Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het oecumenisch ideaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het oecumenisch ideaal

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het streven naar eene oecumenische openbaring der Christelijke Kerk is, op zichzelf beschouwd, in haar wezen gegrond. Christus, die het Hoofd der Kerk is en van Wien geschreven staat, dat in Hem, zoowel de Jood als de Griek, man zoowel als vrouw, vrije zoowel als dienstknecht, hunne gerechtigheid en zaligheid vinden kunnen, kan dus ook in Zijne Kerk zich niet bepalen tot één volk. Zoo is het dus verklaarbaar uit Christus' verschijning zelve, dat de Kerk eene oecumenische, dus over de geheele wereld uitstrekkende, onder alle volken zich openbarende functie heeft en hebben moet. De Kerk heeft dan ook eenen oecumenischen verschijningsvorm gehad van den beginne aan. Dit was reeds zoo op den Pinksterdag, want, als de Heilige Geest was uitgestort, dan spreken de apostelen in allerlei talen, verkondigende de groote daden Gods wel aan Joden, maar dan toch uit alle deelen van het Romeinsche wereldrijk saamgekomen. En de geschiedenis leert, dat in allerlei steden de Christelijke gemeenten ontstaan, die in meer of minder nauw contact met elkander traden. In de Kerk, zooals zij leefde en zich verbreidde, was er dus de aandrift om toch hare eenheid te openbaren. Merkwaardig echter is, dat de Heere deze eenheid geheel anders openbaarde dan de Roomsche Kerk dit de eeuwen door sinds hare Katholiek-wording heeft gedaan.
In de Roomsche Kerk heerscht het streven van de katholiciteit te doen blijken door overal eene zoo streng mogelijk doorgevoerde eenvormigheid aan den dag te leggen. Zij toonde dit in hetzelfde liturgische ceremonieel, dat overal op dezelfde wijze moet worden aangetroffen. Of men in Parijs komt, in Brussel of in Amsterdam, de Roomsche Kerk heeft één stelsel van vormen, ceremoniën en plechtigheden, dat geen afwijkingen toelaat, althans niet van beteekenis. Om dat systeem van eenvormigheid te kunnen doorvoeren, behoefde zij daarvoor ook éénheid van taal.
Doch de ervaring leert, dat er met de verscheidenheid onder de volken ook verscheidenheid van talen gepaard gaat. De menschen hebben zulks niet gewild, legden er zich zelfs op toe dit te voorkomen, want zij wilden samenblijven en niet verstrooid worden over de aarde. Genesis 11 leert het ons, hoe zij eene stad en een toren bouwen om eenerlei volk te blijven en eenerlei spraak te houden. Doch de Heere zeide: „Zoude hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken?" En dan vaart Hij neder om hunne spraak te verwarren.
Tegenover den eenheidsdrang der menschen komt de Heere dus met veelvuldige verscheidenheid. En nu staat tegenover die spraakverwarring van Babel de Pinksterdag, waarop de Heere de ware eenheid herstelt door de uitstorting des Heiligen Geestes, die eene eenheid in Christus schept. Doch, en daarop leg ik nu nadruk, de Heere doet dat precies omgekeerd op een wijze, die geheel in tegenstelling is met wat Rome doet om de Katholiciteit der Kerk tot stand te brengen voor het uitwendig optreden der Kerk. Rome voerde daartoe eene eenvormigheid in, die om eenvormig te kunnen zijn, ook eene kunsttaal behoeft. Zij heeft daarvoor het kerk-latijn, dat overal in de Roomsche kerken, in hare liturgie wordt gehoord. Niet de landstaal, niet de volkstaal, maar het kerk-latijn, een doode taal, op deze wijze gebezigd, een kunsttaal, is het voertuig, waarvan men zich in den Roomschen eeredienst bedienen moet.
Op den eersten Pinksterdag deed de Heere echter juist andersom. De Schrift leert, dat bij de uitstorting des Heiligen Geestes, de discipelen allen vervuld worden met den Heiligen Geest en dan „begonnen te spreken met andere talen, zooals de Geest hun gaf uit te spreken". En de vele vreemdelingen, die er destijds in Jeruzalem waren, geven dan ook met ontroering aan hunne verbazing uiting, want „een iegelijk hoorde hen in zijne eigene taal spreken". Ja, zij stonden verstomd over hetgeen hun ontmoette, want zij zeiden tegen elkander: „Ziet, zijn niet allen, die daar spreken, Galileërs!" God de Heilige Geest paste dus op den eersten Pinksterdag een geheel ander middel toe dan de Roomsche Kerk. Hij leerde de apostelen spreken in vreemde talen en voerde dus geen kunsttaal in. Hij deed niet de verscheidenheid der talen te niet, doch handhaafde haar volkomen. En de Heilige Geest verkondigde bij monde der apostelen de groote daden Gods in elke taal.
Daaruit blijkt dus, dat de Katholiciteit der Kerk naar des Heeren Woord niets gemeen heeft met de eenvormigheid van Rome, die voor het uitwendige gezien, een schijn van katholiciteit beteekent, waaraan het wezen ontbreekt, omdat zij niet wortelt in het ware leven der Kerk, doch een kunstproduct is, dat met een kunstbloem vergeleken kan worden, die met eene ware, echte, geurende, schoone, levende kelk niets wezenlijks gemeen heeft.
Toch heerscht er heden ten dage een streven om zulk een uitwendige eenheid ook onder Protestantsche kerken tot stand te brengen. Natuurlijk niet door de eenvormigheid van een kunsttaal, niet door een Volapük in te voeren, niet door een diplomaten-taal voor te schrijven, maar dan toch door een zekere uniformiteit in belijden in te voeren en alzoo tegenover Rome of liever naast Rome een anderen schijn van katholiciteit te toonen, nadat men eerst te vergeefs heeft gepoogd ook Rome te bewegen tot een toetreden in het oecumenische gezelschap.
Natuurlijk kan Rome zich daartoe niet leenen. Dan zou Rome ophouden Rome te zijn. Dus bleven in onderscheidene landen deze naar oecumenische kerkopenbaring begeerige groepen en vereenigingen op eigen voet werken voor dat oecumenische ideaal. Uit den aard der zaak zou deze beweging waarde kunnen hebben, indien zij wortelde in het leven der onderscheidene kerken in de onderscheidene landen. Doch daaraan juist ontbreekt het geheel.
In alle Europeesche landen, waar het Protestantisme eeuwen geleden tot kerkformatie kwam, is het met het leven der Kerk bedroevend gesteld. Het Protestantisme heeft niet als Rome eene hiërarchie, noch eene uitwendige eenheid. Het kan alleen bloeien, wanneer het gedragen wordt door een bloeiend geestelijk leven, door een gezond geloof. En daaraan ontbreekt het momenteel bij alle Westersche volken. De Kerken leden zeker reeds bijna twee eeuwen aan eene verkankering door de philosophie, die de theologie heeft overwoekerd en het geestelijk leven, eerst van de predikanten, daarna van het volk feitelijk vermoord heeft. De kerkformaties in de Protestantsche landen leven niet meer uit Gods Woord en hare belijdenisschriften uit de dagen der Reformatie. En de geestelijke goederen, die zij uitwisselden met die der cultuur, waren voor het religieuse leven meestal meer destructief dan gezegend. Nederland zelf is er een voorbeeld van. Onze nationale theologie is onder den invloed der voornamelijk Duitsche philosophie verworden tot het modernisme en de ethische richting. De Duitsche Kerk zelve was geheel en al doorzuurd van de wijsbegeerte en het volk gekomen tot het Marxisme. Wat er in Duitschland gebeurt, is het logisch gevolg van dat verleden. De Heere zal nieuwe wonderen van Reformatie moeten doen, zal het volk niet algeheel tot het Bolschewisme vervallen naar Russisch model. De Engelsche Kerkformaties zijn een schaduw van wat zij waren, daar zij eveneens verteerd werden door rationalistische bewegingen en noch in de Anglikaansche, noch in de vroeger zoo principieele Gereformeerde kerken, die uit de dagen der Reformatie stamden, heerscht meer een bloeiend geestelijk leven.
Het is dit geestelijk verval, dat uit den aard der zaak de massa een gevoel van ledigheid geeft. Het is er als hier te lande. De gereformeerde theologie, die eene parallel-verschijning beteekent van Gereformeerd leven, werd, zooals ik reeds opmerkte, hier prijs gegeven voor de Duitsche mode. Wie wees op het belang onzer eigen nationale theologie, vond natuurlijk geen gehoor. De mode werd gevolgd, zoodat geslachten aaneen de groote massa der predikanten de Kerk ingingen zonder van de theologie der Kerk iets te weten of te willen weten. Daarmede ging gepaard eene geestelijke verarming der gemeenten, ging de invloed der Kerk teloor.
Ook bij ons is een gevoel van leegte merkbaar, dat men tracht te vullen door Rome na te doen. Van terugkeer tot de nationale leer, waaruit de nationale Kerk geboren werd, moeten deze bewegingen niets hebben. Dialectische philosophische phraseologie, die wetenschappelijk volkomen in de lucht hangt, werd het panacee, dat de verarmde ethische leer op de been moet houden. Maar het geestelijk leven der massa heeft aan al dit geleerde gedoe niets. De zielen vragen naar brood, naar het brood, dat den honger der zielen stilt. Dus loopen de kerken leeg. Een enkele begaafde orateur houdt een groepje om zich. maar de groote massa weet van geen dienst des Woords meer, omdat de predikanten er zeiven niet meer van weten, noch weten willen.
En wat zien we nu? Ook hier te lande de ijdele poging om Rome te copieeren in liturgische diensten. De oude gereformeerde Engelsche puriteinen waarschuwden daartegen en riepen het volk op te waken tegen „the devices and methods of Satan", tegen de leuzen en methoden van Satan, want zij hadden een levende ervaring van wat die Roomsche liturgie beteekende en waartoe zij strekte. Hier te lande heeft de Kerk er nooit aan gedacht deze na te bootsen. Thans is het in de mode, als het logisch gevolg van het dood gepreekte kerkelijk leven. In plaats van naar Gods Woord terug te keeren, gaat men naar Rome. Een crypto-Roomsche geest heerscht in al die kringen.
En zoo is het zeer begrijpelijk, dat onder deze meestal gegoede kringen, die der zoogenaamde intellectueelen, men ook er op uit is een zichtbare oecumenische eenheid na te bootsen. Doch daar de kerken dood zijn, er slechts groepen van zulke menschen zijn, gaat dit alles buiten de kerken om. Er komt dan ook niets wezenlijks van terecht. Het blijft alles beperkt tot eenige kringen van heeren en dames, die reizen naar buitenlandsche samenkomsten betalen kunnen, tot reclameverslagen in de groote Pers, maar het raakt nog niet eens aan de oppervlakte van het kerkelijk leven, dat er dood onder blijft. Wij behoeven alleen maar wederkeer tot Gods Woord. En daarmede komt al het andere, ook het wezenlijke contact met andere kerkformaties, komt ook de oplossing van onze kerkelijke moeilijke vraagstukken. Maar daarvan komt niets, noch door ethische, noch door dialectische, Barthiaansche of Brunnersche theologie. Wij behoeven terugkeer naar het naakte Woord van God.
Er is maar eene Kerk, die van deze bewegingen profiteert: de Roomsche Kerk. Daarheen zijn tal van deze menschen op weg. De oppervlakkige zielen zijn met den schijn, waaraan zij zich vergapen, tevreden. Rome ziet dit wel in. Ik las dezer dagen in Ungarisch-Protestantischer Pressedienst van 1 Jan. 1.1. een stuk over „Noch einmal: die Christliche Union", dat de titel is van het schrijven, dat een Jesuiet, P. Bangha, liet uitgeven in Hongarije over de hereeniging der kerken. Deze Jesuiet vindt dat een prachtidee! De mogelijkheid erkent hij natuurlijk niet dadelijk, maar het groote nut is, dat er een vriendschappelijker atmospheer geboren wordt, zoodat men elkander met welwillendheid gaat tegemoet treden. Hij erkent wel, dat er dogmatische verschillen zijn en dat er van hereeniging slechts sprake kan zijn, waar de religieuse waarheid boven alles gaat. Doch, zoo merkt hij op: traditie en gevoel spelen daarbij een grooten rol. De „vulkanische persoonlijkheid van een Luther of een Calvijn hebben daar ook een aandeel in en hij erkent, dat als er op den „stoel van Petrus" in de dagen der Reformatie eens niet „een der Medici's" gezeten had, maar een figuur als St. Franciscus van Sales", dan zoude het ook aan Roomsche zijde nog anders staan. Langzamerhand moeten die gevoelsfactoren verdwijnen. Men moet nuchter worden in die vraagstukken en broederlijke gevoelens, goede wil moeten den toon aangeven. „Onder tranen" moeten wij naar elkander toekomen, maar als het op het wezenlijke der zaak aankom't, dan moeten de grenzen niet worden overschreden. Misschien verdedigen beide, Roomschen en Protestanten, hetzelfde met andere woorden. Zoo gaat deze Jesuietenpater voort met den weg te effenen tot de Roomsche Kerk, want heel die door hem aangeprezen hereeniging komt daarop neer: De kerken zullen hereenigd zijn, als wij maar allen wederkeeren tot Rome.
Van dezen Jesuiet niet kwaad bedacht als lokmiddel en voor ons eene ernstige waarschuwing. Bezint eer gij begint met het nabootsen van Rome. Alle deze wegen leiden naar Rome. Ook de wegen, die hier te lande worden ingeslagen om de leegte der zielen en daarmede de leegte der kerken te vullen met Roomsche imitatie. Er is maar één weg tot redding: de weg van wederkeer tot Hem, die de weg, de waarheid en het leven is en die ons geleerd heeft, dat alleen aanbidding in geest en waarheid een ware dienst des Heeren is. Niet in phrasen, niet in ceremoniën en plechtigheden, niet in gewaden en fraaie buigingen, kruisen, met zang en muziek, is het brood des levens, maar in Hem, die als het vleeschgeworden Woord uit den hemel nederdaalde. Hij zal tot ons inkomen en dan zullen wij Avondmaal houden en ook liederen der vreugde en dankzegging hebben. Zonder Hem niet en nooit en nergens.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 februari 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het oecumenisch ideaal

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 februari 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's