Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Statenvertaling na drie eeuwen 1637-1937 III (Slot).

Bekijk het origineel

De Statenvertaling na drie eeuwen 1637-1937 III (Slot).

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo waren dan vertalers en overzieners gekozen. Toen de Dordtsche synode in 1619 geëindigd was en de kwestie met de Remonstranten was afgedaan, werd besloten zich te wenden tot de Staten Generaal om de noodige rekwesten haar aan te bieden in verband met de Bijbelvertaling. Den 27 Mei 1619 werden Bogerman, Faukelius en Hommius aangewezen om deze zaak verder bij de Staten te behartigen, terwijl nog werd toegevoegd de Leidsche hoogleeraar Johannes Polyander. Ook werd een commissie benoemd om voor het vervolg het contact met de Staten te onderhouden.
Het heeft echter geruimen tijd geduurd voordat de besluiten der synode waren uitgevoerd. De Hoogmogende Heeren hebben zich niet gehaast, al waren er reden tot verontschuldiging in de tijdsomstandigheden. De synode, zooals de lezer zich herinnert, had als hare overtuiging uitgesproken, dat drie maanden na het beëindigen der synode de vertalers aan het werk konden. Maar de eerste jaren hadden de Staten de handen vol met de Remonstranten en met allerlei maatregelen, die met deze kerkelijke kwestie verband hielden. Vergeten mag ook niet, dat in 1621 het twaalfjarig bestand was afgeloopen en de oorlog met Spanje werd hervat. De Synoden zorgden ervoor, dat de zaak der vertaling aan de orde bleef en drongen aan tot handelen en voortvaren.
Pas den elfden Mei 1624 werd een besluit door de Staten Generaal genomen, dat tot resultaat had, dat officieel met het werk zou worden begonnen. Want natuurlijk waren de vertalers, door de synode aangewezen, en anderen wel aan het werk thuis, maar uit den aard der zaak konden zij er zich niet geheel aan geven, zoolang zij niet vrij waren van alle ambtelijk werk en ook ontbraken hun meermalen de hulpmiddelen, die zij voor dit moeilijke werk behoefden. De vertalers moesten nu beginnen en eens om het half jaar bijeenkomen om hun werk onder elkander te vergelijken. Maar dat was niet door de synode besloten, doch thans door de Staten zoo bepaald.
Faukelius schreef 22 Juni 1624 aan Hommius over de bijbelvertaling, na zich verontschuldigd te hebben over zijn lange wachten met antwoorden. (Bidde mijn lange silentium mij ten besten af te nemen) dat het hem zoo vreemd voorkwam, wat de Staten hadden verordend daar toch de synode had besloten, dat de vertalers in een academiestad bijeen zouden komen, (Tiende zitting. § 9 ) . „Ik ben willig het last mij van de synode opgeleit, zoo schrijft hij, na mijn vermogen na te kommen... maar... Dan noemt hij zijn bezwaren, dat het werk op die manier niet zal vorderen naar behooren. ,,Ik zegge daarbij, dat mijn ministerium met prediken ende andere kerkelijke lasten zoo veel te doen geeft, dat ik weinig tijd tusschen beide hebbe om dit werk te doen, nisi continuis laboribus et sedendo me enecare velim". Hij schrijft Latijn en Hollandsch door elkaar, blijkbaar is hij gewoon in het Latijn te denken. (Deze brief is afgedrukt in de N. Theol. Studiën van Mei 1937).
Maar Faukelius, van wien zooveel werd verwacht voor dit werk, stierf reeds Mei 1625. Deze Faukelius is de vervaardiger van het Kort Begrip, dat nog tot heden gebruikt wordt en feitelijk het eenige leerboekje is, behalve de Catechismus dan, dat synodale goedkeuring heeft.
Weer verliep een goed jaar en dan vinden wij (Nov. 1626) de vertalers voor het Oude Testament bijeen in Leiden. Bogerman, Baudartius en Bucerus. De drie mannen zijn in de woning van Bogerman bijeen om de zaak der vertaling nu met kracht aan te vatten en zich geheel aan dezen arbeid te wijden. Met noeste vlijt hebben zij geworsteld met den grondtext en alles wat destijds aan hulpmiddelen bestond om juist te vertalen, Het is voor den eenvoudigen lezer moeilijk zich een denkbeeld te vormen wat voor zware arbeid dit Bijbelvertalen was. Wanneer men de vruchten mag plukken van den arbeid der geleerde en godvruchtige mannen, moge men wel bedenken, dat ook voor onzen tijd mannen met grondige kennis der talen en wetenschappen noodig zijn voor Gods Kerk, wil zij hare plaats kunnen innemen in de woeling der geesten onzer dagen om een pilaar en vastigheid der waarheid te zijn. Onkunde toch is de moeder der dwaling. Niet dat de kennis genoeg is, maar zij is toch niet overbodig.
Doch terug tot ons onderwerp.
De vertalers voor het Nieuwe Testament, Festus Hommius, Antonius Walaeus en Jacobus Rolandus, konden niet zoo spoedig verlof krijgen van hun kerken of overheid om in Leiden te gaan wonen. In 1628 waren zij echter ook in Leiden aan het werk. Zwaar en hard hebben zij gearbeid om het doel te bereiken. Daarbij kwam nog, dat de dood Bucerus en Rolandus wegnam. Voor het Oude Testament hebben toen Bogerman en Baudartius samen de taak op zich genomen. In 1632 stierf een der vertalers van het Nieuwe Testament, namelijk Rolandus, die toen zeventig jaar was. Toen werd het werk aan de twee overblijvenden opgedragen en werd de secundus, Jodocus Hoingius niet opgeroepen.
Zij werkten nu des te harder en berichtten aan de synode van Brielle in 1633, dat zij nu ook „des Saterdachs besoigneerden".
De afgewerkte gedeelten werden regelmatig aan de revisoren toegezonden, die dus ook al die jaren meewerkten. In het bijzonder Gomarus heeft groote verdiensten voor het Oude Testament en de bekende Revius voor het Nieuwe, als overziener.
Toen Gomarus het laatste stuk van het Oude Testament had ontvangen, berichtte hij op zijn zeventigsten verjaardag aan Bogerman: „Hoe aangenaam mij uw brief was, hebben mijne bedienden genoegzaam kunnen merken, daar ik bijna van vreugde danste, toen ik de vertaling van de eerste zes kleine profeten, door u bewerkt, ontving. Ik heb God zeer gedankt voor het volbrachte werk en voor uw gezondheid; gij zijt daartoe van den hemel gesterkt. Mijn vreugde is nog vermeerderd bij het ontvangen van de overige zes, waaraan goede arbeid is besteed." (Dr. van Itterzon in zijn dissertatie over Gomarus, blz. 429 en 430).
Op de synode van Brielle in 1633 kon worden medegedeeld, dat het Oude Testament gereed was en dat ook met het Nieuwe Testament aanmerkelijk was opgeschoten. De vergadering verheugde zich „over deses grooten wercks goet succes".
Nu komen ook de overzieners in Leiden wonen om met de vertalers het werk te voltooien. Een achttal kwamen in Leiden voor het Oude Testament.
De berekening was, dat men in acht maanden met de herziening gereed kon zijn. Maar het mocht niet zoo wezen. Bogerman, die inmiddels benoemd was tot hoogleeraar in Franeker , schreef in April 1634 aan de curatoren dezer Hoogeschool: „de langdurigheid van den arbeid en dat onafgebroken voortdurend werken bij dag en nacht, niet zonder grooten last van mijn zwakke gezondheid, hindert en kwelt geen sterveling meer dan mij, op wien, na zeven jaren werken bij de vertaling uitgehouden te hebben, nu de zorg en moeite rust van het bestuur of het voorzitterschap in deze nationale bijeenkomst." (De Statenvertaling 1637—1937, blz. 38).
Op den eersten September 1634 kwamen de revisoren eindelijk met hun arbeid gereed. Dan begint die van het Nieuwe Testament. En ook de overzieners voor dezen arbeid komen naar Leiden wonen. Den laatsten Augustus 1635 zijn zij gereed gekomen. In dezen tijd heerschte de pest in Leiden op een vreeselijke wijze, zoodat, naar een mededeeling van een der revisoren Sibelius, in één week 1500 menschen werden begraven. Doch alle revisoren bleven, door Gods genade, verschoond en konden doorwerken.
Dan komen de moeilijkheden met het drukken, waarvan ik den lezers de geschiedenis maar bespaar. Eindelijk dan werd den 29en Juli 1637 de acte van authorisatie vastgesteld en als voorrede in den Statenbijbel opgenomen, die de lezer daar kan vinden. Zoo is de vertaling gereed gekomen en onder ons volk, niet geheel zonder tegenstand, ingevoerd in Kerken en scholen, om weldra alle andere vertalingen te verdringen. Nog tot den huidigen dag bezit zij groote waarde. Zij heeft ons volk geestelijk opgevoed en blijft een monument, dat vooral hierom zoo schoon is, omdat deze vertaling — met haar gebreken zeer zeker — overgoten is met den glans der godzaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Statenvertaling na drie eeuwen 1637-1937 III (Slot).

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's