Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Ontwerp IV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Ontwerp IV.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo is het dus duidelijk, dat het absoluut onmogelijk is, dat dit Ontwerp, als het wordt aangenomen, de Kerk eene Belijdenis zou brengen. De Kerk heeft eene Belijdenis, geteekend met het bloed onzer martelaren. En als dit ontwerp doorgaat, zal zij juist die Belijdenis verliezen, want in hare plaats wordt dan eene reglementaire bepaling geschoven, die met de oude Belijdenis niets te maken heeft. Daarbij komt, dat het ook duidelijk is geworden, dat het uitgangspunt van deze reglementaire bepaling, die de Belijdenis vlottend maakt, iets heel anders beteekent dan de permanente onderwerping aan en controle naar de norm van het onfeilbare Woord van God. dat als Heilige Schriftuur der Kerk werd toevertrouwd van Godswege. Het is heel iets anders dan de Belijdenis voortdurend aan de norm van Gods Woord te verifieeren, dan van hare „hervorming" te spreken, waarvoor geen norm wordt aangegeven en die per slot van rekening neerkomt op eene kerkleer niet naar den Woorde Gods, maar naar menschelijke willekeur, die bepaald wordt door den tijdgeest en hare cultureele mode-artikelen. Als de Kerk hare roeping voor het volksleven zal vervullen, dan heeft zij juist zich met de normen van het eeuwig blijvend Woord van God in te stellen tegenover en boven den tijdgeest. De oorzaak van het verval der Kerk, van de verachting, die haar te beurt viel, is juist, dat zij dit heeft nagelaten en al maar geprobeerd heeft met elastische bepalingen zich aan te passen bij den tijdgeest. Daardoor hebben wij een kerkelijk leven van willekeur, van ordelooze wanbedrijven, zelfs van heidendom onder Christelijken vlag. Het was er alles op aangelegd aan de klemmen der Belijdenis te ontkomen. En het groote gebrek in dit heele Ontwerp is, dat het precies hetzelfde bedoelt. In stede van terugkeer tot de Belijdenis, van terugkeer tot haar principe en uitgang in de erkenning van de autoriteit van den God des Woords, wordt aangediend „hervorming bij voortduur". Doch van de norm des Woords is er geen sprake, want daarvan moeten deze Heeren van het Ontwerp wezenlijk niets hebben. Zij hebben, als er nog van eene Schriftbeschouwing sprake is, een geheel andere dan die der Belijdenis.
Wanneer dus Ds. te Winkel, de kroniekschrijver van het Confessioneele tijdschrift O n d e r e i g e n V a a n d e l beweert, ,,dat we een Kerk krijgen, die het stempel van het echte gereformeerde Protestantisme draagt", dan vergist hij zich, óf in het echt Gereformeerde Protestantisme, óf in dit Ontwerp. Ook is het in het geheel niet juist, als hij meent, dat het dan uit is met den tegenwoordigen toestand, omdat we dan een kerkelijk oordeel krijgen. Om een kerkelijk oordeel te krijgen, moeten er de organen der Kerk zijn. En deze ontbreken en blijven ontbreken, omdat er van terugkeer tot het presbyteriaansch systeem geene sprake zal zijn. Als er van zulk een oordeel sprake zal komen, moet de Kerk terugkeeren tot de belijdenis van hare volstrekte onderwerping aan de Heilige Schriftuur als het onfeilbaar Woord van God. Zij moet dus weer aanvaarden de in het historisch Gereformeerde Protestantisme eenig geldende norm. En daaraan wordt niet gedacht, zoodat het eenige, wat ons zal wachten, de willekeur is van wat de partijen als waarheid zullen believen aan te geven. In stede van een kerklijk oordeel krijgen we een oordeel van vele van de ware belijdenis der Kerk afwijkende dominees, die een zwart of rood schaap uit zullen drijven als een bok, hoewel zij op de weegschaal van het echte Gereformeerde Protestantisme gewogen, zeiven lichter zijn dan de ijdelheid zelve.
Het doet mij leed, maar wie zich niet met woorden en schijn laat tevreden stellen, doch naar de waarachtige belijdenis van het Gereformeerde Protestantisme vraagt, die laat zich niet misleiden. Dit heele Ontwerp is er precies op aangelegd om de Hervormde Kerk te berooven van het laatste, dat er nog van het Gereformeerde Protestantisme is overgebleven, namelijk van de belijdenis. Als de Heeren dan zulk een behoefte hebben aan formules om tucht te kunnen oefenen, als zij het dan zoo vurig begeeren, dat de Hervormde Kerk zal zijn eene belijdende Kerk — hoewel zij dit naar ons oordeel en niet alleen naar het onze, maar eveneens naar dat der vroegere confessioneelen ongetwijfeld is — dat zij dan opkomen voor een ernstige toepassing onzer Belijdenis. Dat heeft Dr. Hoedemaker zeer terecht gezegd, en Ds. te Winkel en de confessioneelen, die er daar nog zijn, mogen het ter harte nemen. Hoedemaker moest er niets van hebben; hij leerde — en hier geven wij zijn eigen woorden — dat ..bondelingen, gedoopte leden der Gereformeerde Kerk, die volgens Gereformeerd Kerkrecht niet naar den onderwerpelijken maatstaf van dezen of geenen beoordeelaar. maar naar den voorwerpelijken maatstaf der belijdenis moeten worden beoordeeld." Voor de rechten van de afwijkenden zelfs kwam hij op met te zeggen: „Ik ken u niet als modernen, als onverschilligen, maar erken alleen uw recht op de waarborgen, die in het kerkverband gelegen zijn tegen de overheersching der enkelen. Dat is het kerkelijk standpunt, dat ik krachtens mijn Gereformeerd beginsel thans inneem." Zoo sprak Hoedemaker, die zich in zijn graf zou omkeeren, als hij kon weten, dat de hedendaagsche confessioneelen zijn maatstaf, de belijdenis, bezig zijn te verkwanselen en weg te werpen. Ja, daarin had Hoedemaker gelijk: ,,De oorzaak, de schuld van onze kerkelijke ellende, moet niet buiten ons, maar in ons worden gezocht. De Besturen, de Ethischen, de Modernen, de Doleerenden hebben gezondigd. Zij staan voor Gods gericht. Maar wij, wij Gereformeerden, staan nog op geheel andere wijze schuldig voor God en menschen, ook aan datgene, wat in de Kerk buiten ons toedoen en tegen onzen wil is geschied, omdat wij in het bezit waren van het beginsel, dat redding had kunnen brengen en het niet ten zegen voor die Kerk hebben gebruikt." Zoo sprak Hoedemaker, maar wat zou hij nu zeggen, nu zijne volgelingen in naam bezig zijn juist dat beginsel voor goed te verwerpen door een Ontwerp te aanvaarden, dat juist de gansche belijdenis met haar normatief recht voor goed uit ruilen zal voor eene niets zeggende formule. Het is waar: „Het allereerste, waartoe wij geroepen zijn, is dus ons te bekeeren. Met datzelfde euvel, waaruit het doleeren voortkomt, zijn ook wij behept." En wat is dat euvel? Het bestaat hierin: ..dat men de belijdenis (ook voor ons in de Formulieren van eenigheid begrepen), die niets dan de tijdelijke uitdrukking is van de Waarheid, die de Kerk van Christus in den loop der eeuwen, door de onderwijzing des Heiligen Geestes uit het Woord van God heeft geleerd, als iets zelfstandigs gaat beschouwen, d.i. haar onafhankelijk maakt van dat Woord en van de Kerk. waaruit zij geboren werd, waardoor zij gedragen wordt en waarvan zij volstrekt onafscheidelijk is". Dit zegt Hoedemaker. En daarmede zijn wij het eens, omdat hij toont hiermede besef te hebben van den grond der belijdenis in haar levenscontact met de Kerk. En in dit Ontwerp wordt de losknooping van dien levensband voltrokken. Niet Gods Woord als norm der belijdenis, maar een leege formule zal de plaats er van innemen. En daarmede doet de willekeur hare intrede, wordt er een tucht ingevoerd, absoluut in afwijking van de belijdenis. Op zuiver Gereformeerd standpunt is het Woord van God dus de eenige regel van geloof en leven, maar geen leege formule, geen vrome phrasen, geen wezen en hoofdzaak van de belijdenis. De leer van Dr. Hoedemaker oordeelt evenzeer dit Ontwerp, zoodat wij niet alleen staan in ons afwijzend vonnis.
Wat is dit nu voor een theorie, die tot dit 8e artikel van het Ontwerp heeft geleid? ,.De Commissie", zoo zegt de inleiding (blz. 26) „acht noch handhaving zonder hervorming, noch een hervorming, die niet het wezen van de belijdenis handhaaft, verantwoord". Het staat dus reeds voor haar vast, dat de belijdenis eene „hervorming" moet ondergaan. En deze is zoo onafwijsbaar noodig, dat er zonder deze „hervorming" van handhaving geene sprake kan zijn. Dus, dat blijkt hier uit, wanneer dit Ontwerp wet wordt, zal de belijdenis moeten hervormd worden. Wie dus dit Ontwerp aanvaardt, verbindt zich daarmede zedelijk tot „eene hervorming" der belijdenis. Welke deze hervorming zal zijn, waarover deze zich zal uitstrekken, daarover wordt niets gezegd Alleen, wij moeten goed begrijpen, volgens de Heeren dezer commissie moet die ,,hervorming" er komen. Zij eischt dus, om zoo te zeggen, bij de aanvaarding een blanco volmacht. Er is slechts ééne beperking: die ,,hervorming wordt noodig geacht, ..die het wezen van de belijdenis handhaaft' Daar staan wij weer met een term, die van dezelfde orde is als ,,geest en hoofdzaak uit het bestaande reglement. De woorden ,,wezen" en „geest en hoofdzaak" zijn samen van hetzelfde allooi; want alle drie zijn ongrijpbaar, zijn woorden, waarvan de strekking is, dat de belijdenis, die de Kerk uit de geschiedenis heeft ontvangen en zooals zeer terecht door Dr. Hoedemaker omschreven werd ,,als vrucht van de onderwijzing des Heiligen Geestes', die belijdenis moet plaats maken voor eene nieuwe, waarin het wezen der thans geldende wordt bewaard. Zal dan deze nieuwe ook vrucht zijn van de onderwijzing des Heiligen Geestes?
Ik geloof, dat er grond is voor de meening, dat de eeuwen, die op de reformatie gevolgd zijn na 1618 en '19. nu niet uitblinken door een machtig opbloeiend geestelijk leven. De decadentie begint duidelijk merkbaar te worden na 1650, de 18e eeuw is die der verstarring, de 19e eeuw, die der ontkerstening en de periode, die wij nu beleven, onderscheidt zich deze door rijk en teer geestelijk leven? W i e met de geschiedenis van het cultuurleven dezes tijds eenigszins op de hoogte is, die weet, dat de philosophie de Kerk in vrijwel alle landen geestelijk heeft verdorven. Er is alle grond voor de profetie, dat die vernieuwde, ,.hervormde" belijdenis niet anders zal bevatten dan het armzalig restje orthodoxie, dat aan de ethische richting gebleven is. Maar wat de Kerk van God geleerd heeft door de onderwijzing des Heiligen Geestes, dat zal uit dat schamele belijdenisje, dat als het wezen van de oude belijdenis zal worden opgedischt, verdwenen zijn.
Trouwens, ondanks dit blanco crediet, dat nu wordt gevraagd: het zal ,,eene hervorming zijn, die het wezen handhaaft". moeten wij wel begrijpen, dat er van die heele „hervorming" nimmer iets kan terecht komen. De richtingen, die bij dit Ontwerp aan het woord zijn, kunnen de confessie niet hervormen. Zij zijn er niet bij machte toe, omdat zij juist in zake de gronden, waarop deze gebouwd is, niet slechts van deze bestaande belijdenis afwijken, maar ook onder elkander absoluut verschillen. Ik wilde wel eens zien, wat deze Heeren der Commissie maken zouden van de artikelen II tot VII. om daar dan nu alleen maar bij te blijven. V a n heel die „hervorming" komt niets terecht.
Het is trouwens ook eene vraag, of die phrase over de handhaving en de hervorming een andere strekking heeft dan de massa gerust te stellen en in slaap te sussen. Als ik het wel begrijp, ligt het in het geheel niet in de bedoeling om zulk eene „hervorming" der Confessie aan te kondigen. Het is eene phrase om de goegemeente dit Ontwerp aan te prijzen zonder haar kopschuw te maken over de gevolgen. Aan de willekeur bij het gebruiken van liturgische formulieren zal ook paal en perk worden gesteld. Natuurlijk is willekeur verkeerd, niet uit liturgisch oogpunt slechts, maar uit kerkrechtelijk oogpunt vooral. Doch om daaraan een eind te maken, behoeft men dit Ontwerp in het geheel niet.
Doch wat eveneens bedenkelijk is? Dit Ontwerp stelt ook al in het uitzicht eene herziening der formulieren. W a t dat beteekenen kan. leert ons het geknoei met formulieren, dat elders reeds werd te aanschouwen gegeven. Dat „de bestaande formulieren op onderscheidene punten herziening behoeven . beteekent, dat, evenals de belijdenis, ook deze erfenis der Vaderen aan eene moderniseering zal worden onderworpen. Dat zij daarmede beter en dieper en stichtelijker zullen worden, kan men moeilijk verwachten. Zeer zeker zullen zij niet worden verdiept. Het moet alles pasklaar gemaakt worden op de ethische vroomheid dezes tijds. We hebben als voorproef reeds eenige nieuwe formulieren o.a. van Ds. van Grieken te zien gekregen, die geen perziken zijn, waarvan men zegt, dat zij naar meer smaken. Maar natuurlijk, alle willekeur, die het bestaande Reglement heeft gewettigd, kan met een eenvoudige Reglementswijziging worden verboden. Doch daarin hebben de Heeren geen lust. want dan moeten zij zeiven van hun willekeur afstaan.
Bij dit Ontwerp zijn de Heeren er op uit hunne willekeurige mishandelingen der formulieren te reglementeeren. Is dit dan „liturgisch juist"? Doch men houde ons ten goede, als wij er voor waarschuwen, dat wij dan op weg zijn naar het verlies van het vaderlijk erfdeel, dat wordt uitgeruild voor de revolutiebouw dezes tijds. Zelfs de Apostolische Belijdenis is in die kringen niet veilig. Zelfs lezen Ethischen en Confessioneelen die soms anders dan zij gelezen behoort te worden. Dus let op uwe zaak en neemt dit Ontwerp niet aan, want gij weet niet, wat het brengt. Alleen is zeker: niet veel goeds.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het Ontwerp IV.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1937

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's