Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lichte verdrukking I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lichte verdrukking I.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Cor. 4 vss. 17 en 18. Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid, dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet; want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.

De wateren van Mara zijn bitter. Het leven van den waren Christen is vol moeite en strijd. De kamp richt zich tegen de geestelijke boosheden in de lucht; de machten der hel keeren zich tegen de duive van Christus om haar te verslinden. De helsche roover wil Gods tortel uit de handen van Jezus rukken. De wereld is Sion gram. De Koning voorspelde dan ook Zijnen jongeren: in de wereld zult gij verdrukking hebben, doch hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen. De strijd is zwaar en afmattend.
Hierbij komt nog de inwendige worsteling met eigen verdorven bestaan, zoodat de apostel de klacht deed hooren: Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods, maar, zoo voegt hij triumphantelijk toe: ik danke God door Jezus Christus onzen Heere. Zeker, de weg is moeilijk, die voert naar het land der ruste. V e l e zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar... uit die alle redt hem de Heere. Daarom is er geen oorzaak tot klagen voor degenen, die op weg zijn naar de Godsstad, nadat zij deze wereld zijn ontvloden en als gasten en vreemdelingen op aarde wierden gelijk alle hunne vaders. De blijde toekomst wenkt, en de weg kort eiken dag op. Bij U. mijn Koning en mijn God, verwacht mijn ziel een heilrijk lot.
Gods kinderen hebben van noode hun lijden en hun tranen, hun moeite en verdriet in het rechte licht te zien, willen zij den Heere geen ongerijmde dingen toeschrijven of ook ontmoedigd worden en kwaad spreken van den Koning, die hen toch veilig leidt en brengt in de haven hunner begeerte. Hun bloed, hun tranen en hun lijden zijn dierbaar in des Heeren oog. Hij zal hen niet eindeloos kastijden, maar hun geven de begeerte huns harten.
De apostel Paulus bepaalt ons in het Schriftwoord, dat wij ter overdenking kozen, bij de rechte waardeering van verdrukking en lijden. Stelt alles in het licht der eeuwigheid.
Laten wij dan, na bij de wateren van Mara te hebben stilgestaan en ervan te hebben gedronken, eene teuge nemen uit dezen beker der vertroosting, opdat wij moedig voorwaarts gaan, ziende op de heerlijke toekomst, die wacht en wenkt.
In de verzen, aan onzen text voorafgaande, heeft de apostel gesproken over zijn zwaar lijden. Wel werd vervuld, wat de Heere Christus, de mond der waarheid, bij zijne toebrenginghad voorzegd: Ik zal hem toonen hoeveel hij lijden moet om Mijnen naam. Lijden naar lichaam en ziel beide. Lijden en strijden. Leven was voor hem geven. Hoor hemzelf spreken. Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij Godes en niet uit ons. Als die in alles verdrukt worden, doch niet benauwd, twijfelmoedig doch niet mismoedig, vervolgd, doch niet daarin verlaten, nedergeworpen doch niet verdorven, altijd de dooding des Heeren Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in onze sterfelijke lichamen zou geopenbaard worden.
De apostel laat de kracht Gods uitschitteren in een reeks tegenstellingen. Hij scheen vaak reddeloos verloren, door vijanden omsingeld. Voortdurend werd hij in het nauw gebracht. toch vindt hij steeds een uitweg. Altijd weer om raad verlegen is hij toch niet radeloos. Hij wordt vervolgd, maar zijn Redder begeeft hem nooit. Men werpt zich vol woede op hem en toch wordt hij niet verdorven, maar staat weer op als een held. Had echter de Heere hem niet gered keer op keer, hij ware in zijnen druk vergaan en de vijanden hadden hem levend verslonden.
Dat lijden is nu de dooding des Heeren Jezus in het lichaam. Dagelijks dreigt hem doodsgevaar om Christus' wille. Zijn lijden is stervenspijn. Hij moet wandelen in de voetstappen zijns Heeren, die voorging als een lam ter slachting. Ook hij werd den ganschen dag gedood. Zeker, wij weten het wel, hij leed niet borgtochtelijk, gelijk zijn Heere en Zaligmaker. Deze toch leed als Borg en Middelaar om de zonde van anderen te verzoenen; moest wedergeven wat Hij niet had geroofd en ingaan in den dood van anderen, opdat dezen zouden leven en de zaligheid beërven. Hij is tot een vloek gemaakt, opdat ook deze man, die eertijds een vervolger der gemeente was geweest, zou worden rechtvaardigheid Gods in Christus. Daarom beperkt zijn gemeenschap aan het lijden van Jezus zich in de heiligmaking des levens tot lijden om Christus' wille in lichaam en ziel beide, opdat hij zijner heilig- en heerlijkheid zal deelachtig worden. Naar de toerekening leed en stierf hij in den Borg en was het als had hij in eigen persoon alle straf gedragen en alle gerechtigheid vervuld. Het leven van Jezus moet in zijn sterfelijk lichaam geopenbaard worden. Wij weten, dat Paulus een nu levenden, maar gestorven Christus predikte. Ja, Hem als voor de oogen der gemeente had geschilderd. Wat was nu het geval? De Heere maakte hem ten bewijze, ten toonbeeld, van zijn eige.i prediking. Hij sprak wat hij wist, ook als hij handelde over de gelijkvormigheid aan Christus in Zijn lijden. Hij leefde uit de kracht van Jezus' leven en stierf door de kracht van Zijn dood. Een onverbreekbare band snoerde hem saam met Hem, die hem in Zijne handpalmen had gegraveerd en hem niet zou begeven noch verlaten. De poorten der hel zullen Mijne gemeente niet overweldigen, zoo sprak Jezus, die nooit meer op Zijn lippen nam, dan Hij door Zijn kracht kon bewerken.
De apostel openbaart als gezant van Christus ons hier een diep geheim over het lijden der heiligen, in zoover het hun toekomt als kinderen Gods.
Wat is toch het geval? Van nature lijden wij in gemeenschap met Adam, om der zonde wil, getroffen door vloek en doem. De gansche wereld is verdoemelijk voor God. Wij hebben niet alleen tijdelijke straffen verdiend, maar eeuwige. Wij zijn waard verstooten te worden van Gods aangezicht in de buitenste duisternis, waar is weening der oogen en knersing der tanden. Een stroom van lijden en wee gaat over de menschheid. gevallen in Adam. De ontdekte zondaar kan dan ook zijn lijden niet anders verstaan dan rechtvaardig verdiend. Ja, den eeuwigen dood hebben wij ons volkomen waardig gemaakt. En als wij ons oog laten waren over het lijden der schepping, die zucht onder ons en ons aanklaagt boven ons, dan moeten wij belijden: om onzentwille! Het gansche schepsel is der ijdelheid onderworpen om onzentwille. In ons hondshoofd Adam hebben wij de schepping meegesleurd in den val, omdat God Zijne schepping zóó had geformeerd, dat Adams daad vreeselijke gevolgen moest hebben voor de schepping als geheel.
Lezer, hebt gij dat leeds geleerd, niet in theorie, maar in beleving des harten? Anders zult ge nooit komen tot de kennis van het heilgeheim, dat de apostel hier ontrolt. Het lijden van den apostel was niet in gemeenschap met Adam, maar met Christus, omdat hij afgesneden van den wortel zijns levens, was ingeplant in Christus en hij nu deelde in Zijn leven en de kracht van Zijn sterven. Het lijden van Christus nu brengt Uit den dood in het leven, is dienstbaar aan de heerlijkheid Gods.
Zalig deze verborgenheid te kennen voor eigen leven, dat wij niet uit de gemeenschap met Adam, doch uit de unie met den Christus leven en sterven. Nu gaat er een wonder licht op over het lijden en strijden der vromen. Dan geldt ook hier: Israël zal zeker alleen wonen. Wel zegt de Schrift: éénerlei wedervaart den goddelooze en den rechtvaardige, maar dat wil niet zeggen, dat zij op dezelfde wijze aan lijden en dood zijn onderworpen. Christus heeft uit hun lijden den vloek weggenomen en nu strekt het hun tot loutering der ziel en mogen zij daarvan eene vreedzame vrucht der gerechtigheid wegdragen.
Daarom kan de apostel, trots alle gevaar, moeite, strijd en lijden, goedsmoeds blijven, ja, roemen in de verdrukkingen. Hij mag weten, dat de dood hem het leven baart en dat Hij, die den Heere Christus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken. Dus kan hij ook zijn loop met blijdschap volbrengen. En, zoo voegt hij eraan toe: Daarom vertragen wij niet, maar hoewel onze uitwendige mensch verdorven wordt, zoo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.
Al wat hem wedervaart in dit tranendal, zal uitloopen op verheerlijking Gods en zaligheid zijner ziel. Ja, zelfs voor anderen zal zijn lijden vruchten afwerpen ten leven. Zeker heeft lijden en strijden invloed op den uitwendigen mensch, want hij weet zich kind des stofs, onderworpen aan allerhande ellendigheid. Zijn lichaam veroudert er onder en dat, naar den mensch gesproken, vóór den tijd, zoodat hij vroeg een oud man zich noemt. Maar de inwendige mensch ververnieuwd van dag tot dag. Hoe meer de aarde hem onthoudt, hoe meer de hemel hem geeft. De verdrukkingen des vleesches verhoogen zelfs zijne ontvankelijkheid des geestes. En daarbij komt, dat toch eigenlijk de verdrukkingen in eeuwigheidslicht gezien, niet zwaar zijn.
Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend gewicht der eeuwige heerlijkheid.
De apostel spreekt hier uit wat hem sterkt in gevaar en moed geeft in smart en pijn. En dat niet alléén, hij maakt den regel algemeen en spreekt eene waarheid uit, die de Kerk Gods in haar geheel betreft. Zijn lijden, het lijden der Kerk in gemeenschap met Christus, werkt- wat uit, dat er ver boven uitgaat. Leg in de eene schaal het lijden en in de andere de toekomstige heerlijkheid en dan slaat zij volkomen door naar de zijde der heerlijkheid. Een uitnemend gewicht der heerlijkheid. De verdrukking is dienstbaar aan de heerlijkheid. Zie, waar de verdrukte, de verdorven mensch ligt onder den voet van den vijand, de doodsmacht, in lichaamsafbraak en uitgeput van krachten daar is zijn recht en eere met hem vertreden. Maar de verheerlijkte komt zoo aan zijn recht en eere en ziet zich zijn recht toegewezen en heeft allen vijand onder den voet.
Zoo is er dan tusschen het lijden en de heerlijkheid samenhang. God verheerlijkt den verdrukte. Zijn bloed, zijn tranen en zijn lijden zijn dierbaar in Zijne oogen. Hoe meer lijden met en om Christus, hoe rijker de heerlijkheid zal zijn, die wordt verkregen en door genade toegewezen. De verdrukking is niet alleen de weg tot de heerlijkheid, maar zeer bepaald ook het middel daartoe. De Heere heeft tusschen die beiden een oorzakelijk verband gelegd. Het gaat hier dus om het lijden om der gerechtigheid wil, om Christus' wil.
Zit dan in dat lijden verdienste? Neen, op zichzelf niet, want Christus is de verdienende oorzaak ook van de vrucht des lijdens tot heerlijkheid. Maar de Heere wil uit de verdrukking stoffe der verheerlijking bereiden. Als Souverein heeft Hij volkomen het recht de Zijnen te laten lijden om en tot Zijne eere, zonder eenige vergelding schuldig te zijn. Doch Hij rekent niet naar het bloote recht, maar de genade in Christus. Het zijn toch de overblijfselen des lijdens van Christus (Coll. 1 : 24).
Daarom zet Hij het om in heerlijkheid. Het was recht, dat het lijden Zijns Zoons werd omgezet in rijkdom en eere door Hem met hemelschen luister te omringen. Daarom heeft Hij Hem uitermate verhoogd en Hem een naam gegeven boven allen naam, die daar genoemd wordt in den hemel en op de aarde. De dichter zong uit de bediening en gemeenschap met dien Christus: Gij zult met luister mij omringen, mij troosten in mijn smart.
De Heere zal het lijden in Zijn lichaam, hetwelk is Zijne gemeente, omzetten en vergelden in heerlijkheid. Indien wij dan met Hem lijden, zoo zullen wij ook met Hem verheerlijkt worden. Zoo leert ons het Woord, dat martelaren, die om den naam van Christus veel smaad en hoon ervoeren, groote eere zullen ontvangen. Ja, alle lijden, door genade recht gedragen, brengt de vergelding van genadeloon. Hier is de wet der genade tot heerlijkheid Gods.
Paulus was eenmaal Saulus, een vervolger der gemeente en als hij dan omschenen door een licht boven den glans der zon, neerstort ter aarde, moet hij hooren uit den mond van den verheerlijkten Christus: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij! In Zijn lichaam werd Christus zelf door den woedenden Saulus vervolgt. Dit werpt op het lijden van Gods kinderen een zeer liefelijk licht. De gemeente is Zijne vervulling. Zijne Kerk moet niet alleen gezaligd, maar ook worden gekroond, de bruid moet eene plaats hebben naast haren koninklijken bruidegom. Maar hoe zal zij tot Zijne heerlijkheid opklimmen anders dan door den weg van het lijden in Zijne gemeenschap? Doch is het dan juist, dat het lijden der heiligen eene eere is? Ja, inderdaad eene eere terwille van Hem smaadheid te mogen dragen. Daar verstond Petrus iets van, toen hij uitging van den Joodschen Raad, verblijd zijnde, dat hij om Christus' wille smaadheid had mogen dragen. Zijt gij, mijn lezer, Christus' dood gelijkvormig geworden, en is Hij, die het leven is, ook uw leven geworden? Anders zult gij deze verborgenheid des lijdens niet verstaan, nog minder deelen in hare vrucht. Om te komen tot Zijne opstanding is het noodzakelijk Zijnen dood gelijkvormig te worden. Hoe weinig inlevende genade merken wij in onze dagen op in deze zaak van het verborgen leven met God. En toch is het een wonder gebeuren in een menschenziel, wanneer de Heilige Geest ons inleidt in deze gemeenschap des levens en des lijdens met Christus. Tot verheerlijking van Christus is het noodig. dat zij vernederd worden. Maar daarom had de apostel vermaak in smaadheden, in nooden. Niet allereerst voor zichzelf om de vrucht, die zij afwierp, maar om de heerlijkheid van Zijn Koning, wiens hij was en dien hij diende. Zeker, óók voor eigen hart was de druk heilzaam. De beproeving des geloofs is veel kostelijker dan die des gouds, zegt broeder Petrus. Doch zij werpt vrucht af óók voor de eeuwigheid en daarop wijst hier de apostel.
Zoo draagt dus deze wonderboom tweemaal vrucht. De smaad der zonde, die zij over Hem brachten, moet worden verslonden in de vrucht der heerlijkheid uit onze vernedering en lijden. Ach Heere, geef ons licht en geloof om het zóó te verstaan, U tot eere. God is niet onrechtvaardig, dat Hij zou vergeten hun arbeid en moeite.
Er bestaat dus tusschen verdrukking en heerlijkheid wel samenhang. Toch is er ook een diepgaand verschil. Hoor maar welke vergelijking de apostel stelt tusschen beiden. De verdrukking is licht, maar de heerlijkheid wichtig. De verdrukking is kortstondig, doch de heerlijkheid eeuwig. Zoo is dan genade en heiligheid, begonnen heerlijkheid en heerlijkheid is voleindigde heiligheid. Is er dan wel gegronde reden om ontmoedigd te zijn? Voor Gods kinderen niet, maar zij moeten er licht over hebben, anders zien zij het zóó allerminst en bovendien, zij moeten leeren, dat zij menschen zijn. Verdrukkingen, kruizen, verliezen zijn niet naar onze natuur en alszoodanig niet licht, maar vaak zeer zwaar.
Ge moet niet meenen, dat het den apostel een kleinigheid was arm te zijn, zonder vaste woonplaats. Vaak kwelde hem de honger, dan weer pijnigde hem de dorst. Hij werd meermalen van zijne vrijheid beroofd en in de gevangenis gezet. Aan steeniging ontkwam hij niet. Geeselstriemen kwamen op zijn rug neer en voortdurend bedreigde hem de dood. Hij was in gevaren te land en ter zee; valsche broederen maakten hem het leven zwaar, en bij dat alles werd hij overvallen door de zorg voor de gemeenten. In zijn lichaam leed hij aldoor, want hem was gegeven een scherpe doorn in het vleesch, een engel des satans, die hem met vuisten sloeg. Is dat alles licht? Wie zou het durven zeggen, zonder tegenspraak te duchten? Is Paulus dan een Stoïcijn, een ongevoelig mensch, die alles laat gaan zonder er zich iets van aan te trekken? Niets is minder waar. De apostel is zeer gevoelig. Zijn levensberichten bewijzen dit overvloedig. Wanneer hij onvriendelijk wordt bejegend, laat hij zijn smart blijken. Als een vriend hem verlaat, beklaagt hij zich en gevoelt pijn; als iemand zich hartelijk betoont dan klinkt de ontroering door in zijn dankbaarheid. Hij is zeer gevoelig voor armoede en schande, al heeft hij geleerd in beide vergenoegd te zijn. De pijlen, op hem afgeschoten wonden en doen naar balsem vragen. Hij denkt echter geen oogenblik aan vlucht, maar streeft naar vrucht voor het Evangelie. Hij herinnert zich de slagen óók als zij genezen zijn en wijst op de achtergebleven litteekens. Hij is waarlijk geen ongevoelig mensch. Trouwens, dat kan een kind Gods van den Oversten Leidsman des geloofs ook niet hebben geleerd. Maar geen dezer dingen ontmoedigt hem en hij houdt zijn leven niet dierbaar voor zichzelven.
Het scheen soms alsof God hem overgaf tot een uitvaagsel en hij roept bewogen uit: de liefde van Christus dringt ons. Hij wilde zich dood rekenen voor alles als hij slechts Christus mocht leven... Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, werkt ons een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.
Als droevig zijnde en toch altijd blijde. Gaat gij nu die wonderspreukige gezegden verstaan? Als getuchtigd, maar niet gedood.
Hoe zou ook het lijden ons kunnen oefenen, als wij het niet gevoelden? Wat zou dan de lijdzaamheid der heiligen beduiden, als ze geen lijden gevoelden onder het lijden en geen pijn in de smart? Ja. hij belijdt ergens, dat hij uitermate bezwaard is geweest boven zijne macht. Het zal ons dus wel duidelijk zijn, dat hij slechts vergelijkenderwijze van lichte verdrukking spreekt, ziende op de aanstaande heerlijkheid.
Licht, de verdrukking, want als ge van zwaar wilt gewagen, dan moet ge over de heerlijkheid spreken. Zwaar van gewicht... wichtig, wat weegt, wat zwaar is.
Daar vaart een groot schip over den onmetelijken oceaan, de bodem kan nauwelijks gepeild worden met het dieplood en nu in de diepte der zeeën zwemmen groote visschen, het is een onmetelijke last van water, die de visschen drukt en van alle zijden omringt. Alleen het feit, dat ze aldus bestaan, maakt dat ze niet te pletter worden gedrukt door den last der wateren, die boven en rondom hen is. Toch is die visch daar in zijn element. Welnu, zulk gewicht heeft de heerlijkheid.
Elders zegt hij, dat deze heerlijkheid, die aan Gods kinderen zal geopenbaard worden, niet is te vergelijken met het lijden dezes tegenwoordigen tijds (Rom. 8 : 18).
Een gansch zeer uitnemend gewicht der heerlijkheid. Hij gevoelt iets van dat gewicht en dan moet hij als bezwijken. Daar is onze ziel nu nog niet voor bestand. Houd op. houd op. Heere, ik bezwijk, ik kan niet meer dragen, de last uwer liefde en ontferming zal mijn hart doen barsten, doen bezwijken. Zalig, zóó iets van het gewicht der heerlijkheid te gevoelen. W a t is dan alle lijden voor een korte spanne tijds bij die eeuwige heerlijkheid vergeleken.
Wat zal het lijden zijn in de herinnering, als de aarde onpeilbaar diep ligt verzonken onder den voet der heiligen, die wandelen in Jeruzalems gouden straten en een gansche eeuwigheid voor zich hebben om met God in de eeuwige zaligheid te leven? Geen wonder, dat de begeerte kan opwaken bij dit heerlijke vooruitzicht: hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te wezen, want dat is zeer verre het beste Job kwam tot den uitroep: mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot. Gods kind is kind der hope.
Een gansch zeer uitnemend gewicht der eeuwige heerlijkheid...
Een alles te boven gaand gewicht. Een gewicht, dat wij niet kunnen uitdrukken, omdat ons de weegsteenen ontbreken voor de alle gewicht-te-boven-gaande heerlijkheid.
Zóó groot is dit gewicht, dat onze sterfelijke lichamen er onder moeten bezwijken en een verheerlijkte ziel en onverderfelijk lichaam noodig is haar te dragen, om eeuwig dien God te aanbidden, die ons met zulk een gewicht der heerlijkheid belaadde. We zullen er gansch in verdwijnen en onder te gronde gaan. Zalig, zoo door de heerlijkheid bezwaard te zijn.
De tweede vergelijking raakt den duur van lijden en heerlijkheid, terwijl de eerste op beider gewicht, zwaarte, betrekking had.
De verdrukking duurde op zichzelf aangemerkt lang, het gansche leven van den christen houdt zij aan. Het behoort tot het leven der godzaligen, dat zij lijden en verdragen.
Mijne bestraffing is er eiken morgen, klaagt Asaph. Wij zijn geacht als slachtschapen, weeklaagt de profeet, en Paulus neemt het woord over. Toch wordt het lijden dezes tegenwoordigen tijds zeer haast voorbijgaand genoemd in onzen text.
Hij vergelijkt met de eeuwigheid. Eeuwigheid van heerlijkheid... eeuwigheid van rampzaligheid. Lezer, een van beide zal ons deel zijn. Daarom vragen wij u in diepen ernst voor het aangezicht des Heeren, zijt gij van zoo grooten nood en dood verlost, door Hem, die den dood verslond tot overwinning? De engel zwoer bij dien, die leeft tot in alle eeuwigheid, dat na deze geen tijd meer zijn zal. Onze leeftijd is slechts een handbreed gesteld en wij vliegen daarhenen. Kunt gij zeggen: o eeuwigheid, kom ras, ik wou, dat ik aireede bij u was? Ach, van nature klemmen wij ons vast aan dit leven, dat toch niet anders is dan een gestadige dood. Zullen wij het getroost verlaten? En ten laatsten dage zonder verschrikking voor God verschijnen? Dan is ons noodig met verschrikking voor Gods troon te hebben gestaan in dit leven en... te zijn gestorven om Hem te ontmoeten, die kon zeggen: Ik ben dood geweest en zie. Ik leef in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods. Anders toch hebben wij geen grond te verwachten, dat ons einde vrede zal zijn zonder kennis aan dien Borg, wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. Eeuwigheid! En de rook hunner pijniging gaat op in alle eeuwigheid en zij hebben geen rust. Hoe zullen wij toch den toekomenden toorn ontvlieden, indien wij op zóó groote zaligheid geen acht slaan... welker verdoemenis rechtvaardig is. Ja, die den Heere Jezus Christus niet lief heeft, die zij eene vervloeking, Maranatha. Maar, wie kan dan het wonder peilen, dat God in Christus een genadig God is, die eeuwige heerlijkheid geeft voor eeuwige schande, en eeuwig leven voor eeuwigen dood. Als wij dan ons hoofd ter ruste leggen en onze geest wederkeert tot God, die hem gegeven heeft, mag worden getuigd: Deze mensch heeft nu opgehouden te sterven, hij leeft eeuwig. Voor eeuwig behouden.
Om de kortheid des lijdens te meten, behoeven wij niet eens te gaan over de grenzen van den tijd. W a t is onze leeftijd vergeleken bij de vervlogen eeuwen?
En wat is onze leeftijd, vergeleken bij dien van Adam en Methusalem? Bovenal echter in het licht der eeuwigheid verschijnt het lijden dezes tegenwoordigen tijds in zijne kortheid en is het als een damp. die verdreven wordt door de opgaande zon; als een morgenwolk slechts, die ras verdwijnt. Voor een oogenblik wordt het pad der heiligen verdonkerd door verdrukking en lijden, maar weldra gaat het volle licht over hen op en zij gaan een morgen tegemoet, waarop geen avond zal volgen, een eeuwige, een eenige dag! De heerlijkheid der zon is zeer duurzaam. Zij zag vele koninkrijken opkomen en vergaan; zij schijnt op vele kerkhoven en belicht de ruïnes, die spreken van vergankelijke grootheid. Maar als eenmaal de zon niet schijnt en verduisterd zal worden en de sterren van den hemel zullen vallen, dan zullen de rechtvaardigen blinken in het Koninkrijk Gods. Wanneer zal de heerlijkheid de heiligen van de hooge plaatsen tanen? Een eeuwig gewicht der heerlijkheid.
Zie, het beste deel onzer erfenis wacht nog.

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend.
Waarvan, in druk, 't vooruitzicht mij verheugde;
Uw aangezicht,-in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde;
De lieflijkheên van 't zalig hemelleven
Zal eeuwiglijk Uw rechterhand mij geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Lichte verdrukking I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's