Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zittende ter rechterhand Gods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zittende ter rechterhand Gods

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ephese 4:8—10. Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen en heeft den menschen gaven gegeven. Nu dit: Hij is opgevaren, wat is het, dan dat Hij ook eerst is nedergedaald in de benedenste deelen der aarde? Die nedergedaald is, is dezelfde ook die opgevaren is ver boven alle hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zoude.

De apostel Paulus, de gevangene in den Heere, heeft in de verzen aan onzen text voorafgaande, de gemeente te Ephese vermaand om te wandelen waardig der roeping waarmede zij geroepen waren. Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid verdragende elkander in liefde, u benaarstigende te behouden de eenigheid des Geestes door den band des vredes, zoo schrijft hij:
Hij wijst dan op de éénheid van Gods gemeente. Eén lichaam is het en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot ééne hoop uwer roeping; één Heere, één geloof,één Doop: één God en Vader van allen, die daar is boven allen en door allen en in u allen.
Die eenheid der gemeente sluit echter niet uit verscheidenheid in ambt en gaven. Gelijk er geen twee bladeren aan een boom gelijk zijn zoo is het ook onder de menschen.
In de verscheidenheid komt de glorie des Scheppers uit, die den rijkdom zijner wijsheid mede hierin openbaart. Doch evenzeer is er bij de eenheid in het leven der genade toch groote verscheidenheid. Dit alles moet medewerken tot den rijkdom en den welstand der gemeente. Daarom schrijft de apostel: Aan elkeen van ons echter is de genade gegeven naar de mate van de gave van Christus.
De bedeeling der genade in het midden der gemeente is niet éénvormig maar veelvormig. Voor allen is het echter louter genade, onverdiende, ja, verbeurde zegening die de Heere bewijst. Niemand verwierf zich die, noch kon haar nemen. Zij is gegeven. Christus is de verdienende oorzaak van de weldaden des heils. Want het heeft Gode behaagd, dat in hem al de volheid wonen zou.
De genadegaven, want daarover spreekt hier de apostel Paulus, waren gewone en buitengewone in de bedeeling van het Nieuwe Verbond. In 1 Corinthen 12 en 13 schrijft hij uitvoerig over de gaven des Geestes. Daar is de gave der genade waardoor zij allen geloofden in Christus en hem als hun Zaligmaker mochten kennen. Niemand wordt misdeeld en allen die krachtdadig zijn geroepen zijn deelgenooten aan de genade Gods tot zaligheid. Dien Hij tevoren gekend heeft, dien heeft Hij ook geroepen en dien Hij geroepen heeft, dien heeft Hij ook gerechtvaardigd. Zij zijn allen ontwaakt uit de strikken des duivels. Ieder der geloovigen is ingeplant in het lichaam van Christus en heeft mitsdien een eigen taak te vervullen om na te jagen hetgeen tot de volmaking der heiligen dienen kan.
Die genade is gegeven naar de mate der gave van Christus.
Het is een gave van Christus, want zij worden begenadigd in den Geliefde en door den Geliefde. Uit zijne volheid hebben zij allen ontvangen, ook genade voor genade. Wel is God in het algemeen de Vader der lichten van wien alle goede gaven en volmaakte giften afdalende zijn, maar de verdienende oorzaak is toch Christus. Door zijn bloedprijs heeft Hij alle gaven der genade verworven en door het recht hem als Middelaar geschonken, door den Vader, deelt Hij uit naar zijn welbehagen. De Vader heeft den Zoon lief en heeft alle dingen in zijne handen overgegeven. Hij is het die den sleutel Davids heeft, die opent en niemand sluit.
Maar die gave wordt geschonken naar een zekere mate. Christus ontving den Geest niet met mate doch wel de geloovigen. Want een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven naar hetgeen oorbaar is. Niemand toch bezit alle gaven der genade en allen hebben in dit leven slechts een deel der genade die zij eenmaal in volheid zullen bezitten. In deze bedeeling zijn er kinderen in de genade maar ook jongelingen mannen en vaders. Daarom moet er zijn een opwassen in de kennis en in de genade onzes Heeren Jezus Christus. En van allen geldt: wij kennen ten deele en wij profeteeren ten deele.
In welk licht plaatst nu de apostel de genadegaven? Hij ziet ze als vrucht van de hemelvaart, van de glorie die de Vader aan Christus schonk. Wij moeten naar het onderwijs van Paulus de genadegaven, het werk der zaligheid zien als hemelvaartsgeschenken. Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte heeft Hij de gevangenis gevangen genomen en heeft den menschen gaven gegeven.
Zoo wordt ons Christus voorgesteld als Overwinnaar door zijn hemelvaart. Hij is opgevaren in de hoogte. Hij heeft de gevangenis gevankelijk weggevoerd; Hij deelt gaven uit aan de menschen.
De apostel haalt een zinsnede aan uit den 68sten Psalm. Daarom zegt Hij. Wie is die Hij? Dat is God of de Heilige Geest die getuigde van Christus door den zanger wiens hart Hij inspireerde om onfeilbaar de goddelijke waarheid te onthullen en bekend te maken. Wij moeten er wel op letten, dat Paulus nadruk legt op de vervulling der Schriften. Dit deed ook de Heere Jezus zelf. Daar staat geschreven. Tot aan het kruis toe leeft en handelt Hij uit en naar het profetisch Woord. Het is er dus den apostel om te doen in het licht te stellen, dat hier vervulling is van Gods Woord. Hetgeen de apostelen leerden en bekend maakten sloot aan niet alleen maar rustte in het Oude Testament, was er de vervulling en uitwerking van. Petrus schrijft aan de verstrooide vreemdelingen: Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt als op een licht schijnende in eene duistere plaats totdat de morgenster opga in uwe harten. En van oude dagen luidde het Gods-Woord: tot de wet en tot de getuigenis, zoo zij niet spreken naar dit Woord het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben. In onze dagen van losweeking van het Woord moet daarop wel vollen nadruk worden gelegd, omdat ongemerkt menigeen komt op de lijn der wederdoopers, van het inwendig licht, waarbij dan de Schrift hulpdiensten verricht, willekeurig wordt verklaard, maar intusschen wordt miskend in hare beteekenis voor het leven der genade.
Hemelvaart wijst ons naar het profetisch Woord. Is ons leven naar dat Woord, ook als wij opzien naar boven en onze oogen zich verheffen naar de eeuwige bergen van Immanuëls land? Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast mag wel onze dagelijksche bede zijn. Als wij nu die aanhaling van den apostel wat nader bezien dan blijkt ons, dat hij tamelijk vrij het negentiende vers van Psalm 68 weergeeft. Maar naar den diepen zin, omdat de Heilige Geest hem onderwijst. De Geest der profetie toch, de Geest van Christus, verstaat het best zijn eigen Woord. Daarom zegt de apostel niet: Gij maar Hij. Ook gebruikt hij niet het woord genomen maar gegeven. Onze Staten Vertaling geeft het woord daarom weer door: genomen om uit te deelen. Maar de apostel denkt niet alleen aan het negentiende vers doch aan het geheele feit wat eraan ten grondslag ligt namelijk het opvoeren der ark naar den Sion gelijk ons nader blijken zal.
Hij is opgevaren in de hoogte. Op den Olijfberg waar vlak bij, in den Olijvenhof, in de ure van bangen strijd zijne kleederen nat werden van bloed is Hij in triumph opgevaren naar zijn troon. Daar in den hof aan den voet van den berg waar Hij opvoer heeft Hij geworsteld en gestreden, gebeden en zwaar geleden. Groote druppelen bloeds leekten ter aarde van zijn gezegend aangezicht. Zoo heeft Hij de overwinning op satan en dood, op de zonde en het oordeel duur bevochten en heeft den Vader behaagd. Daarom heeft de Vader mij lief overmits Ik mijn leven afleg voor mijne schapen. Na zijne opstanding had Hij nog veertig dagen met zijne jongeren verkeerd om hen te onderwijzen in de dingen die het Koninkrijk Gods aangaan.
Nu keert de Zwerver naar zijn Vaderland terug. Alle toebereidselen zijn genomen. De eeuwige deuren zullen weldra omhoog rijzen. De engelenwacht zal hem verwelkomen en de zaligen hem begroeten. Zijn troonzetel staat klaar! De Vader zal hem opnemen in heerlijkheid. De hemel moest hem ontvangen tot den tijd der wederoprichting aller dingen.
Daar staan de jongeren en op eenmaal verheft zich Jezus en vaart omhoog. Zij staren hem na... totdat eene wolk hem wegneemt van hunne oogen. Elia werd opgenomen en door vurige wagenen met paarden omhooggevoerd, Jezus vaart op door eigen goddelijke kracht. Gelijk de oude Jacob op zijn sterfbed deed, zegent Hij bij zijne opvaart de vertegenwoordigers der Kerk. Zijne handen uitbreidende zegende Hij hen en werd opgenomen daar zij het zagen. En dan komen boden des hemels, heilige engelen, om te boodschappen, dat Jezus is ingehaald in den hemel met de bijvoeging, dat Hij eenmaal alzoo zal wederkomen gelijk zij hem naar den hemel hebben zien henenvaren. Zij weten dus, dat Hij in den hemel is. Hij had zijnen jongeren zelf gezegd: Ik ga heen om u plaats te bereiden.
Hoe anders is het echter met de Kerk dan met vader Jacob die niet wist waar zijn zoon Jozef gebleven was, die toch zijn huisgezin in het leven zou behouden. Hij waande hem dood en wellicht door wilde dieren verscheurd, zonder begrafenis zelfs.
Maar neen, Jezus is in den hemel voor het aangezicht des Vaders. Hij heeft een naam ontvangen boven allen naam. Hij werd opgenomen. De hemel wordt hem ontsloten, die bij zijn menschwording als werd toegemuurd, opdat Hij in onze natuur den toorn Gods zou dragen. Zeker, de discipelen zouden hem gaarne bij zich hebben gehouden niet verstaande, dat het hun nut was dat Hij wegging. Het gezin in Bethanië had hem gaarne verzorgd. Velen hadden begeerd dat Hij hun de Schriften bleef openen, want Hij sprak als machthebbende en niet gelijk de Farizeërs en Schriftgeleerden. Vrouwen zijn er onder ons die zijne voeten zouden begeeren te kussen en mannen die den schoenriem zijner voeten zouden willen ontbinden. Maar Hij is opgevaren naar de mirrebergen en wierookheuvels. Hij leidt daarboven de kudde aan de fonteinen der levende wateren. Doch zijne schapen op aarde heeft Hij niet vergeten. Want Hij heeft toch gedaan wat Hij beloofde: Ik zal u een anderen Trooster zenden en die zal bij u blijven in eeuwigheid. De Geest woont nu in De Kerk. Hij vertegenwoordigt haar in den hemel voor het aangezicht Gods en de Geest woont in de harten, opdat zij zullen stamelen: Abba, Vader.
Hij is opgevaren in de hoogte. Eene hoogte van plaats en heerlijkheid. Hij is hooger dan de hemelen geworden. Als wij opblikken in den eenzamen nacht in diep blauwe luchten bij starrengeflonker dan verliest onze blik zich in oneindige diepten. Maar wij kunnen niet verder zien en met onze gedachten varen wij hooger en hooger! Ver achter het zevengesternte en den Orion. Ver achter den Melkweg waar nieuwe werelden van sterren zijn ontdekt. En oneindig ver achter die nieuwe sterrenwerelden liggen de nevelvlekken weer honderd maal verder van ons dan de sterrenhoopen. Wij kunnen ons geenerlei bevatting maken van de grootheid van het geschapen heelal. Welnu Hij is opgevaren in de hoogte! Tijd was daarvoor niet noodig haast, zoodra Hij is verdwenen achter de wolken in de benedenste luchtlagen, wordt de vaart versneld... De Koning der eere rijdt in! God vaart op met gejuich, de Heere met geklank der bazuin. Lofzingt onzen Koning! Wij reizen naar een goed en een ruim land overvloeiende van melk en van honing. Daar ziet Abraham nu zijn Izaak. Eenmaal, toen hij zijn dag zag in het geloof, op aarde verkeerend heeft hij gelachen en viel op zijn aangezicht... daar is Hij nu dien hij als vleesch-geworden Woord nog niet had aanschouwd. Blijdschap is in den hemel voor de zaligen en de heilige engelen. Zoo is dan onze Koning verheven boven strijd en lijden, verheerlijkt aan des Vaders rechterhand. Daar is nu het geboren kind van Jezaia op wiens schouder de heerschappij zou wezen. Hoe kan het anders of zijne blijdschap is die zijns volks?
Ons hart verheugt zich en onze tong zingt Gode lof. Zijt gij ook verblijd op het feest van de kroning van dezen erfvorst van Davids troon? Wij achten zijne schande boven allen rijkdom en zijn smaad boven alle eer der wereld. Zouden wij dan zijne heerlijkheid niet waardeeren, want indien wij met hem lijden zoo zullen wij ook met hem verheerlijkt worden. De hemelsche legerscharen hadden slechts een klein aandeel in de glorie van dezen dag omdat Hij wel der engelen Heere is doch Sions Zaligmaker.
Laat daarom de rechtvaardigen verblijd zijn, laten zij zich in God verheugen. Hoe groot, hoe schitterend is nu zijn eer, met wat glans is deze Vorst bekleed. Hij heeft zwaar moeten kampen... maar de overwinning is naar den strijd. In onze eeuw zien wij in het wereldleven, dat de overwinnaars zelf verarmd en feitelijk overwonnen uit den strijd komen en hunne overwinning tevens nederlaag is. Zoo is het bij onzen Immanuël niet. Om de heerlijkheid die hem voorgesteld was, heeft Hij de schande veracht en het kruis verdragen. Door lijden tot heerlijkheid, dat blijft het devies voor de onderdanen van dezen Koning. Lijden, niet om te verdienen, dat kon alleen zijn lijden maar lijden om zijner heiligheid deelachtig te worden, gelouterd als het zilver dat van schuim wordt ontdaan en zoo het beeld van den smelter des te dui" delijker vertoont.
Hij is opgevaren in de hoogte.

Hij vertrad den kop der slang,
Hij verwon den dood en 't graf.
En voor Hij ten hemel voer
Nam Hij hun buit hun af.

Toen zijn werk was afgedaan
Ging Hij tot den Vader heen.
Daar bidt Hij voor al zijn volk
En Hij leidt hen hier beneên.

Daarom moet het ons duidelijk zijn dat het middelpunt van het leven der Kerk is verlegd naar den hemel, want alwaar uw schat is daar zal ook uw hart zijn. Stel eens, dat Jezus op aarde ware gebleven dan zou er geen plekje in het heelal zijn waar we sterker aan waren gebonden dan die plaats waar Jezus was. De bloem is echter uit den tuin verdwenen, de eerste rijpe vrucht is geplukt, de kroon der aarde heeft haar meest schitterend juweel verloren. De Heere heeft naar het woord van den profeet de plaats zijner voeten heerlijk gemaakt in de zending zijns Zoons op aarde, thans vervult Hij den hemel door zijne tegenwoordigheid met goddelijken luister. En de aarde? Zij zucht naar den dag der verlossing want eenmaal zal het Nieuwe Jeruzalem van God uit den hemel nederdalen. Inmiddels echter woont de Heilige Geest als geschenk des hemels in de Kerk om haar te leiden naar boven, door het heimwee der verlaten liefde te doen trekken, zoodat wij roepen: Kom Heere Jezus, ja, kom haastelijk.
Deze wereld kan ons nooit rust bieden. Jozef is niet meer in Egypte, het wordt tijd dat Israël optrekke naar Kanaan. Want uw leven is met Christus verborgen in God. Werpt gij mij tegen, dat dit woord zoo hoog gaat! Weet dan, dat de werkelijkheid die wij heden overdenken ons daartoe leidt en wee onzer als wij den Zaligmaker zijne eere niet gunnen. Gevoelt, beseft ge, welke weldaden des heils toegepast moeten zijn om dit leven deelachtig te zijn en te leven? Uw wandel zij in den hemel, vanwaar wij ook den Zaligmaker verwachten. Wat zijn er vele aardsche christenen? Zij kruipen over de aarde als een slak in plaats van zich door het geloof te verheffen boven de wolken en door te dringen als met arendsblik tot achter het binnenste Heiligdom, om in het geloof den Koning hulde te bieden. Dan waakt het verlangen op naar Huis. Ja, het verlangen wordt tot pijn, want daar pas zullen wij hem ten volle eeren.
Onze Bruidegom is ingegaan in de elpenbeenen paleizen en woont nu temidden zijner broederen. Deelgenooten van het leven der opstanding, medeburgers en huisgenooten Gods, hoe zouden zij niet uitzien naar den dag hunner „Thuiskomst", de ure hunner kroning.
Wat is Sions erfenis toch veilig nu Jezus is opgevaren in de hoogte. De hemel is bezit van onzen wettigen vertegenwoordiger, die nooit zijn rechten kan verliezen. Wij denken aan een uitspraak van een armen arbeider in dienst bij een rijken grondbezitter, die vol trotsch wees op zijn uitgestrekte bezittingen. Dat alles is van mij, zoo sprak Hij in overmoed. De arbeider stond een oogenblik te peinzen en den vinger ten hemel richtend sprak hij met ontroerd gemoed: die is van mij, is ze ook van u?
Dewijl wij dan een grooten Priester hebben die door de hemelen is doorgegaan namelijk Jezus, de Zone Gods, zoo laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd.
Kent gij een open hemel en weet gij wat het is met vrijmoedigheid toe te gaan tot den troon der genade? Toegaan zoodat wij met onze nooden geraken voor het aangezicht Gods? Daar ontmoeten wij dan Jezus in den geest door het geloof als onze Voorspraak bij den Vader.
Opgevaren in de hoogte. Gelijk Hij was alzóó zullen de zijnen zijn in deze wereld. Er is een leven van moeite en strijd; grafkleeren zullen ons omhullen, maar ook verrijzenis en hemelvaart wachten Gods kinderen. Terwijl wij dan van kracht tot kracht voortreizen naar het zalig oord van Sion, mogen wij in de verte zien opdoemen den morgen waarop geen avond volgen zal.

Aanschouw mijn ziel met zaligheid
De plaats waar uw Verlosser is;
Uw trouwe Voorspraak voor den troon.
Wiens bede Gode kostelijk is.

Ja, ieder zucht heft Hij omhoog,
En iedere smeeking biedt Hij aan;
'k Vertrouw gerust mijn zaak hem toe
Door hem kom ik behouden aan.

De gevangenis gevangen genomen. Zoo vervolgt onze text om te laten zien, hoe bij die hemelvaart overwonnen vijanden werden achtergelaten. Of neen, in triumph werden meegevoerd en te schande gemaakt. De hemelvaart was een zegevierende opvaart. Heft uwe hoofden op, gij poorten, en verheft u gij eeuwige deuren, opdat de Koning der eere inga. Wie is deze Koning der eere? De Heere, geweldig in den strijd, die is de Koning der eere.
Door legioenen geesten is Hij ontvangen en begroet. Hij is de hoofdstad van Kanaan binnen getrokken. Onze text doet denken aan de triumphtochten die een overwinnend veldheer in de oudheid hield. Vele zegeteekenen werden meegevoerd. De menschen stonden in dichte drommen te kijken en klommen op de daken der huizen om den optocht te zien en juichten den overwinnaar toe.
Zoo bezingen de psalmen dezen triumphtocht: Gods wagens zijn twee maal tien duizend de duizenden verdubbeld. De Heere is een Sinaï in heiligheid. Dan weer: God vaart op met gejuich, de Heere met geklank der bazuin. De apostel leert het ons aldus: En de machten en overheden uitgetogen hebbende, heeft Hij ze in het openbaar ten toon gesteld en over hen getriumpheerd. Deze Vorst leeft eindeloos! Aan Johannes op Patmos verschijnt Hij in zijn hemelsche heerlijkheid. Geen wonder dat de apostel, die eenmaal in zijn schoot aanlag, wordt als een doode; maar uit Jezus' mond mag hij hooren: vrees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste, en die ben dood geweest en zie ik leef in alle eeuwigheid en ik heb de sleutels der hel en des doods.
Kom, heffen wij dan onze hoofden opwaarts, want wij zullen de eerekroon dragen door hem die alle macht heeft in den hemel en op de aarde. Als satan ons benauwt, geen nood want wij zullen hem overwinnen door het bloed des Lams. Wanneer de wereld ons gram is, geen vrees behoeft ons hart te vervullen want Hij zal ons zeker bewaren onder de schaduw zijner doorboorde handen. Ons hart moge ons plagen toch zal het zeker blijken dat Hij overwinnaar is in den strijd en zijn volk de zege bereidt.
Luister maar naar onzen text:
Hij heeft de gevangenis gevangen genomen.
Wat bedoelt de apostel hier mee? Hij wil zeggen, dat alles wat de Kerk gevangen en gebonden hield zijn buit is geworden. Hij heeft den kop der slang vertreden, den dood gedood in zijn sterven. Ziet ge niet, dat de dood als een trophé aan zijn zegewagen hangt?
Satan is zijn slaaf geworden. De dood zijn buit. Ook over de wereld heeft Hij gezegevierd. Door hare verzoekingen was Hij niet beschadigd, zijn kleed bleef onbezoedeld. De pijlkokers des boozen waren op hem geledigd. Hij kwam uit den oven der verdrukking zonder dat de reuk des vuurs zijn kleederen had doortrokken. Nog minder werden zij verzengd. Hoewel de wereld hem bleef haten heeft toch geen hand zich meer naar hem uitgestrekt in die veertig dagen. Nu zag Hij verre boven Salems heuvelen de Koninkrijken der wereld, die satan hem had getoond en aangeboden, thans als zijn eigendom. De Koninkrijken der aarde zijn geworden van onzen God en van zijnen Christus.
Ook de zonde leidt Hij gevangen in zijn hemelvaart. Het kwaad had hem verschrikkelijk aangevallen, maar kon hem niet verontreinigen. De zonde verbrijzelde hem maar kon hem niet verslaan doch omgekeerd Hij nagelde het handschrift der zonde aan het kruis. De zonde is gevangen genomen en... alle dingen moeten medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar zijn voornemen geroepen zijn. Hij heeft den dood gebonden met zijn eigen boeien.

Neen het graf houdt hem niet meer,
Weg de steen, de wacht, het zegel!
Knerst de hel van woede en spijt,
Christus opent ons den hemel.

Lof en eer en heerlijkheid
Zij den grooten Overwinnaar!
Waar is, dood, uw prikkel nu?
Waar is, hel, uw overwinning?

Alles wat ons tot gevangenis strekt heeft Hij overwonnen, gevankelijk gevoerd.
Onze text wijst ongetwijfeld heen naar de opvoering der ark door David, den man naar Gods hart de gezalfde koning. Lang was zij in ballingschap geweest .Eerst had zij rond gezworven in het land der Filistijnen. Daarna kwam zij te Beth- Semes en te Kirjath-Jearim. De Filistijnen waren gedwongen haar met geschenken terug te brengen. Degenen die de ark gevangen hielden heeft Hij door plagen gedwongen haar weer los te laten. En zoo heeft Hij zijn gevangen volk bevrijd door de vijanden te verslaan.
Roep u enkele momenten in herinnering van de geschiedenis der ark. Bij het sterven van Eli werd zij door de Filistijnen genomen. Ikabod: waar is de eer? Israël had wel gejuichd omdat de ark in het leger was, maar werd toch verslagen omdat zij den God der ark versmaadden. Zoo gaat het nog, wanneer men een denkbeeld van Christus tot Verlosser aanneemt en den waarachtigen Zaligmaker verwerpt. Maar de Filistijnen juichen te vroeg. Ze weten geen raad met die ark van Israël. Dagon breekt den hals als zij meenen de ark in hun tempel te kunnen zetten. God was niet gevangen. De palmen van Dagons handen en zijn hoofd lagen afgehouwen bij den dorpel des tempels. Toch houden de Filistijnen aan Dagon vast. Asdod wordt door den Heere verwoest... Wat zullen wij met de ark des Gods van Israël doen, zoo vragen zij in arrenmoede? En dan ten slotte komt het hooge woord er uit: Zend de ark heen, dat zij wederkeere tot hare plaats opdat zij mij en mijn volk niet doode! De waarzeggers worden geraadpleegd... Zoo komt de ark te Beth-Semes, wier bewoners bezig waren den tarweoogst te maaien. Daarna staat zij nog twintig jaar te Kirjath-Jearim tot dat David haar opvoerde naar den Sion. Zoo handhaafde de ark zichzelven.
Het opvoeren der ark was een zegetocht voor David al belasterde Michal hem. Maar meer dan de ark is hier. Doch de lotgevallen der ark kunnen ons leeren den gang van den Christus in zijn uitwerping, verstooting. En toch handhaafde Hij zich. Als de duivel hem verzoekt, dan moet satan vallen. Wanneer men hem tracht te steenigen ontwijkt Hij omdat zijne ure nog niet was gekomen. Ik ben tot een oordeel in de wereld gekomen. Maar Dagon moest vallen. Na zijn zwerftoch keert Hij weder naar den hemel in het binnenste heiligdom van den tabernakel Gods.
Hij is door de hemelen doorgegaan en gezeten aan de rechterhand Gods. Zalig dezen Heere te kennen en als Koning te eeren. Dan is Dagon, die afgod in ons hart, verbrijzeld en verbroken. Maar de vraag is dan niet meer: wat zullen wij met de ark van den God van Israël? doch nu wordt Hij onze voorspraak bij den Vader, vertegenwoordigt ons hierboven.
In het geloof leggen wij de handen op het verzoendeksel en naderen in zijn volbrachte werk den God des verbonds om te pleiten op zijne verdiensten.
De gevangenis gevankelijk gevoerd. Deelt gij nu in de zege van Vorst Immanuël? Zijn uwe ketens verbroken, is de vijand der ziel verslagen en hebt gij vrede gevonden in de oogen des Heeren om Christus wille?
Dan alleen kunnen wij het blijde feest van hemelvaart meevieren en ons verheugen in de glorie van onzen Koning! Zal het hemelvaartsfeest voor u zijn!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Zittende ter rechterhand Gods

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's