gezegend zijn. Zorgen uit de kracht van het kruis in gemeenschap met Zijn lijden.
Het sprak met teere liefde. Smarten des lichaams folterden Hem, versmaadheden scheurden zijn hart vaneen, gruwelijke godslasteringen doorsneden zijn bang gemoed. Hij worstelde met het gansche rijk der duivelen... ja met den eeuwigen dood bond Hij den kamp aan. Toch verhinderde Hem dit alles niet ook dit deel Zijner roeping te volbrengen. Ik ben gewoon in bange dagen mijn benauwdheid Hem te klagen. Hij toch, die de ellenden ziet, hoort mij en verstoot mij niet. Het is Hem nooit te veel naar de stem Zijner duive te luisteren, ook als ze eenzaam kwijnt. Hij is nog heden dezelfde barmhartige Hoogepriester. Hij bekent nog de smarten Zijns volks. Hebt gij Zijne goedwilligheid ooit beproefd? Kent gij Hem aan het kruis in Zijn versmaadheid, in Zijne teedere barmhartigheid, maar zóó, dat Hij toch het vleesch niet ontziet?
Van het kruis richt zich Zijn oog naar beneden en Hij ziet Zijne moeder en den discipel, dien Hij liefhad staande bij het kruis.
Kent gij dit oog? Zie eens goed naar Hem. Zijn oog was rood gekreten. Maar tusschen Zijne oogen woont de eeuwige liefde. Zie, dat oog zag ons eenmaal, toen wij Hem niet zagen noch zochten en Hij ging ons na. Dat oog zag ons, toen wij vertreden lagen in ons bloed en niemand zich onzer ontfermde. En nu met de kracht, gelegen in Zijn kruisdood, zegt Hij: „Mijn oog zal op u zijn."
Hij zag ons als het verloren schaap en zocht ons met een oog van liefde. Hij zag ons van eeuwigheid in onze ellende en stelde zich beschikbaar om het volk van Gods keuze te verlossen en Zijne ziel tot een rantsoen te stellen. O, dat zien des ontfermens! Dat zien der genade. Hij zag hier met een oog, betraand door den zwaren rook van Gods toorn. Hij zag... zijne moeder en den discipel, dien Hij lief had. Hij weet het wel, dat zij een kleinen tijd Hem niet zullen zien en diep bedroefd hun weg zullen gaan, mede omdat zij niet verstonden de Schriften. Maar Hij zal verrijzen en den dood verslinden tot overwinning en hunne droefheid zal in blijdschap veranderd worden. Maar, dat zal toch het begin zijn van een gewijzigde verhouding. Hetgeen aan familiebetrekking bestond houdt op. Ook Maria zal jubelen in het kruis, dat nu het zwaard is, hetwelk hare ziel doorboort. Ook Johannes zal niet meer rusten aan Zijn borst, gelijk hij nog pas mocht doen aan den Paaschdisch. Het zal een kennen en liefhebben zijn enkel in den geest door het geloof.
Johannes noemt zich ook hier: de discipel, dien Jezus lief had. Vijf maal vinden we die uitdrukking in zijn Evangelie. Niet zijn eigen arme rijke liefde tot Jezus is zijn roem, doch de liefde van Jezus tot hem. Hij heeft ons eerst lief gehad. De bijzondere verhouding van dezen discipel tot den Meester doet niemand te kort. Hier is trouwens geen reden tot afgunst. Immers de genade blijft steeds vrij in hare bedeeling. Wie genade bedilt, zal zeker door God worden gestraft, die Zijn eer niet laat verkorten. Johannes vergeet zichzelf in den Meester. Zalig dit schaap, dat verdwijnt in den grooten Herder der kudde. Johannes verbergt zich en gaat schuil achter Hem, die hem zoozeer bemint. De liefde van Zijn goddelijken Meester is wel een sluier, maar dan een lichtsluier. Geen wonder, dat Johannes zich zoo thuis gevoelt in dezen naam. De liefde van Jezus is de wortel en de bron zijns levens bij uitnemendheid. Hij dringt gaarne door tot de kern der zaken en steekt gedurig af naar de diepte. Hij heeft ons het verstand gegeven, opdat wij den Waarachtige kennen en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijnen Zoon Christus Jezus. Hij kende een leven van zeer verborgen verkeer. Daarom kreeg hij bijzondere opdrachten en onderwijs. Hij mocht blikken tot in de diepten der eeuwigheid. Hij zal het Nieuwe Jeruzalem zien nederdalen van God uit den hemel, gelijk eene bruid, die voor haren man versierd is. Johannes staat dicht bij Paulus; dichter nog dan bij Petrus. Hij was bijzonder hemelschgezind. Jezus zag hem en Maria. Zag Hij dan ook die andere vrouwen niet en de bekenden, die van verre stonden? Zeer zeker. Hij ziet ze allen, altijd en overal, die voorwerp zijn van Zijn herderszorge en die Hij draagt op Zijn herdershart. Zijn oog is op de gansche kudde geslagen aan het kruis.
De Heere Jezus wil niet, dat Maria alléén blijft staan, nu Hij zich als zoon van deze moeder heeft ontdaan. Hij wilde, dat zij een hart zou hebben, dat haar begreep. En ook voor Johannes wilde Hij iets van die liefde vermaken, die Hij gevoelde, toen hij zijn hoofd boog tegen Jezus' borst. Hij kan nog wonderlijk bij elkander brengen wat bij elkander behoort op den vaak donkeren en moeilijken levensweg. Ze stonden bij het kruis van Jezus vlak bij elkander. Daar verleende de Heere Jezus zijn opdracht. Ze zouden elkander kunnen verstaan als geen andere twee. Hun bijzondere betrekking tot Jezus bracht hen bijeen door Hem, die stervende Zijn beschikkingen gaf aan deze twee.
Vrouw, zie uw zoon... zoon, zie uwe moeder.
Hij spreekt hen aan niet in overweeke gevoeligheid, maar met kalme rust, als een, die midden in Zijn smarten toch volkomen zeker is van Zijne zaak. Zie, zij blikken op tot Hem, die hen lief had en voor hen ging sterven. Ook in dit woord is de stervende beknopt en zakelijk. Voor veel spreken is het nu den tijd niet. Er is haast bij de zaak van heden af te doen en toch doet Hij het met verheven rust temidden van stervensnood. Vrouw, zie uw zoon... De toon van Zijn stem heeft heden een bijzonder accent. Hij deed zeker in Maria's hart iets indalen van hemelsch licht en vertroosting in deze, voor haar zoo bange, ure, bij het kruis van den grooten Zoon, die toch ook haar zoon was, dien zij had gedragen onder het hart. Hij zorgt teeder voor een verzorger en zielevriend. Tevens zorgt Hij ervoor, dat zij het laatste deel van den kruisdood niet meer meemaakt. Dan is zij in Jeruzalem in het huis van Johannes.
Vrouw, zoo noemt Hij haar! W e hebben er reeds op gewezen, wat hiervan de zin was. Voor Maria was het niet ionder voorbeeld, want reeds vroeger had Hij haar aldus toegesproken, toen zij wilde indringen in Zijn werk als Messias.
Men heeft gemeend, dat Hij haar vrouw noemde, om de aandacht niet op haar te vestigen met het oog op de vijanden, opdat men haar niet zou betrekken in den smaad en spot naars zoons. Ook wel heeft men gezegd, dat Hij haar, dooi het woord moeder in deze oogenblikken te gebruiken, nog dieper zou hebben gewond. Doch wij moeten ons houden aan den diepen zin van Zijn handelen. Hij wil haar afleiden, ja, losmaken van haar moederschap en opleiden tot Zijn Zoonschap. Hij onderwijst haar, terwijl Hij haar bezorgt. Zijn woord was dat eens konings, die te gebieden heeft. Hij vergeet echter volstrekt niet hare bijzondere nooden, die juist door zijne aanspraak scherp worden afgeteekend. Deze moeder verliest in gansch eenigen zin haar eenigen zoon, die alleen haar Zaligmaker blijft. In deze bijzondere nooden wil Hij genadig voorzien. Hij weet, hoe zwak van moed de Zijnen zijn. De mensch in zijne zwakheid heeft den mensch noodig en naast het harte Gods ook tenminste één menschenhart op aarde, waarin hij het zijne kan uitstorten en waarop hij rekenen kan. Gij nu, o mijne schapen, gij zijt menschen, maar ik ben de Heere uw God.
Aan het kruis betoont Hij zich de barmhartige Hoogepriester, die kan medelijden hebben met de zwakheden der Zijnen. In kinderlijke, ja vaderlijke voorzorg wil Hij die leemte in haar leven aanvullen, voorzoover dit dan mogelijk is. Johannes zal haar als een zoon ter zijde staan en als een moeder eeren. Zie hier den discipel, die aan mijn boezem lag. Ik geef hem u tot een steun in uw leven. Een verwante ziel, die voor u zal zorgen en bovenal u zal verstaan in uw diepste levensroerselen. Gelijk Hij toen deed, doet Hij nog. Hij brengt menschenzielen bijeen. David heeft nog zijn Jonathan. Hij voorziet in de bijzondere nooden en behoeften van armen en ellendigen, van eenzamen en veriatenen. Hij zal zorgen, eiken morgen en eiken avond is Zijne trouw weer nieuw. Hij heeft gezegd: Ik zorg voor u. Ik ben bij u, Ik zal u aanzien. Wentel uwen weg, ook als hij voert langs afgronden van smart, op den Heere. Hij zal het maken. Hij zal niet laten verzocht worden boven vermogen en met de beproeving ook de uitkomst geven. Hoe koninklijk beschikt Hij aan het kruis over alle dingen. Hij, die berooid is van alles, gefolterd en bespot, heeft het beschikkingsrecht over de liefde der Zijnen. Wij weten wel, dat over een hart niemand kan beschikken dan hij die de liefde van dat hart bezit. Zoo mag Johannes zijn plaats innemen ten opzichte van Maria.
Zie uwe moeder. Vrouw, zie uw zoon. Zoo wijst Jezus met Zijn oog, op Johannes blikkend, naar Maria. Het wil natuurlijk niet zeggen: Vrouw, zie naar Mij, Uw zoon, wat er wel eens van gemaakt is. Het gaat over Maria en Johannes. Geld of goed kan de Heere Jezus Zijnen verwanten niet nalaten; Zijn eenige bezit is door de soldaten onder het kruis verloot, den rok zonder naad. Toch laat Hij hen eene groote erfenis achter. Hij maakt hen erfgenamen Gods en medeerfgenamen van zichzelven. Zulk een erfenis is er maar één. We hebben schuld en vloek geërfd van onzen eersten vader Adam en onreinheid erfden wij van onze ouders. Hier is nu Jezus aan het kruis, die de erflating van Gods liefde bekrachtigd met zijn zoendood en het testament verzegelt met Zijn hartebloed.
Maria en Johannes bij het kruis; Jezus aan het kruis. Aan het kruis maakt de Man van smarten Johannes tot verzorger van Maria; hij wordt haar ten zoon en zij wordt hem tot moeder. Hij geeft wat met geen schatten te koop is: liefde van een Johanneshart en daarin eigen liefde. Hij wist ook wel, dat Johannes meer welgesteld was dan anderen van de discipelen.
De zonen van Zebedeüs hadden een eigen schip gehad en waren meer bemiddeld. Dit blijkt ook hieruit, dat hun moeder Salomé behoorde tot de vrouwen, die Jezus volgden en Hem dienden van hunne goederen. De Heere schikt alle dingen naar Zijn wijzen raad. Zijns is het goud en zilver en het vee op duizend bergen.
Maria heeft de opdracht en gunst haars Zoons verstaan en aanvaard, evenals Johannes. Hij mengt een zoete druppel in hun levenskelk, die veel bitters inhield. Het is Johannes geen last, maar een lust en een eere deze opdracht te mogen vervullen. Uit Jezus' hand ontvangt de zoon de moeder en de moeder den zoon. Natuurlijk behoeven wij niet te zeggen, dat deze verhouding als van moeder en kind geen afbreuk deed aan de liefde en zorg, die Johannes zijn eigen moeder Salomé bleef toedragen. Het behoefde ook geen afgunst op te wekken, want ook de moeder van Johannes werd geëerd in de eere haars zoons en deelde in de liefde, aan hare zuster Maria bewezen.
In de stad Gods behoorde geen plaats te zijn voor twist en nijd, afgunst en hoovaardij. Daar behoorde men den wil des Heeren niet te bedillen. Zij leven daar allen van vrije gunst en liefderijk erbarmen. W i e is mijn moeder en wie is mijn broeder of zuster, dan die daar doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is, zoo sprak Jezus. W i e van u de meeste wil zijn, die zij aller dienaar.
En van die ure nam de discipel haar in zijn huis.
Johannes leidt terstond Maria weg van het kruis van Golgotha naar Jeruzalem in zijn huis. Straks komt hij weer alléén terug. Hij deelt ons toch mede in zijn Evangelie, dat hij gezien heeft hoe Jezus' zijde werd doorstoken: en er kwam bloed en water uit en die het gezien heeft, heeft het getuigd.
De legende verhaalt, dat zij nog 11 jaren samen hebben gewoond. Maria ging het eerst heen naar de plaats, die haar bereid was in het Vaderhuis met zijn vele woningen. In den grond der zaak werd Maria door Johannes bemind met de liefde haars Zoons. Hebt gij begeerte naar het voorrecht van Johannes en het deel van Maria? Wordt dan den lamme tot voeten en den blinde tot oogen. Johannes zag zich zeker door dezen plicht opnieuw aan het leven gebonden om ook hierin den raad Gods te dienen. Hij zorgt nog voor allen, als voor zijne moeder, die daar doet den wil des Vaders. Staande bij het kruis ontving Johannes zijn opdracht, Maria hare bescherming.
Luther stelde tot een zinnebeeld een kruis, dat voortkwam uit eene roos met dit omschrift:
Eens christens hart op rozen gaat,
Als 't midden onder 't kruise staat.
De ervaring van Paulus blijft waarheid: Gezegend zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, de Vader der barmhartigheid en de God aller vertroosting. Die ons vertroost in al onze verdrukkingen, opdat wij zouden kunnen vertroosten degenen, die in allerlei verdrukkingen zijn, door de vertroosting, met dewelke wij zelve van God vertroost zijn geworden. Want, gelijk het lijden van Christus overvloedig is in ons, alzoo is ook door Christus de vertroosting overvloedig.
Ja, de staf en het manna zijn hier bij elkander in de verbondsark gelegd.
Zijn er van onze lezers als een verlaten Maria, weduwen en weezen? De weduwe te Sarepta Sidonis ontving Elia op haar levensweg; de vaderlooze Mephiboseth kreeg David.
Hij is een Vader der weezen en een Rechter der weduwen, God in de woonstede Zijner heiligheid. Die nu waarlijk weduwe is en alleen gelaten, die hoopt op God en blijft in smeekingen nacht en dag. En de ware wees spreekt: W i j zullen niet rijden op paarden en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: gij zijt onze God, immers zal een wees bij U ontfermd worden.
En Hij beloofde aan veriatenen: Ik zal u geene weezen laten.
Uit het kruis van Christus verkrijgt de vermaning hare kracht: Hebt elkander vuriglijk lief met broederlijke liefde, en de God des vredes zal met u zijn.
Zoo gaat van dit kruis de prediking uit, dat Hij de Zijnen buiten en boven het verband der natuur bijeen vergadert tot een geestelijk lichaam, hen verbindend door de kracht van Zijn bloed.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Jezus predikend aan het kruis IV.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's