Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de wedergeboorte. LIII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de wedergeboorte. LIII

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Colossenzen 1 : 17 en 18. En Hij is voor alle dingen en alle dingen bestaan te zamen door Hem. En Hij is het hoofd des lichaams, namelijk der gemeente, Hij, die het begin is, de eerstgeborene uit de dooden, opdat Hij in alles de eerste zou zijn.

Zoo heeft dus de Heere in Daniëls profetie een geestelijk licht doen opgaan, dat diep in de toekomst van den historischen groei van Gods Kerk scheen en alzoo perspectieven opende in komende eeuwen, waardoor aan Gods Kerk het beeld van den Messias zooveel klaarder voor oogen werd gesteld, zoodat als Hij gekomen was zij zou kunnen zeggen: „Daar is Hij, op wien wij hebben gehoopt, naar wien de verwachtingen aller vromen, de eeuwen van schaduwen zich hebben uitgestrekt. En het ligt voor de hand, dat als dit Messiasbeeld zoo nabij wordt gebracht, er ook met betrekking tot den tijdsduur der verwachting een licht hem op moest gaan, over hetgeen eerst onaangeroerd bleef. En dan blijkt ook daarbij, hoe er in Gods openbarende daden eene continuïteit heerscht, zoodat zij in een nauwen samenhang ons worden voorgesteld. Zoo wordt ons dan ook in Daniël 9 deze profeet geteekend als onderzoekende de profetie van Jeremia. In het eerste jaar van Darius, den Meder, zoo zegt hij: „merkte ik, Daniël, in de boeken, dat het getal der jaren, van dewelke het Woord des Heeren tot den profeet Jeremia geschied was, in het vervullen der verwoestingen van Jeruzalem, zeventig jaren was." Inderdaad, de Heere had tot Jeremia gezegd: „Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken en Ik zal mijn goed woord over u verwekken, u wederbrengende tot deze plaats", Jeremia 29 : 10. Zoo had hij geschreven uit Jeruzalem tot de gevankelijk weggevoerden, om hen te vermanen tot eenswillendheid met God, maar ook een uitzicht op hun herstel te ontsluiten na verloop van zeventig jaren. Op zichzelf was deze profetie van Jeremia al een wonder, dat hij tegen de uitspraken van alle valsche profeten in en onder aankondiging van de straffen, die over deze misleiders der schare gebracht zouden worden, precies kon zeggen, dat naar Gods raadsbesluit zeventig jaren verloopen moesten voor den val van Babel en het herstel van Juda. Hij had reeds (in Jeremia 25 : 12) Babels naderenden ondergang aangekondigd. Met die profetie stelt zich nu Daniël voor des Heeren aangezicht, om met Hem te worstelen in den gebede, opdat de ure der vervulling toch spoedig mocht komen. En zoo zien wij Daniël als een oprechten voorbidder, zich beroepende, pleitende op op Gods verbond. Aan den God des verbonds, dien grooten en verschrikkelijken God, die toch het verbond en de weldadigheid houdt, dien die Hem liefhebben en Zijne geboden houden, klemt Daniël zich vast en verschijnt voor des Heeren aangezicht met de zonde en de goddeloosheid van Israël. Welk een vurig gebed zendt hij op tot den Heilige Israëls en de Heere hoort naar de smeekingen van Zijnen knecht, wanneer hij roept: „ O Heere, hoor! o Heere, vergeef! o Heere, merk op en doe het, vertrek het niet! Om uws zelfs wil, o mijn God!" Doch dan neigt de Heere zich tot het gebed van Zijnen knecht en Hij laat hem niet eenzaam. Want als hij nog sprak, zoo kwam de man Gebriël, dien hij in den aanvang zijner worsteling in een gezicht had aanschoouwd. De engelen zijn gedienstige geesten, die tot dienst worden uitgezonden om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen. En zoo verschijnt hier Gabriël omtrent den tijd des avondoffers en hij raakt Daniël aan en hij verkondigt, dat Daniëls zielsworsteling van haar begin aan den Heere niet verborgen was gebleven. Hij verzegelt aan Daniëls ziel, dat hij een uitverkorene des Heeren, een bij uitnemendheid geliefd kind Gods is en dat hij, Gabriël, nu gezonden is om hem Jeremia's woorden te verklaren. De mysteriën van het komende Godsïijk zal hij hem ontsluieren door hem het verband te laten zien tusschen de vervulling van Jeremia's woorden aangaande het einde der ballingschap en de nieuwe ontplooiing van Israëls volksbestaan door herbouw van Jeruzalem en de wederoprichting des tempels, welks herstel een moment zal vormen in de nadering van het groote centrale heilsfeit, dat de komst van Gods Koninkrijk zal inleiden.
En dan omschrijft hij den duur van dit heilsproces, dat alzoo zal worden ingeleid: Zeventig weken zijn bestemd over uw volk en over uwe heilige stad om de overtreding te sluiten en om de zonden te verzegelen en om de ongerechtigheid te verzoenen en om eene eeuwige gerechtigheid aan te brengen en om het gezicht van den profeet te verzegelen en om de heiligheid der heiligheden te zalven. Hier hebben wij van doen met de eigenaardige tijdsbepaling, die Daniël kenmerkt en die op zichzelve beschouwd eene rijpe vrucht is van de eigenaardige chronologie, die het Oude Testament niet alleen, maar de cultuurvolken in het Oosten dier dagen kenmerkt. De getallen hebben hier een ander karakter dan onder ons Westerlingen. W i j zijn gewoon aan de cijfers preciese waarden toe te kennen. Maar bij de ouden in de Heilige Schrift heeft het getal, behalve eene preciese, eene profetische waarde. Het getal heeft bij hen nog een anderen zin dan onder ons, zoodat zij als de groote figuren zijn in de teekening der historie of ook wel in de afmetingen der gebouwen, waardoor een diepere, een profetische zin wordt afgeschaduwd. Dat is steeds te bedenken bij de tijdrekenkunde der Schrift, maar vooral in een geschrift als dat van Daniël, dat dbor een bijzonderen openbaringsvorm wordt gekenmerkt. En zoo wordt hier wel gesproken van zeventig weken, doch wij mogen daarbij niet denken aan onze zevendaagsche week, maar aan jaarweken, waarvan ook sprake is in Leviticus 25 : 8, waar de Heere tot Mozes zegt: „Gij zult u ook teelen zeven jaarweken, zevenmaal zeven jaren, zoodat de dagen der zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn". Hier zou dus bedoeld zijn een tijdsbestek van vier honderd negentig jaren. En ook dit getal heeft slechts de strekking om ons een tijdvak van langen duur te noemen, zonder dat daarmede nu bedoeld zou zijn het in volstrekte juistheid te bepalen, zooals wij in onzen tijd en naar onze rekenmethoden gewoon zijn te tellen. Zoo noemt de profeet de historische periode, waarover Gabriël hem het licht laat opgaan.

Het geestelijk heil zal komen en wordt ons beschreven op eene wijze, die beantwoordt aan de smeeking van Daniël. Tegenover de diepe schuld, waarvan Daniël belijdenis had gedaan en de erkenning van Gods rechtvaardig oordeel verschijnt Gabriël's antwoord als eene verhooring, want het volk zal weder Gods volk zijn, het zal gereinigd worden van zijne zonde en Gode wederom heilig zijn. Zooals de ballingschap een rechtvaardig oordeel was geweest, dat zich over zeventig jaren had uitgestrekt naar Jeremia's profetie, zoo was er nu in aantocht eene periode van zeventig jaarweken, waarin de hernieuwde heiliging des volks zou worden voltrokken. De uitgieting der ongerechtigheid, waaraan Israël zich had verontreinigd, zou worden beteugeld, zijne ongerechtigheid worden verzoend en eene eeuwige gerechtigheid worden aangebracht. In die eeuwige gerechtigheid werd dus in het uitzicht gesteld de vervulling der belofte, waarheen de dienst der schaduwen wees, die alleen maar een tijdelijke kende, want eenmaal des jaars ging de hoogepriester in niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelven en voor des volks misdaden. Maar hier was sprake van „eeuwige gerechtigheid", van een komenden hoogepriester, die door den meerderen en volmaakteren tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is niet van dit maaksel, noch ook door het bloed van bokken en stieren, in het heiligdom zou ingaan, maar door zijn eigen bloed, om eene eeuwige verlossing te weeg te brengen. Daarom wordt er dan ook gesproken van het verzegelen van den profeet om het volk voor te bereiden op de sluiting der profetische openbaring, daar zij hare voleinding bereiken zou. En dan wordt daaraan toegevoegd: „om de heiligheid der heiligheden te zalven". Deze toevoeging herinnert klaarblijkelijk aan hetgeen in Exodus 30 : 26 aan Mozes wordt opgedragen, namelijk met een olie der heilige zalving moest hij zalven de tent der samenkomst en de ark der getuigenis en alle gereedschap en wat er verder in de ark was. En dan wordt er aan toegevoegd: ,,Gij zult ze alzoo heiligen, dat zij heiligheid der heiligheden zijn." Zoo woonde de Heere te midden van Zijn volk onder het Oude Verbond. En als nu in die toekomst de ongerechtigheid verzoend en eene eeuwige gerechtigheid aangebracht was, dan zou er wederom eene zalving geschied zijn van de heiligheid der heiligheden en de Heere opnieuw wonen te midden van Zijn heilig volk, maar nu op volkomen wijze, want alle schaduwen der tijdelijkheid waren dan geweken voor het volle licht des heils, dat opging over het volk. Dat doet denken aan het woord van den ziener op Patmos, die geen tempel zag in de stad Gods, want de Heere, de Almachtige, is haar tempel en het lam. Die stad behoeft geen zon noch maan, dat zij in dezelve zouden schijnen, want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht en het Lam is haar kaars.

Zoo worden door Gabriëls woord schoone vergezichten geopend, welker vervulling komen zou aan het einde dier periode. Dat moet Daniël weten en verstaan en daarop moet hij dus de aandacht des volks vestigen. Die zeventig jaarweken zullen het proces zien voltrekken: „van den uitgang des Woords, om te doen wederkeeren en om Jeruzalem te bouwen, tot op Messias, den vorst, zijn zeven weken en twee en zestig weken. De straten en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden." God zal Zijn Woord spreken uit den hemel. En dat Woord is geheel anders dan een menschelijk woord, want Gods woorden zijn daden des Almachtigen. Zijn Woord is met macht als het Woord des hoogsten Konings. Hij spreekt en het is er, gebiedt en het staat er. En daarom, het zal waarachtig zijn, de Heere zal hetgeen Hij profetisch openbaart, werkelijkheid doen worden. Zijne belofte is ja en amen, wordt volbracht. En als Zijn Woord uitgaat, dan keert het volk weder, dan heeft de ballingschap een einde. Hij zal de vorsten der aarde, ondanks henzelven, stellen in Zijn dienst. Het volk brengt Hij terug uit zijne gevangenis naar het land zijner Vaderen en Jeruzalem zal herbouwd worden. En van dien dag af zijn de zeven en de twee en zestig weken aangelegd „tot op Messias, den Vorst". Tot in bijzonderheden wordt dan het herstel der stad omschreven: „de straten en de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden", om het aan het volk te doen verstaan welke moeilijke tijden, welk een nood en vijandschap dien herbouw zal vergezellen.
Zoo heeft dus Gods Heilige Geest een profetische visie bereid aan Daniël, opdat daardoor de diepe geestelijke zin der toekomstige volksontwikkeling zou worden verstaan en het ware Israël in het geloof zou uitzien naar de komst van Hem, in wien als in den eigenlijken Messias, de gerechtigheid werd aangebracht. Het volksbewustzijn werd alzoo opgeklaard en het geloof van Gods Kerk gesterkt, opdat het biddend Hem verbeiden zou, die in de naderende volheid des tijds zau kunnen zeggen, ook in benauwdheid der tijden: Het is volbracht!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1937

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Van de wedergeboorte. LIII

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1937

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's