Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Natuur en genade II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Natuur en genade II.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een tweede vraag is of de natuur des menschen iets bijdragen kan tot kennis of verkrijging der genade. Pelagius en de Remonstranten en vele anderen hebben gezegd van ja. Daarbij wordt in 't algemeen uitgegaan van den vrijen wil. De natuurlijke wil van den zondaar kan voor of tegen het geloof kiezen. Die wil kan besluiten te gelooven of niet te gelooven. Het is duidelijk, dat hiermee de mensch het in de hand heeft of God genadig zal zijn dan wel niet. Zeer fijn hebben dat de Remonstranten uitgewerkt in hun vijf artikelen, waarvan het derde luidt: „Dat de mensch het zaligmakend geloof van zichzelf niet heeft, noch uit kracht van zijn vrijen wil, alzoo hij in den staat der afwijking niets goeds dat waarlijk goed is (gelijk inzonderheid is het zaligmakend geloof) uit en van zichzelf kan denken, willen of doen; maar dat het van nooden is. dat hij van God in Christus door Zijn H. Geest worde herboren en vernieuwd, in verstand, wil en alle krachten, opdat hij het ware goed terecht moge verstaan, bedenken, willen en volbrengen naar het woord van Christus: zonder Mij kunt gij niets doen."
Op het eerste hooren lijkt het precies alsof we hier te doen hebben met goed gereformeerde opvattingen. Met klem wordt tegengesproken, dat de mensch het geloof van zichzelf zou kunnen hebben of uit kracht van zijn vrijen wil, hij kan niets goeds denken, willen of doen uit en van zichzelf: hij moet wederom geboren worden. Komt dit niet dicht 'bij de stelling, dat de natuur niets bijdragen kan tot de kennis of het verkrijgen der genade? Dicht bij wel, maar de genade blijft hier nog altijd een gave, die kan worden afgewezen. Arminius zegt ergens, dat het geloof een gave Gods is, heelemaal een gave Gods. Maar het voorbeeld, dat hij daarbij doet om zijn gevoelen op te helderen, leert ons, hoe hij dit bedoelt. Hij zegt: „een rijk man geeft aan een arme, die anders van honger zou omkomen, een aalmoes om in zijn onderhoud en dat der zijnen te voorzien. Nu vraagt Arminius: houdt deze aalmoes op een gave te zijn. omdat de arme zijn hand heeft uitgestrekt om deze gave aan te nemen? Zou het gepast zijn te beweren, dat dit geschenk gedeeltelijk afgehangen heeft van de mildheid des gevers, gedeeltelijk van den vrijen wil desgenen, die het aannam? En zou het juist geredeneerd zijn, wanneer men zeide, dat, naardien de arme altijd bereid was om te ontvangen, hij het derhalve in zijn macht gehad heeft, de aalmoes te hebben of niet te hebben? Zoo niet, dan geldt dit met nog meer recht van de gave des geloofs, tot wier bezit een nog veel grooter werkzaamheid der goddelijke genade (dan het enkel aanbieden der zaligheid door middel der prediking) vereischt wordt."
Ongetwijfeld is dit een leerzaam voorbeeld hoe men de verhouding van natuur en genade kan opvatten. Die arme hangt heelemaal van den rijke en zijn gave af; de vrije wil van den arme kan deze gave niet maken en niet losmaken. Maar toch blijft er een puntje over, waarin de arme zijn wil noodig had, n.l. om de gift te willen aannemen; hij had de gave kunnen weigeren en daaraan had de rijke niets kunnen doen. Als de arme door trots of verlegenheid onwillig was gebleven om de gift aan te nemen, dan had de rijke zijn gave voor zichzelf moeten houden.
Zoo is het. Christus heeft alles gedaan en de H. Geest doet veel, sterk aandringende om te gelooven, maar de Geest werkt niet onwederstandelijk. Tenslotte moet de mensch de gave niet afwijzen, zegt men. Zelfs in zijn fijnsten vorm komt de niet-gereformeerde opvatting altijd weer neer op de omschrijving van Brakel: dat ik mij heb kunnen bekeeren, daar mag ik God voor danken, maar dat ik mij heb willen bekeeren, daarvoor dank ik mijzelve of daarvoor dat ik mij heb willen laten bekeeren. Het antwoord onzer gereformeerde vaderen op de vraag wat de natuur des menschen kan bijdragen tot_ de kennis of het verkrijgen der genade is ons bekend: „Overzulks zoo worden alle menschen in zonden ontvangen en kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot eenig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonden. En willen, noch kunnen tot God niet wederkeeren, noch hunne verdorven natuur verbeteren, noch zichzelven tot de verbetering hiervan schikken, zonder de genade des wederbarenden H. Geestes. Weliswaar dat na den val in den mensch eenig licht der natuur nog overgebleven is, waardoor hij behoudt eenige kennis van God, van de natuurlijke dingen, van het onderscheid tusschen hetgeen betamelijk en onbetamelijk is, en ook betoont eenige betrachting tot de deugd en tot uiterlijke tucht. Maar zoover is het er vandaan, dat de mensch door het licht der natuur zou kunnen komen tot de zaligmakende kennis Gods, en zich tot Hem bekeeren, dat hij ook in natuurlijke en burgerlijke zaken dit licht niet recht gebruikt; ja veel meer ditzelve, hoedanig het ook zij, op onderscheidene wijze geheel bezoedelt en in ongerechtigheid ten onder houdt; en dewijl hij dit doet, zoo wordt hem alle verontschuldiging voor God benomen."
Nu is er in den laatsten tijd een ïwist uitgebroken over natuur en genade tusschen Brunner en Barth, de bekende Zwitsersche theologen. Die twist heeft als twistappel het woord aanknoopingspunt. Brunner is geneigd om den mensch voor het verkrijgen der genade Gods een aanknoopingspunt toe te kennen. Ook deze strijd is van belang, om er een oog voor te krijgen hoe de verhouding van natuur en genade gedacht kan worden en hoe deze toch niet is. Brunner wil de leer der alleen zaligmakende genade handhaven, maar hij meent, dat er toch een aanknoopingspunt moet zijn bij den mensch. Dit punt zoekt hij niet daarin, dat de natuurlijke mensch nog iets heeft, dat goed is, maar dat hij iets mist. De natuurlijke mensch heeft een vraag, en de genade geeft het antwoord, hij heeft een leegte en die genade vult die leegte. Dat klinkt zeer aannemelijk, maar in den grond is er niet veel van juist. Barth heeft zich dan ook met kracht tegen dat aanknoopingspunt te weer gesteld, zeggende dat het Woord Gods geen punt in den zondaar noodig heeft, maar zijn eigen aanknoopingspunt schept. Het valt toe te geven, dat een zondaar, na de" va), nog eenige overblijfselen heeft van het beeld Gods, maar zij kunnen hem niet helpen om de genade te kennen of te verkrijgen. De mensch is mensch gebleven, hij heeft rede en verstand overgehouden, hij weet, dat hij sterven moet, er is een zekere holheid in ieder ernstig natuurlijk mensch, hij gelooft dat er iets is en hij heeft een geweten. Maar we moeten niet vergeten, dat hij met dit alles van God is afgekeerd, dat hij niet een vraag in zijn ziel heeft naar God, niet een bewust gemis van God, maar haat tegen God. Zijn ziel roept niet om God, maar vlucht voor Hem weg. Het is wel waar, dat de genade Gods alleen het ledige van een menschenziel vullen kan, maar wij zondaren vragen niet om die genade. De genade knoopt niet aan bij de zondekennis, die wij door ons geweten hebben, maar schept zondekennis. Kortom, de kleine overblijfselen zijn niet genoegzaam tot zaligheid, ook niet tot een begin van zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Natuur en genade II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's