Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De lijdende Borg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lijdende Borg

(Zesde Kruiswoord.) I.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 19 vers 30a. Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide Hij: Het is volbracht.

Zoo heeft Jezus gesproken van zijn dorst aan het kruis. Hij was uitgeteerd, gekweld door dorst. In dien dorst werd Hij geperst door liefde tot Sion en gehoorzaamheid aan zijnen Vader. Ongetwijfeld gaat het in het vijfde kruiswoord over lichamelijken dorst, over de uitputting van zijn lichaam. Wij zagen dit de vorige maal, doch tegelijk dorstte zijn ziel naar gemeenschap met den Vader en verlangde zijn hart levend water te bereiden voor den dorstenden zondaar. De vrome Bernhardus hield deze samenspraak met Immanuël aan het kruis: ,,O goede en goedertierene Jezus, een doornenkroon draagt Gij. Van uw kruis en uwe wonden zwijgt gij stil en gij klaagt over dorst en zegt: Mij dorst! Wel, waarnaar dorst Gij dan? Voorzeker naar de verlossing der menschen en naar de vreugde van hun heil.
Augustinus peinsde aldus: Waarnaar dorst Gij, o Heere Jezus? Naar wijn van den wijnstok, of naar water uit de rivier? Neen, uw dorst is mijn heil, en uwe spijs is mijne verlossing.
Nu gaat Hij weldra sterven en Hij trekt zijn laatste lichaamskrachten samen om zijn zwanenzang te zingen, het lied der stervende liefde en tevens van de overwinning op den dood. Zie weer den man van smarten hangen aan het vloekhout. Buitengewoon is de helderheid van zijn geest na een foltering van meer dan twintig uren bij uitputting van lichaam en geest. Maar Hij wordt hier ondersteund door zijn eigen godheid, gelijk ook de Heilige Geest in Hem woont om Hem te helpen en te schragen. Want Hij heeft zichzelf opgeofferd door den eeuwigen Geest, opgeofferd onstraffelijk. Zoo mogen wij bewonderend opblikken naar het kruis van Golgotha, om te lezen op het gelaat van den Zone Gods de doorbrekende overwinning op den dood, terwijl Hij gaat sterven, ja, zijn leven aflegt om hetzelve wederom te nemen.
Hij is geen martelaar, maar de held uit Juda's stam, die glorie zal winnen. Daar hangt Hij aan het kruis, die de wereld hing aan een niet en toch is Hij niet machteloos, doch vol van kracht en van den Geest des Heeren. Wij kunnen niet zien met onze lichamelijke oogen, welke triumphen Hij hier viert aan het kruis op dood, wereld en hel. Ja, op zijnen Vader, die Hem als rechter den losprijs vordert. Zie... Hij betaalt... betaalt tot den laatsten penning toe. Straks wordt hem de geteekende kwitantie overgereikt en gaan de rotsen scheuren, worden de graven geopend en wordt het voorhangsel gespleten van boven tot beneden, zoodat de weg naar het heilige der heiligen open komt te liggen.
Het is waar, dat smarten en benauwdheden den geest dof kunnen maken, ongevoelig en krachteloos, zoodat de stervende zijn gedachten niet kan verzamelen en niet in staat is ordelijk te overleggen. Doch Hij is geen gewoon menschenkind zonder meer. Hij is wel waarachtig mensch, maar tegelijk waarachtig God. Elk woord, dat Hij spreekt, is klaar als de middagzon. Diep als de zee. Hij doorzag met stervend oog de schaduwen en verzwolg die in de doorbraak van het licht, dat in Hem bij Bethlehem was opgegaan, maar hier nu uit de eclips opkomt.
Hij leest het raadsplan Gods. Hij vat den keten, die het verleden aan het heden verbindt. Hij is toch niet gekomen om de wet en de profeten te ontbinden, maar om die te vervullen. Hij ontsluiert de gedachten der eeuwigheid, levend in het verbond des vredes, dat in de stilte der eeuwigheid was gesloten, toen nog geen ritseling van schepselmatig leven werd vernomen, maar God als de volzalige in zichzelven alléén was. Hij blikt hier in de eeuwige heerlijkheid, die Hij om Sions wil had verlaten. Wij stamelen slechts van onuitsprekelijke dingen, want wij zijn niet bij machte te beoordeelen, wat de Zone Gods in een oogenblik kon denken en doen. Wat gaat al niet aan zijn geest voorbij?
Van menschen, die op het punt staan te verdrinken, wordt verhaald, dat zij in een oogenblik hun gansche levensgeschiedenis aan hun geest zien voorbijgaan. Mohammed, de opgewonden dweeper en wellusteling, verhaalt, dat een engel hem in den droom verscheen om hem te vergezellen op zijn reis naar Jeruzalem. Hij ging de zeven hemelen door en aanschouwde hunne heerlijkheid in zóó korten tijd, dat hij, ofschoon de vleugel van den engel bij hun vertrek een bekken met water aanraakte, zij nog zoo tijdig terug waren van hun grooten tocht, dat voorkomen werd, dat het water uit het bekken vloeide. Dat alles is droomverbeelding en ijdele phantasie, doch bij Jezus gaat er een wereld van gedachten door Hem heen in een punt des tijds, wanneer Hij zijn zesde kruiswoord gaat uitroepen met groote stem: Het is volbracht. De gansche Raad Gods, in wet en profeten bekend gemaakt, gaat in orde aan zijn geest voorbij. In dat licht moeten wij het zesde kruiswoord zien, willen wij iets van den rijkdom vatten en genieten. Ook dit kruiswoord moet worden verklaard bij het licht van het profetische Woord. Het is volbracht. Ook deze uitroep is maar één woord in den grondtext, evenals: mij dorst. Toch is het woord vol van hemelsche werkelijkheden, overloopend vol, zoodat wij slechts iets van den rijkdom kunnen verstaan, die erin ligt opgesloten.
Wat wil het woord zeggen? Waarop slaat het? Wil het zeggen, dat de Schriften zijn vervuld, of is het de algemeene aanduiding, dat de lijdenskelk thans is geledigd tot op den bodem toe? Dat alles en nog veel meer ligt erin opgesloten, wordt erdoor vertolkt. Alles was volbracht, wat naar den Raad Gods volbracht moest worden. Hij had zijn taak volbracht, voleindigd het werk, Hem door den Vader opgedragen. Zijn messiaansche roeping had Hij onberispelijk uitgevoerd. In dezen uitroep is verbonden het eeuwige en het tijdelijke, de raad Gods en de daad van Christus. Deze twee hielden elkander omklemd en worden hier in één woord samengebracht. Het is volbracht. Hij weet zich de vervuiler en tegelijk vervulde. Hij voltrekt Gods raadsplan en het is aan Hem voltrokken.
Maar, zoo rijst de vraag: is dan het messiaansche werk geheel volbracht? Neen, dat is de bedoeling niet, want nog heden — negentien eeuwen na dezen uitroep aan het kruis — volbrengt Hij Zijn Middelaarstaak. Wij hebben een voorspraak bij den Vader, Jezus Christus den Rechtvaardige. Nog houdt Hij door Zijne voorbidding de Kerk in stand en vergadert haar door Zijn Woord en Geest. Hij is verrezen uit de dooden en opgevaren ten hemel, gezeten aan des Vaders rechterhand. Ook heden is Hij de bedienaar des hemelschen heiligdoms.
Hij heeft voldaan aan het eischend recht Gods. En toch blijft dit recht vorderen, dat Hij bewaren zal degenen, die Hem van den Vader zijn gegeven en het Koninkrijk dien eenmaal zal overgeven, opdat God zal zijn alles en in allen.
Houdt Hij dan soms op de Knecht des Heeren te zijn? Ja en neen. Neen, in zoover Hij knecht bleef in het graf en óók nog op den troon als Messias, maar Hij is niet de lijdende knecht, doch de verheerlijkte Vorst. Weer een ander merkt op: Hij is zeker nu niet langer gesteld tot een teeken, dat wedersproken zal worden. Zoudt ge denken? Ook dat houdt niet op. Nu wordt Hij evengoed gehoond als aan het kruis en spotters vragen: waar is de dag zijner toekomst? Hij blijft een ergernis ook nu. Maar Hij is verhoogd ver boven alle overheid en macht, terwijl Hij een naam heeft ontvangen boven allen naam, die daar genoemd wordt in den hemel en op de aarde. Zeker, het Knechtje, dat de vrouwe had gebaard, is weggerukt voor den troon, maar de oude slang vervolgt zijn zaad en zoo blijft Hij gekweld in zijn lichaam.
Het gaat in dit kruiswoord allereerst hierom, dat het bewuste lichamelijke en geestelijke lijden als verdienende Borg een einde neemt; dit is volbracht.
Let er op, hoe nederig Hij spreekt in de bewustheid Zijner kracht. Het is volbracht. Hij zegt niet: Ik heb volbracht. Hij stelt zichzelf niet als het onderwerp van zijn verheven volzin. Hij zoekt zichzelf niet. De eere van Zijn Zender stelt Hij voorop, want Hij zocht niet eigen eer, doch de eere desgenen. die Hem gezonden had. Het bittere lijden van den Zaligmaker vertoont ons de volkomen eenswillendheid met den Vader. Het is óók aan het kruis zijne spijze te doen den wil des Vaders, die zijn Knecht ziet arbeiden in het zweet zijner ziel en toch geen afstand doet van een enkelen eisch, maar laat hem doorlijden tot in den bitteren dood. Zoo betaamt hem alle gerechtigheid te vervullen. Indien Hij niet ten einde toe standvastig ware gebleven, zoo zou zijn werk ijdel zijn geweest en had Hij niemand kunnen verlossen uit de dienstbaarheid der zonde en uitbrengen van onder den eeuwigen vloek, die op ons ligt vanwege onzen afval van God. Ziet gij Hem zóó aan het kruis? Hebt gij Hem in uwe plaats zien hangen, zien lijden en doorstrijden? Dan alleen kunnen wij den troost genieten van zijn wonderen uitroep: het is volbracht. Jezus stelt eigen aandeel in het werk niet voorop, maar ziet alles in het licht van Gods deugden, van God drieëenig. Niet zijn plan is aan hem gelukt, maar Gods plan is door hem uitgevoerd. Zoo verblijdt Hij zich in de eere zijns Vaders en de zaligheid der Zijnen, die door recht worden verlost. Het is volbracht.
Tot wien richt Hij zich in dezen uitroep? Tot de menschen aan het kruis? Neen, niet allereerst, maar tot den Vader en den Heiligen Geest. Het is als zoekt Hij hun aangezicht, hun tegenwoordigheid. Hij was gezalfd met den Heiligen Geest, zonder mate. Die Geest, de derde persoon in het goddelijke volzalige Wezen, vindt rust in zijn werk, want Hij zal het uit hetgeen van Christus is nemen. In dat volkomen werk neemt de Vader een welgevallen. Het is, nogmaals zij het gezegd, als zoekt Hij het aangezicht Gods om te schouwen de voldoening, die Hij als Middelaar der godheid schenkt.
Het is volbracht. Zoowel de Vader als de Heilige Geest moeten hun goedkeuring geven, moeten het aanvaarden, merken en verzegelen. Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader en het Woord en de Heilige Geest en deze drie zijn één. De Zoon legt hier zijn getuigenis af als Middelaar aan Vader en Geest, want Hij volbrengt zijn deel in het verbond der genade. Hier is dus de goddelijke harmonie in de huishouding Gods. Het is toch bij uitstek goddelijk, dat de drie goddelijke personen elkander rekenschap geven van hun werk. Het goddelijke leven is niet slechts gemeenschap der kennis, maar ook der aanspraak. In den tweeden psalm lezen wij van de aanspraak des Vaders in den raad des vredes: Ik heb gezegd: Gij zijt mijn Zoon, heden heb Ik u gegenereerd. Een tip van den sluier, die ondoordringbaar hangt over het leven Gods in zichzelven, wordt als opgelicht in de zelfopenbaring Gods. Bij den morgenstond der schepping was daar het goddelijk overleg: Laat ons menschen maken naar ons beeld en naar onze gelijkenis.
Hier is plaats voor de wijsbegeerte des geloofs om zich verwonderend te verlustigen in de heerlijkheid Gods. Wij zouden hiervan niets weten, indien de Heere het niet had geopenbaard; wij zouden er niets van kunnen genieten, indien Hij ons het verstand niet had gegeven om den Waarachtige te kennen. Ja, mag ook uw hart betuigen: en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in zijnen Zoon Jezus Christus, door wien wij nu de toeleiding hebben tot deze genade? Door het werk en den persoon van den Middelaar gaat het hart Gods weer open voor den zondaar, die vervreemd was van zijn Maker.
Diepe ontroering maakt zich van ons meester, wanneer wij worden verwaardigd in te blikken in de geheime werkkamer Gods, te beluisteren, door de openbaring, hetgeen de Heere spreekt van Zijn liefdesvoornemen en liefdesuitgangen tot Zijn volk.
Het is volbracht. Nooit klaar! zoo klaagt er een, die leerde, dat God een volkomen werk vraagt. Neen, nooit klaar, steeds meer schuld, altijd verder van God, maar luister nu naar den man van smarten: het is volbracht. Hier is de rust voor uw vermoeide hart en het bonzende hoofd. Maar ook bij de toepassing zal zoowel de Vader als de Geest zijn goedkeuring moeten geven aan des Middelaars sprake: Het is volbracht. Dan roemen wij in God als onzen God voor eeuwig en altoos.
We mogen hier een blik werpen in het zelfbehagen van God, den Algenoegzame in zichzelven. Doch Hij is geen onbewogen God. Dit geldt van het leven der drie personen afgezien van de schepping, maar ook is dat waar ten opzichte van schepping en herschepping. Gij verstaat toch wat wij bedoelen? De Heere onze God is geen werkelooze, onbewogen God. Neen, Hij is hoogste werkzaamheid, volheid van leven is in Zijn wezen en de drie personen. Vader, Zoon en Heilige Geest, hebben naar de openbaring in Gods Woord een onderling betrekkingsleven, terwijl zij deszelfden goddelijken wezens deelachtig zijn. Wij menschenkinderen bestaan éénpersoonlijk, maar de Heere onze God bestaat drie-persoonlijk.
De Zoon treedt hier aan het kruis in zijn uitroep: het is volbracht, in de gemeenschap van Vader en Geest en Hij jubelt over Gods dag. over Gods overwinningsdag. Zoo hoog heeft het lied der schepping niet geklonken, toen de Heere zag alles wat Hij gemaakt had. En ziet. het was zeer goed. De morgensterren zongen vroolijk. De aarde baadde zich in het licht van de zon. die schitterde aan den hemel. En God rustte van zijn arbeid. Alzoo zijn volbracht hemel en aarde en al hun heir. Toch waren zij volbracht om die te volmaken. Dat wil zeggen een wordingsproces wordt ons in het uitzicht gesteld op den grondslag der schepping. Maar dat niet alleen. De zonde kwam in de wereld in uit hoogere gewesten, aangezien de engelen voor een deel hun beginsel hebben verlaten en duivelen zijn geworden. Niet tevreden met eigen afval hebben zij ook het menschelijke geslacht verleid. Oneindige, niet te stuiten verwoesting drong in Gods werken in. Maar de Heere laat Zijn werk niet verstoren en de zonde zal het laatste woord niet spreken. Zoo zien wij Christus ingaan in deze schepping om haar te bevrijden van den vloek der zonde en de menschheid te redden van ondergang en verderf. Uit de diepten der eeuwigheid kwam een ontwerp der zaligheid, dat de volmaaktheden Gods nog schooner en rijker zou openbaren dan in de schepping was geschied. Op den middag der wereld hooren wij uit den mond van den Verlosser: Het is volbracht. Nu is er een rusten Gods in dit werk van den Middelaar. Nog eenmaal aan het einde der wereld op den laten avond van deze schepping zal het woord in vervulling gaan, dat de ziener op Patmos schreef: En die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En hij zeide: Het is geschied. Dan komt het paradijs des hemels neder op aarde en God zal zijn alles en in allen. De bron echter en het uitgangspunt van alle nog toekomstige heerlijkheid ligt op den middag der wereld. Geen wonder, dat het zesde kruiswoord wel genoemd is een hemelsche hallelujah-bazuin. Thans wordt het sabbaths- en jubeljaar afgekondigd. Hier is oneindig meer stof tot vreugde voor den mensch, die zich om zijn schuld verkocht heeft, dan de Israëliet in het sabbathsjaar kon smaken als hij rust kreeg van zijn harden arbeid in dienstbaarheid. Ja, ook dan hij deelachtig werd in het jubeljaar, wanneer hij rust en vrijheid beide door genadige beschikking Gods zich zag toegewezen. Hier is de groote verzoendag en het blijde jubeljaar. Ketens breken, kerkermuren storten in. De hemel wordt helder en de aarde verheugt zich. Dit roepen drong ten hemel in en zal daar nooit meer verstommen. Het vindt zijn eeuwige echo in het lied: Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen aanbidding, eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen!
Hier is de afkondiging van de aangebrachte redding, uitgeroepen met luide stem. Dit woord was muziek in de ooren van Jehovah Sebaoth. Op Golgotha wordt de vredesklok geluid. Hier is dus aanspraak van den Zoon aan den Vader en den Heiligen Geest, want Hij is de Knecht Gods, door wien de Vader bijeenvergadert wat in den hemel en op de aarde is. Van hem had de Heere getuigd: Ik zal u geven tot een verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot degenen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn... Juicht gij hemelen en verheugt u, gij aarde, en gij bergen maakt gedreun met gejuich, want de Heere heeft Zijn volk getroost en Hij zal zich over zijne ellendigen ontfermen.
De Zoon staat op tot zijn rust, als de ark van Gods sterkte. Hier is herscheppingsvreugde, blijdschap temidden der smarten. De Sabbath staat niet meer aan het einde van de week, maar opent haar met de rust van het volbrachte werk aan het kruis.
Doch als de Zaligmaker aldus roept, spreekt Hij in gemeenschap met de zijnen, in verbondsgemeenschap. Hij is tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in hem. De Borg baant hier den weg tot zijn aanspraak op Paaschheerlijkheid en hemelvaartsvreugde. In het hoogepriesterlijke gebed had Hij profetisch heengezien over dood en graf, nu baant Hij den weg door vervulling om in te gaan in de vreugde zijns Heeren.
Hebben wij hiermede iets gezegd over de fundamenteele beteekenis van dit zesde kruiswoord, zoo is de weg gebaand om bij de onderdeelen nader stil te staan. Gij weet, dat het zesde woord nauw samenhangt met het vijfde, waar naar voren wordt gebracht: opdat de Schrift vervuld zou worden. Alles wat de schaduwendienst uitbeeldde, is volbracht. De gansche offerdienst krijgt hier hare vervulling, want het bloed van stieren en bokken kon de zonde nimmermeer wegnemen en altijd weer moest opnieuw geofferd worden, omdat alleen het ware offer verzoening kon tot stand brengen door voldoening. Alle beloften Gods zijn in Christus Jezus ja en zijn in hem Amen. Wat beloofd was vanaf het paradijs tot Maleachi, die gewaagde van den opgang van de Zonne der gerechtigheid, wordt in en door den eenigen Hoogepriester volbracht. Elk type, elke voorafgaande schaduw, vanaf de hysop tot het gouden verzoendeksel, dat met bloed werd besprengd, heeft zijn vervulling ontvangen aan het kruis. Zóó vele en onderscheiden zaken worden in hem volbracht en vervuld. Alles komt hier tot zijn doel. Het einde der wet was Christus. Hij moest zijn een Mozes, Jozua, Aaron en Melchizedek; een David en Salomo, Juda en Jozef vinden hier hun antitype. Hij is niet alleen het lam, dat wordt gedood, maar ook de roode vaars, die wordt geslacht. Door en in hem wordt vervuld wat de priester deed bij het brengen van het offer der armen, bij het slachten van den vogel zijn kop splijtende met zijn nagel om het bloed uit te drukken tegen het altaar. Alle zinnebeeldige offeranden zijn in hem volbracht. Zie Abel en Abraham als nederblikkend van de tinne des hemels op het kruis! De altaren hebben gerookt, gehuil van stervende dieren vervulde de lucht met jammerkreten. Hier is de werkelijkheid. Hier is het lichaam der schaduw. David offerde runderen bij honderden, Salomo bij duizenden. Wanneer komt er toch een einde aan al dat bloedvergieten? Zie hier aan het kruis en hoor den uitroep der overwinning: het is volbracht. Zijn kruis is het altaar; lichaam en ziel zijn het slachtoffer, Hij is zelf de priester, want Hij offert zichzelven Gode. Door zijn eigen bloed is Hij eenmaal ingegaan in het heiligdom, eene eeuwige verlossing teweeg gebracht hebbende. Dat alles heeft Hij eenmaal en voor eeuwig gedaan. Hoort gij het, verbroken ziel, verneemt gij het, door bloed gekocht volk?
Volbracht is het werk der volkomen gehoorzaamheid aan den Vader. Die gehoorzaamheid was strikt noodzakelijk. Gehoorzaamheid is beter dan offerande en opmerken dan het vette der rammen, zei Samuël bestraffend tot Saul, die wederrechtelijk had geofferd. Maar hier is het offeren de gehoorzaamheid en het verteerd worden in den gloed van Gods toorn het ware opmerken. Hier is het lam, waarop Samuëls offer zag ten dage toen de Heere donderde tegen de Filistijnen en verschrikking kwam over de vijanden. Richt hier een gedenkteeken op om in gedachtenis te houden, dat de Heere zich een lam ten brandoffer heeft voorzien en zalf dien steen gedurig met olie der blijde gedachtenis. Hier is de volmaakte gerechtigheid, zonder welke niemand voor God kan bestaan. Gij hebt, zoo jubelt de Kerk, den kop der oude slang vertreden, het rantsoen betaald. Gij hebt, dierbare Verlosser, den losprijs gebracht. Hier is nu alles wat wij behoeven voor tijd en eeuwigheid. Anders toch is het bed, waarop wij ons willen uitstrekken te kort en het deksel te smal, doch in Jezus werk is Gods rust en welgevallen, daarom heeft ook Zijn volk er genoeg aan. Volkomen genoeg. Hier wordt de rust geschonken.
Het is volbracht.
Aan de gerechtigheid Gods is dus volkomen genoeg gedaan. God heeft niets meer te eischen. Zijn welbeminde Zoon heeft tot den laatsten penning toe de schuld betaald. Gij zijt uwen lande gunstig geweest, Heere; de gevangenis Jacobs hebt Gij gewend. De misdaad uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt alle hunne zonden bedekt. Sela. Gij hebt weggenomen alle uwe verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid uws toorns.
De Heere Christus aan het kruis ledigt den beker van Gods toorn volkomen tot den bodem toe. De wet heeft geen vloek meer te spreken tegen degenen, die in Christus Jezus zijn.
Wij merkten straks op, dat de Heere Jezus zich wendt tot God met dezen uitroep aan het kruis. Want de Vader moet het pleit beslechten en uitspreken, dat Hij een welgevallen heeft in het offer zijns Zoons. Zalig, wanneer wij gedaagd voor Gods vierschaar in de geestelijke wereld der ongeziene dingen deze sprake vernemen en Immanuël zien opdoemen als tusschentredende Borg om in gemeenschap met den zondaar te doen hooren: Het is volbracht.
De zondaar zweeg, gelijk Jozua in het gericht niets had in te brengen, terwijl satan stond aan zijn rechterhand om te beschuldigen, wijzende op zijne vuile kleederen. Maar hier is de Advocaat, die intreedt bij den Rechter van hemel en aarde, door wiens adem de bergen in vlam worden gezet en de heuvelen smelten. Hier is Jezus met zijn: het is volbracht.
Hij is die één uit duizend, die de overtreding verzegelt, en de zonde toesluit, naar het woord, door Gabriël tot Daniël gesproken.
Om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld, om onze overtredingen verwond, de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op hem. Altijd weer klinken deze koninklijke woorden als muziek in onze ziel. Van Hem is onze verwachting in leven en sterven. Een andere grond der hope en der zaligheid kennen wij niet. O, dat woord: het is volbracht, wekt hope voor den ontblooten, verschrikten zondaar, die waarlijk kennis maakt met den levenden God. Een blik op het kruis, geheiligd door den toepassenden Geest, geeft verademing en rust. Kent gij zoo het kruis en den kruiseling, die hangt tusschen hemel en aarde?
Het is volbracht, dat is een woord, hetwelk nimmer van de lippen der verlorenen zal worden vernomen, noch in de plaats der buitenste duisternis zal worden gehoord uit den mond van Christus. Verloren zielen! Verloren zielen, hun pijn duurt eeuwig.
De Joden plachten van elk woord, ja, van elke letter der wet te zeggen, dat er heele bergen van af hangen; bergen van beduidenis namelijk. Zeker kan dit van Jezus' woord worden gezegd. Het is een woord, vol van heil, vol van overwinning, vol van gejuich, vol van zegepraal en zaligheid.
Het is volbracht.
De macht der zonde, des doods en des duivels had Hij nu verbroken. Hij had zich begeven in het strijdperk om alle zonde en vijanden te verslaan. Groote misdaad nagelde hem aan het kruis, maar Hij doet het handschrift der zonde teniet. Daar hing nu de zonde en Hij, die haar teniet deed. De duivel had al de machten der hel vergaderd. Zij schoten hunne giftige pijlen op hem af zonder mededoogen. Het was immers hunne ure en de macht der duisternis. De machten der hel deden de poorten van Sion schudden, maar Hij is de held, die glorie won. De strijd was kort, maar beslissend. De dood ging hem tegemoet en trof hem met zijn giftigen pijl. En... Hij wordt ontwapend, hij verloor zijn prikkel. Jezus roept: hier is de sleutel van hel en dood.
Maar breken wij hier af en stellen wij de vraag, of gij dezen vloekdragenden Jezus kent. Want het wordt aan het kruis wel zeer klaar, dat God het nauw neemt met de zonde en Hij met zijne deugden niet spotten laat. Nu is het niet genoeg te zeggen: Jezus heeft mijn zonden betaald. Hoe weet gij dat? Ik geloof het, zegt gij? Hoe kwaamt gij aan dat geloof? Is de zonde u ooit schuld geworden voor God? Dan alleen zal de Heilige Geest u leiden naar het kruis van Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De lijdende Borg

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's