Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksteren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksteren

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 16 : 14. Die zal mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en zal het u verkondigen.

Het Pinksterfeest leert ons gedenken aan de verborgenheid der godzaligheid. De allergrootste verborgenheid is die van de vleeschwording des Woords: God geopenbaard in het vleesch. De apostel stelt haar op den voorgrond als het groote mysterie, waarvan reeds het Oude Testament gewaagt, als het ons de Cherubijnen teekent boven het deksel der verzoening, begeerig te doorgronden de heerlijkheid, profetisch besloten in de arke der getuigenis, waarboven de God Israëls Zich openbaarde. Ja, dat is de verborgenheid, die de Kerk Gods heeft omschreven, als zij van den Middelaar belijdt, dat Hij is waarachtig God en waarachtig rechtvaardig mensch in de eenigheid Zijns persoons. De ééne Middelaar, drager der goddelijke en der menschelijke natuur, opdat Hij het eeuwig recht Gods dragend, ons van den eeuwigen vloek verlossen zou. Groot noemt de Schrift deze verborgenheid der godzaligheid en alle eeuwen door staart Gods Kerk op deze wondere daad der genade, waarin de eeuwige goddelijke liefde zich tastbaar openbaart, dat Hij, die geene zonde gekend heeft, zich tot zonde liet maken, opdat een verloren zondaar in Hem rechtvaardigheid Gods zou deelachtig worden. Daarom klinkt door alle eeuwen het lied: „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven deelachtig worden zal."
Zoo is dus de Christus zelve de groote verborgenheid, waarvoor Zijne Kerk eeuwig in aanbidding nederbuigt. Doch daarnaast is er nu nog eene andere verborgenheid, dat is de Christen zelf. De Heere Jezus heeft het ons geleerd, als Hij het leven van Gods kind ons teekent onder het beeld van den wind, die blaast, waarheen hij wil, wiens geluid gij hoort, maar gij weet niet vanwaar hij komt, noch waar hij heengaat. Alzoo, zegt Hij, is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. De werking van Gods Geest is eveneens eene verborgenheid. ondoorgrondelijk in haar wezen, doch wonderbaar in hare gevolgen.
En op Pinksteren gedenken wij aan de verborgenheid der inwonende daad van den Heiligen Geest, die waarachtig, eeuwig God is met den Vader en den Zoon en wiens ambt in onderscheiding van den Vader en den Zoon is alle uitgaande daden van het goddelijk Wezen te voltrekken.
Zoo was Hij het, die als de Vader in den Zoon het scheppende woord spreekt, de scheppende daad verwerkelijkt en Gods eeuwige gedachte creatuurlijk aanzijn geeft, zoodat de schepselen opkomen uit het niet. En zooals nu de Heilige Geest dus werkelijkheid maakt hetgeen Hij gezien heeft in het eeuwig scheppingswoord des Vaders, zoo doet Hij nu ook in de daad der herschepping. Daarom heeft de Heere Jezus van den Geest der Waarheid gezegd, dien Hij Zijnen discipelen beloofd heeft: ,,Hij zal u in al de waarheid leiden, want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zoo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen." En die verkondiging van den Heiligen Geest zou betrekking hebben op Christus' verheerlijking. En dan voegt Hij er aan toe: „Want Hij zal het uit het mijne nemen en zal het u verkondigen." Daar leert Hij den discipelen, hoe de H. Geest als de derde Persoon in het aanbiddelijk Goddelijk Wezen in zijn arbeid niet omgaat buiten Vader en Zoon, doch ook in het werk der genade hetgeen Hij aan Zijne kinderen te geven heeft, neemt uit de volheid van den levensschat, die in Christus is. Zooals Hij in het werk der schepping in het aanzijn roept hetgeen de Vader in het eeuwige Woord, dat het afschijnsel is Zijner heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid, heeft gedacht, zoo worden ook de gaven des levens, die Gods kinderen ontvangen, hun toebedeeld door den Heiligen Geest, die het uit Christus' heerlijkheid neemt.
En opdat zulks nu zal geschieden, maakt Zich nu de Heilige Geest woning in Gods Kerk en daarom ook in het hart van Gods kind. En dit is nu de groote verborgenheid, waarvan Pinksteren spreekt. Gods Heilige Geest inwonend in Gods kinderen, in Zijne Kerk als geheel, als lichaam van Christus, in elk van Gods kinderen als leden van Zijn lichaam. Pinksteren roemt Gods Kerk over de uitstorting des Heiligen Geestes, door den Heere Jezus aan Zijne discipelen voor Zijn hemelvaart beloofd, want voordat Hij heenging en aan de Zijnen leerde, wachtend uit te zien naar de tijden en gelegenheden, die de Vader in Zijne eigene macht gesteld heeft, troostte Hij met de belofte, dat zij zouden ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, die over hen komen zou. En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd en zij allen eendrachtelijk bijeen waren, trad de vervulling in en onder de teekenen van een geluid uit den hemel van eenen geweldig gedreven wind en van tongen vuurs werden zij vervuld met den Heiligen Geest, die Zich door hen openbaarde in het wonder der talen, maar ook door eene machtige prediking des Evangelies, die ten gevolge had, dat omtrent drie duizend zielen werden gevoegd tot de gemeente, die zalig wordt.
Het is duidelijk, dat het Pinksterwonder een teeken is van bijzondere orde, dat de strekking heeft voor alle eeuwen te verklaren, hoe na Christus' heengaan de Heilige Geest de inwonende daad voltrekt door Zich woning te maken in de harten van Gods kinderen. Was er dan voor dezen geen inwoning des Heiligen Geestes en was dus de weg tot het leven voor de oude Kerk een andere dan die onder de dagen des Nieuwen Verbonds? Uit den aard der zaak was dit niet het geval. Ook onder het Oude Verbond moest de Israëliet om het leven te zien worden herboren tot eene nieuwe en levende hope, was het noodig, dat de Heere Zijne wet in hun binnenste gaf en die schreef in hun hart. En zooals dit van den enkelen Israëliet gold, was dit ook van toepassing op het volk als geheel. En het werd dan ook aan Israël voor oogen gesteld, dat de Heere woonde te midden van Zijn volk tusschen de Cherubim. Daar handelde God met Israël, gaf Hij Zijne openbaring en vond Gods kind de vertroosting Zijns heils. Daaraan gaf de dichter uiting, toen hij zong: „Want een dag in Uwe voorhoven is beter dan duizend elders. Ik koos liever in het huis mijns Gods te wezen dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid." Zijn ziel bezweek van verlangen naar de voorhoven des Heeren en welgelukzalig prees hij die in Gods huis woonden. Zoo hunkerde de dichter naar de gemeenschap met zijnen God, die hem in des Heeren huis werd bereid. En ook die vertroosting was gewrocht van den Heiligen Geest, die alzOo inwoonde in Gods tempel.
De Heilige Geest was aan Israël zoo bekend geworden. En wanneer dan ook het leven inzonk en het volk wederspannig was geworden en Jesaja dacht aan de schoone dagen van voorheen, toen de Heere Israël uitleidde uit Egypte en voerde door de Roode Zee, dan klaagde hij: „Waar is Hij, die Zijnen Heiligen Geest in het midden van hen stelde?"
Ook onder het Oude Verbond woonde dus de Heilige Geest te midden van het volk, doch onder de schaduwbeelden, die profeteerden van den komenden dag. En die dag kwam op Pinksteren, toen de Heilige Geest onder Pinkster-storm en Pinkster-vuur Zich openbaarde aan de eerstelingen der Nieuw-Testamentische Kerk. En terstond heeft Hij getoond de vervulling der belofte, door Jezus zeiven eenmaal gegeven, van den komenden Trooster: „Die zal Mij verheerlijken". Hij heeft Hem verheerlijkt door de zielen toe te brengen langs den weg van wedergeboorte en bekeering. Op den eersten Pinksterdag werd de Heere Jezus op eene wonderbaarlijke wijze verheerlijkt in de redding van vele zondaren, die toegebracht werden.
En de eerste gemeente was er als een toonbeeld der genade van Christus, die staat aan den ingang der geschiedenis der Kerk als een lichtende pilaar, die haar op haren weg door de geschiedenis voorlicht, zooals eenmaal de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan Israël voorging door de woestijn naar het Kanaan der heerlijkheid. En de Heilige Geest verheerlijkt Christus in de toebrenging van de zondaren. Hij wederbaart hen, leidt hen in den weg der ontdekking, opdat zij hunne verlorenheid bekennend, zich voor Gods aangezicht verootmoedigend, als armen en in zichzelven verlorenen tot Hem zullen komen om de gerechtigheid deelachtig te worden, die de Heere Jezus Christus door vernedering, door kruis en opstanding verworven heeft. Hij leidt hen door den weg van de rechtvaardigmaking der heiligen om hen alzoo te doen smaken de heerlijkheid, die in Christus werd bereid.
De Heilige Geest neemt het uit de volheid van Christus en Hij verkondigt het aan hunne zielen. Daarop nu komt het aan, dat het levend wordt verstaan en ervaren. Het Koninkrijk Gods is niet in woorden, maar in kracht. Het komt aan op de levende daad. En op het eerste Pinksteren der Kerk was er die op zulk eene treffende, klare wijze, dat de eeuwen door die dag zijn stempel zette op de geschiedenis. Daarom als wij waarlijk Pinksteren zullen vieren, dan alleen met een heimwee naar eene herhaling van dat Pinksteren in de Kerk des Heeren.
En wanneer wij dan zien op het heden, op de ontkerstening der Christenvolken, op hun terugzinken in de armen van bijgeloof en ongeloof, op de verwording van West-Europa, op de verwording ook van ons eigen volk, hoe beschaamd moeten wij dan staan! Nog staan er kerkgebouwen in het midden van steden en dorpen, doch zij getuigen meer van het leven der voorgeslachten, dan van de geestkracht in het heden. Nimmer was het gevaar zoo groot, dat heel het Westen terugvalt in de strikken van het heidendom. En zoo ooit, dan mag Jesaja's klacht worden herhaald: „Waar is Hij, die zijnen Heiligen Geest in het midden van hen stelde?" Ja, die vraag kan angstig klemmen. Waar is Hij, die door zijnen Heiligen Geest het licht deed opgaan? Waar is Hij, die de heerlijkhheid van Christus openbaarde aan de Kerk, toen Hij hen uitleidde uit de gevangenschap, waarin zij geklemd lag onder het juk van bijgeloof? Waarlijk, wij hebben ons diep te verootmoedigen, gedachtig aan de wonderen, door den Heere onder ons voorgeslacht gedaan.
Daarom als wij Pinksteren vieren, laat ons dan inkeeren in onszelven en voor ons de vraag stellen, of wij den Heiligen Geest hebben ontvangen, of Hij woont in onze zielen, ons het licht deed opgaan over onze verlorenheid. Het is eene verborgenheid, dat de Heilige Geest woont in het hart van den zondaar, die getrokken werd uit de duisternis tot het wonderbare licht. Ja, het is een wonder: de aan zichzelven ontdekte, die den Heere niet heeft voor te stellen dan wat oordeelt en verdoemt en die Hem toch mag ontmoeten naar de belofte: Want alzoo zegt de Hooge en Verhevene, die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is, Ik woon in de hoogte en in het heilige en bij dien, die van eenen verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden. Zoo is Pinksteren de boodschap der wondere liefdedaad van God den Heiligen Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1937

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Pinksteren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 mei 1937

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's