Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heeren der S.G.P. en de Godsdienstvrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heeren der S.G.P. en de Godsdienstvrijheid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was te voorzien, dat het afspringen van ons pogen met de S.G.P. tot eene overeenkomst te geraken, gevolgd zou worden door minder aangename verhoudingen. Indien er geene stemmen te verliezen waren, zou dit allicht zulk een vaart niet loopen. Doch dat is nu eenmaal het feit: Vele Hervormde Gereformeerden, die ten einde raad op de S.G.P. hunne stemmen uitbrachten, zullen dit thans niet meer doen. En in een verkiezingsstrijd is het altijd zoo geweest, dat zij, die eigenlijk bij elkander hooren, zich het felst tegen elkaar stellen. De S.G.P. geeft ons daarvan al een voorsmaak.
Het schijnt namelijk, dat Ds. Remme van Amsterdam te Alphen a.d. Rijn eene predicatie heeft gehouden, waarin hij naar aanleiding van de vergeefsche poging om de eenheid tusschen de S.G.P. en de C.N.A. tot stand te brengen, zich veroorloofd heeft een en ander te zeggen, dat naar ons oordeel beter gezwegen was. En dit te meer, omdat Ds. Remme niet behoort tot de S.G.P.. ook niet behoort tot de C.N.A.. maar een vurig antirevolutionair propagandist is. Hij had er dus persoonlijk niet mede van doen. Daarbij komt, dat het beter is, als men het Woord predikt, bij dat Woord te blijven.
Merkwaardig echter is nu, hoe Ds. Kersten in De B a n i e r van 3 Maart op die predicatie, waar schrijver dezes toch absoluut niets mede te maken heeft, reageert in een stuk, waarin bijzonder duidelijk de volstrekte juistheid wordt bevestigd van het verslag, dat wij van de onderhandelingen gegeven hebben. Er blijkt uit. dat bij de S.G.P. van meet af de onwil heeft voorgezeten om tot eenheid te komen. Als hetgeen daarin staat juist is, dan heeft Ds. Kersten er wel ooren naar gehad, maar waren er onder de leidende Heeren, die er anders over dachten. Zoo wordt in D e B a n i e r een verhaal gedaan van hetgeen er in den intiemen kring alzoo gezegd is. Allereerst blijken de Hervormde predikanten het felst gekant geweest te zijn tegen vereeniging. Of dat juist is, kunnen wij niet beoordeelen. Alleen gelooven wij zulks niet van Ds. Pop, die er beslist anders over dacht. Maar met de Hervormde predikanten, die als tegenstanders worden genoemd, waren er ook anderen. Zoo staat er in D e B a n i e r het volgende:

Op onze laatste Algemeene Vergadering vond het woord, gesproken door den oud-burgemeester van Workum, den heer C. E. Koetsveld, dan ook grooten bijval, toen deze waarschuwde tegen fusies, die hij nog gevaarlijker teekende dan coalities, en tegen een fusie met Prof. Visscher in het bijzonder, wiens geschil met de Antirevolutionairen tot openbaring was gekomen in de klacht, dat hij met de Hervormde richting door de Antirevolutionairen niet genoegzaam gewaardeerd is geworden. Ten rechte merkte deze oud-burgemeester op, dat Prof. Visscher nimmer Staatkundig Gereformeerd geworden is.

Die mijnheer van Koetsveld kent zeker anderen beter dan zichzelven. Anders zou hij zoo niet hebben gesproken over de motieven, die Prof. Visscher geleid hebben tot breken met de A.R. Maar daarin heeft hij gelijk, dat Prof. Visscher nimmer Staatkundig Gereformeerd is geworden. Natuurlijk niet, want om Staatkundig Gereformeerd te worden, moet ik eerst precies weten, wat dat beteekent. En zoodra ik wist, dat het Staatkundig Gereformeerde beginsel beteekent, dat men in dit land, in dezen tijd, tegen Godsdienstvrijheid zich moet verklaren, toen begreep ik, dat ik niet Staatkundig Gereformeerd was, en het ook niet zou worden, omdat dit, hoe trouw en consequent het ook moge schijnen, in strijd is met Gods Woord en met de leer en de practijk der Vaderen.
En hoe gegrond dit bezwaar is en met welk recht wij de Hervormd Gereformeerde menschen daartegen gewaarschuwd hebben, dat kan blijken uit datzelfde stuk uit D e B a n i e r , waarin tegen Ds. Remme te velde wordt getrokken. In plaats dat Ds. Kersten nu eindelijk overging tot eene wederlegging van hetgeen wij met de stukken hebben aangetoond, dat de Vaderen 80 jaar voor vrijheid van godsdienst hebben gestreden, dat zij dit gedaan hebben op grond van Gods Woord. krijg,en wij nu dit recept, dat duidelijk maakt, dat het aan redelijke argumenten ontbreekt. In stede van dit nu eerlijk te erkennen, zooals wij mogen verwachten van menschen, die voortdurend roepen over wat Gods Woord eischt, volgt nu D e B a n i e r de methode van hen, die zeggen: Och, onze menschen slikken het wel, als wij het met groot gezag onder aanroeping der Vaderen hun vertellen. Maar daarmede zullen toch ditmaal de Heeren der S.G.P. niet klaar komen. Zie hier wat er in D e B a n i e r staat:

Niettegenstaande het Hoofd-Bestuur volstrekt niet blind was voor de bezwaren aan een vereeniging met de partij-Visscher verbonden, heeft het, ik kan eerlijk zeggen, voortgestuwd door den voorzitter, alles wat maar mogelijk was, in het werk gesteld, om tot eenheid te geraken. De drang tot het zoeken van die eenheid lag vooral daarin, dat wij den strijd wilden ontgaan met velen van wie gevreesd werd, dat zij zich achter Prof. Visscher zouden scharen, die met ons geenszins in p r i n c i p e vrijheid van godsdienst kunnen voorstaan en er smart over dragen, dat ons land vervuld is met afgodenen beelden-dienst. Onder de onverantwoordelijke toelating der overheid zijn naar het getal onzer steden onze afgoden geworden. Rome met name oefent steeds stouter zijn afgodischen godsdienst uit in dit Calvinisten-land. En dat zou dan de overheid maar moeten laten geworden? De godsdienst, hoe Gode-tergend, Christus-verloochenend ook. zou maar vrij moeten zijn? Honderden en honderden dergenen, wien Gods Woord en de op dat Woord gegronde Belijdenis niet onverschillig zijn, kunnen dat niet toestaan. De echte Hervormden zijn het met ons eens en niet met Prof. Visschers godsdienstvrijheid. Dat weten die heeren ook wel. Het volk, dat in de oude schrijvers zijn vermaak vindt, heeft in elke preek schier niet anders gelezen, dan dat de overheid Gods geboden heeft te handhaven, maar dan ook geen vrijheid van godsdienst kon toestaan.

Tot zoover D e B a n i e r. Ik wil wel gelooven, dat er nog Hervormde Gereformeerden zullen zijn, die ondanks alles door dik en door dun achter de S.G.P. blijven aanloopen. Er zijn nu eenmaal in dezen tijd geene leuzen zoo dwaas, of er zijn onder allerlei kerkformaties menschen, die er voor te vinden zijn deze mooi te prijzen. Maar ik geloof niet, dat het echte Hervormde Gereformeerden zijn, die deze nu door D e B a n i e r weer aanbevolen onderdrukking van godsdienstvrijheid zullen aanvaarden als een politiek doel, waaraan zij iets hebben. Wanneer zij er over nadenken, wat dit beteekent, dan zullen zij met mij overtuigd zijn van de holheid en ledigheid niet alleen, maar ook van de verderfelijkheid en gevaarlijkheid van zulk eene politiek.
Het wordt hier nu onomwonden gezegd, dat de S.G.P. van de hedendaagsche regeering eischt onderdrukking van den Roomschen eeredienst. De Heeren der S.G.P. zijn er niet mede tevreden, dat de Roomschen hunnen eeredienst niet in het openbaar mogen uitoefenen, zooals in onze Grondwet staat en zooals ook onze Vaderen deden, neen, de regeering moet van dezen dag af „dezen afgodischen godsdienst" verbieden.
Het spijt mij, maar ik kan niet begrijpen, hoe een eerlijk man, die weet wat hij zegt, deze dingen als een politiek ideaal den Hervormd Gereformeerden kan voorspiegelen. Laten de Heeren der S.G.P. nu aan hunne menschen en ook aan ons eens precies vertellen, krachtens welke Wet de regeering van Nederland, zooals zij naar onze Wetgeving is, dezen eisch der S.G.P. kan vervullen. Misschien zullen de Heeren ons dan antwoorden: „Dat moet de overheid doen krachtens Gods Wet." En zulk een antwoord zal voor een eenvoudig mensch, die gewoon is vrome woorden zoo maar aan te nemen, wel afdoende zijn. Ja, zullen zij zeggen, hoort gij het wel: dat is eisch van Gods Wet!
Welnu dan gij, Heeren der S.G.P., geeft dan een duidelijk antwoord op deze opmerking: Er staat in Art. 168 der Grondwet: „Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet." En in Art. 169: „Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming verleend." En in Art. 171: „Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust." Dit alles staat in de Grondwet. En op deze Grondwet heeft H.M. de Koningin bij eede gezworen, blijkens Art. 51, dat Zij de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Evenzoo hebben de Ministers, volgens Art. 77 gezworen „getrouwheid aan de Koningin en aan de Grondwet." En dat nog niet alleen, maar ook de H.H. Ds. Kersten, Ds. Zandt en Ir. van Dis hebben volgens Art. 88 bij eede gezworen „getrouwheid aan de Grondwet". Welnu, hoe is het dan mogelijk, dat een Gereformeerd man, die zulk een eed gezworen heeft, die dat zelf deed, die weet, dat de Regeering dit deed en Hare Majesteit de Koningin dit deed, daarna aan zijne lezers kan vertellen: „Onder de onverantwoordelijke toelating der overheid zijn naar het getal onzer steden onze afgoden geworden." En van den Roomschen afgodendienst luidt het: „En dat zou dan de overheid maar moeten laten geworden? Honderden dergenen, wien Gods Woord en de op dat Woord gegronde Belijdenis niet onverschillig zijn, kunnen dat niet toestaan."
Welaan dan, gij Heeren der S.G.P.. gij Ds. Kersten en gij Ds. Zandt, gij hebt dus met een eed gezworen, dat de Regeering verplicht is alles, waar gij U nu tegen stelt, wel zal moeten toestaan. Dat hebt gij bezworen onder aanroeping van Gods Naam. En nu komt gij, in lijnrechten strijd met dezen door U afgelegden eed, om aan de menschen te zeggen: „Wij kunnen dat niet toelaten" en gij maakt er Hare Majesteit de Koningin en de Regeering een verwijt van, dat zij in getrouwheid aan haren eed, dit wel toelaten.
Wat blijkt daar nu uit? Dat gij óf absoluut niet begrijpt, wat gij aan de menschen voorhoudt, óf dat gij uzelven misleidt en dus ook anderen, door hen wijs te maken, wat volkomen onwaar en ongerijmd is, óf dat gij anders ervan verdacht moet worden onder gereformeerd schijnende woorden revolutie te prediken. Ik geloof niet, dat het laatste Uwe bedoeling is. Maar dan blijft, dat gij aan de menschen dingen aanprijst, waarvan gij de wezenlijke absoluut onmogelijke strekking niet zeiven doorziet.
Dit is, om het dan zacht te zeggen, eene onbewuste misleiding der schare, die in de meening wordt gebracht, dat gij haar Gods Woord brengt, hoewel het slechts eene menschelijke politieke slimmigheid beteekent, die faliekant moet uitkomen, zoodra het op vervulling dezer idealen aankomt. Dit schijnt mij in strijd met de waarachtigheid, die God van ons eischt ook in de politiek. Op des Heeren tijd komen ook over zulke handelingen de oordeelen Gods. En daarom waar^ schuwen wij voor een politiek streven, dat alleen verderfelijke gevolgen brengen kan.
Het woord is nu aan de Heeren S.G.P.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Heeren der S.G.P. en de Godsdienstvrijheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 maart 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's