Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vorst van Paschen III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vorst van Paschen III.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 21 vss. 15—22. Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon Jona's zoon, hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijne lammeren. Hij zeide wederom tot hem, ten tweeden male: Simon Jona's zoon, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: hoed mijne schapen. Hij zeide tot hem ten derden male: Simon Jona's zoon hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derden male tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U lief heb. Jezus zeide tot hem: weid mijne schapen.

Bij het weiden der lammeren mochten wij stilstaan en het onderwijs der Schrift u voorstellen: W e i d Mijne lammeren. De Heere heeft ze zoo uitnemend lief, niet minder dan de groote schapen. Het is er mee als in een huisgezin, daar wordt bijzondere zorg besteed aan de kleine kinderen. Wie wil niet als een kind spreken met een kind, maar dan in de opvoedende lijn? W e gaan thans weer verder met ons onderwerp. Petrus is nog niet aan het einde der keuring: de Heere Jezus heeft hem nog meer te vragen.
Hij zeide wederom tot hem ten tweeden male: Simon Jona's zoon, hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja, Heere, gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed mijne schapen.
De groote Herder der schapen herhaalt zijn vraag aan Petrus. Zijn betuiging van zijn liefde tot den Heere Jezus Christus heeft deze wel aanvaard, want Hij gaf hem opdracht tot het herdersambt, in het bijzonder om de lammeren te weiden. Maar Petrus heeft Hem driemaal verloochend, daarom zal Hij hem driemaal vragen of Hij dan toch waarlijk Hem kent met eene kennis der liefde. Dit doet de Heere niet uit lust om te pijnigen. Dat kan liefde nooit doen, maar de liefde kent wel tucht. De Heere is gaarne vergevende en groot van goedertierenheid, maar indien Hij hen ontsloeg van de tucht des Geestes, zoo waren zij bastaarden en geen zonen. Hier is liefdesnoodzakelijkheid. W a t komt er terecht van kinderen, die tuchteloos worden opgevoed. Moest de Heere Eli niet bestraffen, dat hij zijne zonen niet eens zuur had aangezien? Moet menig ouder zich niet beklagen en beschuldigen te slap in de tucht te zijn geweest? Zeker, dat staat het kind wel aan, maar wreekt zich bitter in het leven. De Heere ontziet de Zijnen niet als het noodig is; ook al handelt Hij vaderlijk zelfs als Hij streng moet bestraffen. Door te wonden wil Hij hen bewaren, door niet te sparen hen verschoonen. De beste vruchtschool is des Heeren tuchtschool. Soms echter kan het zijn, dat wij ons den Heere als aanbieden om ons te tuchtigen, want het is niet te dragen als het niet effen is tusschen God en onze ziel. Heere, tuchtig mij gelijk een vader doet. Alle kinderen zijn Zijner kastijding deelachtig. Soms ook als de roede zwaar op ons neerkomt, rijst de verzuchting op: Straf mij niet in Uwen toorn, kastijd mij niet in Uwe grimmigheid.
De Heere houdt echter steeds maat en heeft immer het doel Zijner liefde voor oogen.
De Heere Jezus herhaalt dezelfde vraag met het zelfde woord van de eerste maal. De liefde in overgevendheid van den wil. Petrus heeft het niet aangedurfd het woord van den Meester te gebruiken. Jezus houdt hem vast en pijnigt hem. Niet dus uit lust tot pijnigen maar om de liefde te ontsteken en te doen uitslaan als een vlam. De geneesheer neemt eerst de eene pols, dan de andere en straks beide tegelijk. Dan begint het hart van den patiënt te kloppen, te jagen, te zwellen. Hij mag inmiddels zuchten, dat is bevorderlijk aan den regelmatigen hartslag.
Simon, Jona's zoon, hebt gij Mij lief? Het valt u op, dat thans niet wordt herhaald: hebt gij Mij liever dan dezen. Maar alleen wordt gevraagd: Hebt gij Mij lief? Hij zegt niet: hebt gij berouw over uwe dwaasheid. Toch was dat in den boezem van Petrus. W a n t berouw over de zonde gaat gepaard met liefde tot dien God, tegen wien wij hebben gezondigd, wiens goedheid wij hebben verzaakt. Als een discipel den Meester bemint, zal hij ook groote smart hebben over verloochening van Zijn naam. De Heere Jezus deed die hartdoorzoekende vraag, ofschoon Hij daardoor Petrus' ziel wondde. Deze pijn aan het oprechte, verbrijzelde hart toegebracht, was ter genezing en niet om wreed te zijn.
Neen, de Heere is geen beul, maar Medicijnmeester, Opvoeder, Leeraar. Beulen zijn er zelfs onder Gods kinderen wel, die meenen, ook geheel ontijdig, zonder liefde, een be nauwde ziel tot spreken te moeten bewegen in tegenwoordig heid van anderen, zonder te beseffen, dat zij daarmede nru.li de eere des Heeren, noch het heil van den naaste op het oog hebben. Geen wonder, dat een mislukking moet volgen en een toesluiting van het toch al geprangde hart. Welgelukzalig, die zich verstandig gedraagt bij een ellendig mensch. Soms echter, als we als het ware de pols in onze hand hebben, en den liefdeklop gevoelen, dan kan het wel zijn, dat een korte vraag een kort antwoord uitlokt ook in tegenwoordigheid van anderen. De rechtvaardige zal tijd en wijze weten. Vooral de gesloten naturen zijn op dit punt met omzichtigheid en voorzichtigheid te behandelen. Maar om een ziel te kunnen behandelen, waarlijk behandelen met herderszorg, is gemeenschap met den oppersten Herder noodig, opdat het ons waarlijk mag gaan om dien Eéne. Zie, wij hebben lief wat God liefheeft. Die lief heeft dengene, die geboren heeft, zal ook liefhebben degenen, die geboren zijn. zegt vader Johannes. Maar wij gaan verder, ook al zou hiervan nog veel te zeggen zijn. W i j komen hier zeker nog wel eens op terug.
Weid mijne lammeren. Simon. Jona s zoon, hebt gij Mij lief? Hij raakt de ongeheelde wonden van Petrus' hart om ze nog eenmaal te zuiveren en dan te genezen.
Soms is het goed u te troosten. Op een anderen tijd. zelfs onder dezelfde omstandigheden, is het beter u te bedroeven. Ik zal uwe harten wellicht pijn moeten doen zonder dit te bedoelen als ik u zeg, dat uwe liefde nog zeer ondiep is en uwe vereeniging met Christus nog zeer onvast, omdat gij heden meer let op uw betrekking tot Christus dan op het verzoend worden met God. Om zoo te komen in Hem en voor eeuwig uw heil te vinden in den Herder. Maar geniet gerust het goede ten dage des voorspoeds. Al te lang wachten om pijn te doen kan oorzaak zijn, dat het te veel zou zijn. Maar weet, dat het heil uwer zielen ons eenig doel is tot eere des Heeren. Ware liefde heeft pijn bij onderzoek, gehuichelde toegenegenheid gaat zonder angst of smart de wereld door. Deze menschen zeggen even gemakkelijk: Ik heb Jezus lief, als: gij zijt vrij van mijn bloed.
„Onkunde" leeft en sterft gerust. Als ge van hun ligging zoudt willen spreken, neem dan Moab tot een voorbeeld. De Heere zegt van deze ligging: Moab is van zijne jeugd aan gerust geweest en hij heeft op zijne heffe stilgelegen en is van vat in vat niet geledigd en heeft niet gewandeld in gevangenis: daarom is zijn smaak in hem gebleven en zijn reuk niet veranderd. Maar zegt de Heere niet: Moabs verderf is nabij om te komen en zijn kwaad haast zich zeer. (Jeremia 48). Moab is een erfvijand van Israël. Maar gij zegt, zoo is het met mij niet. Toch is er oorzaak u de vraag te doen van den Heere aan Petrus: Hebt gij Hem lief, met die diepe liefde, in volkomen overgegevenheid van uw wil en alles wat gij hebt en zijt, om op Hem alléén te rusten; geenerlei verwachting van uzelven. Kort geleden zou Petrus volmondig ,,ja" hebben gezegd, verontwaardigd als ge hem vragend had aangezien. Nu durft en kan hij het niet zeggen. Hij huivert en zucht, hij schreit en verlangt, zijn hart jaagt in zijn boezem, maar Jezus blijft rustig. Die kan wel zeggen, dat Hij Petrus liefheeft met volkomen liefde. Hij heeft het volstrekte bewijs geleverd nu pas aan het kruis.
Maar, kan dan de liefde der toegenegenheid wijken uit het hart? Helaas, zeer ver, maar omdat Gods liefde niet verandert, toch nooit geheel. Daarom maakt geen uitwendige godsdienstigheid, noch ware godsvrucht dit onderzoek overbodig. Zelfonderzoek en ambtelijk onderzoek zijn beide geboden. En dan beide onder den druk van Gods onderzoek. Gij kunt zeer godsdienstig zijn en van de genade dezer liefde ontbloot. Het is ook een bewijs van gemis aan liefde, wanneer gij tevreden zijt met doode rechtzinnigheid en op bediening des Geestes niet zijt gesteld.
Gemis aan waarachtige liefde is er evenzeer als gij met verzaking van Gods recht een weg naar den hemel meent te mogen stellen. De Heere leidt velen langs een omweg, maar niet één langs een bij- of zijpad, naar den hemel.
Ook een eervolle kerkelijke positie maakt deze vraag niet overbodig. Petrus was een apostel. Judas was óók een apostel geweest en had den Heiland verkocht voor dertig zilverlingen.
Ook het bezit van groote voorrechten in de genade maakt deze vraag niet overbodig. Petrus was een der drie meest begenadigde apostelen. Hij was met Jezus geweest op den Thabor, zag Hem in Zijn angst in den hof. Hebt gij, gij Simon Jona s zoon, Mij lief? Petrus was een zeer ijverig discipel geweest: Heere, indien Gij het zijt, zoo gebied mij tot U te komen op het water. Welk een moed, geloof en vurige ijver kenmerkten hem en toch: Hebt gij Mij lief?
Hij had blijk gegeven van zelfverloochening. Heere, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. Maar... al gaf iemand zich over om verbrand te worden, zoo zou het hem geene nuttigheid geven, indien hij de liefde niet had.
Gij zijt druk met uwe theologische studiën, niet onbedreven in de heilige godgeleerdheid, laat Hij uwe studeerkamer binnenkomen en vragen: Hebt gij Mij lief? Sluit nu al uw boeken eens en open uw hart voor het aldoorzoekend oog des Heeren. W a t is er gebeurd? Hebt gij den Vorst van Paschen leeren kennen? Waar is Zijn bloed in uw hart? Weten is goed, liefhebben meer. Indien gij niet liefhebt, kent gij het diepste levensgeheim niet, nog minder de waarheid, dat wij van nature geneigd zijn God en onzen naaste te haten.
Petrus had pas zwaar gearbeid, het net met al die visschen aan land helpen trekken, de heele vangst geteld, toch maakte dit de proeve zijner liefde niet overbodig. Hoe kunt gij spreken van liefde, zoolang gij zijn bloed veracht, het hoogste, wat Hij te geven heeft op geen prijs schat? Als ons hart dorst naar Hem, is liefde in het hart geboren, als Hij ons alles wordt, is zij in ons hart uitgestort. Hebben wij ernstig voor het geloof getuigd en voor de waarheid Gods gestreden tegen des Konings vijanden, terwijl wij Gods vastigheden verdedigen als ons eigen leven? De vraag is: Hebt gij Mij lief? Het is niet mogelijk voor een mensch een christen te zijn zonder Christus te beminnen en niemand bemint Christus, die eigen leven niet haat en leert verliezen. Zie, de eerste straal van hoop voor de eeuwigheid en van mogelijkheid van leven in den tijd vloeide uit de wonden van den Zaligmaker. Het hart weg te nemen en toch nog te leven is onmogelijk. De eerste ware hoop op den hemel komt van Immanuël. Wellicht wacht ons nog een lange, zware pelgrimstocht, maar geen nood, want door die liefde gedragen, zullen wij liefhebben den Liefhebber onzer zielen. W i j hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft lief gehad. Waartoe zou ons leven dienen, ware Hij niet ons leven; want te leven is voor mij Christus en daarom te sterven gewin. Ik word opnieuw van deze twee gedrongen hebbende begeerte om ontbonden te zijn en met Christus te wezen, want dat is zeer verre het beste, maar te blijven, zoo zegt Hij, is noodiger om der kudde wil. Daarom moge de opperste Herder der schapen kiezen indien wij slechts Zijn aangezicht zien. Want in het licht van des Konings aangezicht is leven. Weid Mijne lammeren; hoed Mijne schapen. Voor den rechten hoeder is een eerste vereischte den grooten Herder lief te hebben. Petrus wordt nauwkeurig onderzocht op het punt der liefde. De wijnstok moet niet worden verzorgd door booze hand, maar door hen. die zelf weten, wat het zegt, dat Hij de rank reinigt, opdat zij meer vrucht drage.
De liefde van Christus dringt ons. Wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig. Wellicht wacht ons veel lijden Hoe zullen wij dit dragen zonder liefde? Liefde trotseert gevaren en vermoeienis, zelfvernedering en zelfverloochening. De moeder zit bij haar kranke kind. De nachten zijn lang, maar de liefde houdt hare oogen open en niets is haar te veel. Deze vrouw heeft een bijzondere taak voor haar man. Zij verlicht zijn leven, omdat zij liefheeft en kan alles dragen en verdragen, want die twee werden waarlijk één. In de nachtwake des gedulds is de liefde als balsemgeur, die het hart verkwikt. Volharden tot den einde kan alleen in het geloof door de liefde werkende. De oogen der liefde zijn als vensters, die het beeld van Christus inlaten. Wij worden gelijk aan hetgeen wij waarlijk beminnen en omdat gij gelijk zijt geworden, moet gij beminnen. Zonder liefde ontbreekt ons de band der volmaaktheid. De liefde vergaat nimmermeer. Waar deze liefde is, gebiedt de Heere den zegen en het leven tot in eeuwigheid. Deze liefde is een druppel uit Gods eigen liefde, die is als de zee zoo wijd en diep. Ik heb lief, zong de dichter, want de Heere hoort mijne stem, mijn smeekingen, mijn klagen. Kom, herinner u hoe uw hart zwol door de ontfermingen van het Lam. Hij heeft eeuwig lief, dien Hij bemint. De liefde wordt geboren alleen in den weg des rechts, dit vergeet gij toch niet?

Ik ben wel zwak, maar Gij, Gij zult mij leiden,
Met sterke hand, o Heer', door elken nood.
Waar 'k hongerig ben, zult Gij mijn ziele sterken.
Met hemelspijs, met ziele-voedend brood.
Waar 'k dorst, daar leidt Gij zelf mij aan de stroomen,
Van wat mijn geest met vrede en vreugd verkwikt.
Wat me ooit ontbreek', 'k zal nooit Uw liefde missen.
Wat ik behoef, wordt door Uwe trouw beschikt.

Simon Jona's zoon, hebt gij Mij lief?
Kunt gij noemen Jezus' naam en van Zijn grootheid spreken,
Terwijl uw hart zoo koel, zoo koud, ver van Hem blijft geweken?
Opnieuw beroept Petrus zich op de alwetendheid des Heeren en zegt met gebroken stem, terwijl zijn hart golft in zijn boezem:
Heere, Gij weet dat ik U liefheb.
Toch durft hij het woord, dat de Heere gebruikt voor liefhebben, niet overnemen, maar bezigt weer het woord van lagere orde. Wel had Jezus recht op die diepste liefde, maar ach, wat was toch de liefde van Petrus. Hij gevoelt het, dat hij ver beneden de maat blijft. En wie zou daarover Petrus hard vallen, die zelfkennis verkreeg? Zeker, als wij met de Bruid krank zijn van liefde, gebruiken wij wel zonder het te weten door den drang des Geestes het diepe woord voor liefhebben. Door de liefde van Christus verteerd, terwijl onze natuur als dood is, mogen wij zwemmen in de wateren der liefde, die geen bodem, noch oever kennen. Ik heb lief!
Juist zoo leeren wij verstaan, dat niet onze liefde het rustpunt is van ons hart, maar Zijne liefde, Zijne diepe volle liefde, Die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft overgegeven.

God mijner ziele, ik heb beter vertrouwen.
Sterkeren toren en vastere rots,
't Is niet mijn liefde, waarop ik moet bouwen,
Gode zij dank, 't is de liefde mijns Gods.

Liefde aan het kruis met spijkers geklonken.
Liefde doornageld, doorstoken, bebloed.
Liefde in de diepte der helle gezonken.
Dat is de steun voor mijn onvast gemoed.

Dit is de grond, die nimmer zal wijken;
Dit is de liefde, die nimmer vergaat.
Hemel en aarde, zij moge bezwijken,
Hier is de rotssteen, die eeuwig bestaat.

Hij zeide tot hem: Hoed Mijne schapen.
De woordkeus is opmerkelijk. Het woord door hoeden vertaald is het algemeene woord voor: zich als herder gedragen. En het woord voor schapen: de kudde als geheel genomen. Onder die schapen zijn er, die den voet verstuikten op het stijle bergpad. Ze moeten worden verbonden. Daar is een schaap, dat zich verwond heeft aan de doornen. De wonde moet worden uitgewasschen en met zalve verzacht. Zie, daar is een schaap amechtig door de groote hitte. Het bezwijkt bijkans. Daar komt de herder met zijn oliehoorn en giet een scheut op het hoofd van het schaap. Hij verkwikt mijne ziel. Onder het hoeden wordt begrepen de gansche herderswerkzaamheid voor de kudde. Het scheren der kudde, het leiden en weiden, het wasschen, het zorgen voor den stal en het opleggen van wintervoorraad, dat alles ligt in het woord hoeden opgesloten. Op eene goede weide zal Ik ze weiden, zij zullen nederliggen in eene goede kooi. Deze weide wordt nooit kaal; deze wateren drogen niet uit en worden niet wrak. Alle onze vaderen, de kudde aller eeuwen dronk reeds uit deze fontein. Nog is er overvloedig voorraad. W i e dorst heeft die kome en die wil neme het water des levens om niet. Zalig als dan de belofte persoonlijk van kracht is: Ik zal u leeraars geven naar mijn hart, die zullen u weiden met wetenschap en met verstand. Uwe ooren zullen hooren het woord desgenen die achter is, zeggende: dit is de weg, wandelt in denzelve, als gij zoudt afwijken ter rechter- of ter linkerhand. In de steden van het gebergte zullen de kudden wederom onder de handen der tellers doorgaan.
Deze hoeders mogen de sprake van den Herder overbrengen: zie, Ik ben met ulieden alle de dagen tot aan de voleinding der wereld. Amen. Hoed Mijne schapen. Zoo klinkt de opdracht van Hem, die als een lam ter slachting was geleid, maar verrees uit het graf ten derden dage.
Zalig te mogen wijzen op de schaapskooi hier boven, waar de kudde eeuwig uitrust en geleid wordt door den oversten Herder der schapen aan de levende fonteinen der wateren. In Immanuëls land zal geen hitte op de kudde vallen, noch koude des nachts hen doen verlangen naar de koesterende zon, want aldaar zal geen nacht zijn. Reeds in de lage nevellanden kan de kudde rusten op den heeten middag tegen de rots, terwijl olie vloeit langs de helling. Zie maar, zij druipt af op het hoofd der schapen. De olijven aan den zoom van het gebergte laten hunne vruchten vallen en zij worden gekneusd en de olie vloeit. Men hoort der vromen tent weergalmen van hulp en heil hun aangebracht; daar zingt men blij met dankb're psalmen: Gods rechterhand doet groote kracht. De kudde herkauwt het voedsel en verheugt zich in de tegenwoordigheid van den herder. En straks drijft de honger de kudde weer voort achter den herder. Ziet ge daar dat schaap? Het drukt zich aan tegen den herder, zooals een eenkennig kind bij zijn moeder doet.
Christus is het voedsel, de rust der schapen. Hij is ook hun stal en de deur der schapen. Ik zal rivieren openen en fonteinen in het midden der valleien. Het matte leven roept om den Herder Israëls. Hoed Mijne schapen. Omdat het Zijne schapen zijn, kan en mag de hoeder zich beroepen op Zijne zorg om hen bediening te schenken. De hoeder ontvangt zijn 200 zilverlingen als loon der genade. Hoe moeilijk dit hoeden moge zijn, het is toch een heerlijk werk.
De vraag van den Heere Christus raakt het meest innerlijke van den godsdienst van Petrus. Zoo zal zijn hoeden der schapen verband houden met liefde tot den grooten Herder. In zijn arbeid heeft hij met het bezit van een ander te doen, dat moge dubbel waakzaam doen zijn en trouw.
De Heere ging naar het Vaderland terug, vanwaar Hij kwam. Hij zou opvaren met groote heerlijkheid. De eeuwige deuren zouden omhoog rijzen om den Koning te ontvangen, heirlegers van engelen en onafzienbare rijen van gezaligden zouden Hem verwelkomen. Zijn troon stond klaar met groote heerlijkheid omstraald. Maar de dienstknecht moet nog achterblijven. Hij moet blijven bij en voor de schapen. Maar zijn hart blijft gezet op de kudde, daarom is het geen wonder, dat bij het weiden der lammeren en hoeden der schapen het hart van den Herder wordt ontmoet. Zalig met het schaap en het lam Hem te ontmoeten, die beider bezitter is. Heere. het is toch Uw lam, laat het niet van druk verkwijnen; het is toch Uw schaap, geef het dien gehaten roover niet over, laat hen niet in hun verdriet bezwijken. Wees mijn mond bij de kudde, zegt Hij tot Petrus, en gij hebt mijn hart in de schapen.
Geef de kudde een rijk maal. Waar ge ook zwak zijt, wees het niet voor Mijne schapen. Om gelukkig en gezond te zijn, moeten de schapen geweid worden. Hij leidt mij aan zeer stille wateren, Hij verkwikt mijne ziel. Gods kudde is het meest hongerige volk ter wereld; zij schijnen nooit verzadigd. En als gij dan gegeten en gedronken zult hebben en verzadigd zult zijn. zoo zult gij den Heere uwen God loven. De behoefte der kudde is dagelijks nieuw. Breng de schapen in een klaverveld en ge staat verbaasd wat ze op kunnen en op de hei verwonderd ge u met hoe weinig ze in het leven blijven. Ik heb de hongerige ziel vervuld. Want Hij wil niet, dat ze op de hei worden geweid, maar in de weide, de grazige, de vette weide van Woord en sacrament. Ik ben gekomen, opdat zij leven en overvloed hebben.
Voed Mijne schapen. Het voedsel is er in overvloed. De wegen zijn gebaand, ook al kunnen ze moeilijk te begaan zijn. Gij leiddet Uw volk als eene kudde door de hand van Mozes en Aaron. Hebben wij geen tochten met u gemaakt door de diepten van de dalen der doodsschaduw, en zijn wij niet met u geklommen over de hooge
heuvelen, van de vrijmachtige verkiezende genade Gods?
De diepten van Gods verborgen omgang, de steile bergpaden van verzoeking en gevaar. Zalig de vervulling van des Heeren belofte te ervaren: Ik zal de ziel der priesters van vettigheid dronken maken en mijn volk zal met Mijn goed verzadigd wezen. Zoo is er zalige samenstemming met den grooten Herder der schapen. De eeuwig levende Herder met zijn nimmer stervende kudde, trekt voort, door de woestijn dezer wereld,
Zijt gij een schaap van deze kudde? Immers die vraag is niet overbodig, want straks worden de schapen van de bokken gescheiden. De schapen staan aan de rechterhand, de bokken aan de linkerhand. W i e van Gods kinderen, die zich nu verblijden, omdat zij onder de telroede des verbonds zijn doorgegaan, heeft den tijd niet gekend, dat hij ter linkerhand zich zag gesteld. Hij zal de schapen van de bokken scheiden. Bange levenservaring voorwaar! Geen verwachting, geen hoop! Maar zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? Hij roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren. Hij is machtig ons onder de kinderen te stellen en zich over den niet ontfermde te ontfermen en te zeggen: o Mijn volk, en dat zal zeggen: o mijn God! Ik ben naar Uwen naam genoemd, gedenk dat ik uw arm schaap, voor Uwe rekening ben en in Uwe hand. Leid en bestuur mij toch door Uw Woord en Geest; neem Uw Geest niet van mij. Gijhebt beloofd, dat Gij ons zult leiden door Uw Raad en daarna in heerlijkheid opnemen. Doe dan gelijk Gij gesproken hebt. Hoed Mijne schapen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Vorst van Paschen III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 april 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's