Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de loopbaan III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de loopbaan III.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hebreen 12 vss. 1 en 2. Daarom dan ook, alzoo wij zoo groot eene wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid loopen de loopbaan, die ons voorgesteld is, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, dewelke voor de vreugde die hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods.

De Heere Christus is de overste leidsman en voleinder des geloofs. Hij voert de Zijnen tot het doel van hun pelgrimsreis, naar het eind der loopbaan. De erfgenamen des hemels worden bewaard voor de erfenis en de erfenis voor de erfgenamen. Hoe donker dan ooit Gods weg moge wezen, toch ziet Hij in gunst op allen, die Hem vreezen.
Ziende op Hem komen wij het doel steeds nader. Het doodszweet, dat parelt op het voorhoofd, zegt ons, dat zij juist de eindstreep hebben bereikt en het wit zóó schittert, dat hun oogen pijn doen... zich sluiten, om achter het wit zich te openen en dan wacht hun de kroon. Zoo is het een loopen niet als op het onzekere, een kamp, waarvan de uitkomst eindigt in een volkomen overwinning.
Ziende op Jezus! Het Woord leert ons hoe Hij overwon. Kent gij Hem, den Held uit Juda's stam, die glorie won? Hij roept door Zijn Woord en Geest onwederstandelijk uit de duisternis tot het licht, uit den dood tot het leven, van den weg des verderfs naar het smalle pad. Niemand kan Zijne almachtige stem wederstaan. Menigeen die geen lust had in de loopbaan te loopen, leerde zich toch haasten om zijns levens wil. Ziende op Jezus.
Hoe schoon is deze Zoon des menschen; de eeuwige liefde woont tusschen Zijne oogen en de heerschappij is op Zijnen schouder. Hij draagt den sleutel Davids en de waarheid is de gordel Zijner lendenen. Niemand kan Zijne beminnelijkheid naar waarheid teekenen, zelfs seraffijnen-lippen zouden Zijn lof niet kunnen bezingen naar waarde in bezielde klanken.
Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods.
De apostel teekent den oversten Leidsman des geloofs nog nader tot een bepaald doel. De lezers zijn kruisdragers, moeten vaak in het zweet hunner ziel hun loop vervolgen. Maar deze Jezus is hun voorgegaan en uit Zijne volheid ontvangen zij genade voor genade. Van Hem wordt gezegd, dat Hij het kruis heeft verdragen en schande veracht.
Jezus moest den beker drinken, dien de Vader Hem aan de lippen heeft gezet. Die beker was vol van bitterheid, alsem tot op den bodem. Hij moest met den bloeddoop gedoopt worden en een pad gaan niet slechts met doornen omzoomd, doch ermee begroeid. Hij moest zich een weg banen door een ondoordringbare wildernis. Maar Hij keerde niet op zijn schreden terug, doch hield vol ten einde toe, tot het bitterste einde.
Laten wij, voor we hierop nader ingaan, eerst den tusschenzin verklaren: dewelke, voor de vreugde die Hem voorgesteld was... Wil het zeggen, dat Hij vol hield het kruis te dragen en schande te verachten met het oog op de heerlijkheid, die Hij aldus zou verwerven? Heeft Hij volgehouden in het geloof, dat Hij weldra zou worden gekroond met de heerlijkheid, die Hij bij den Vader had eer de wereld was? Op zichzelf is dit eene waarheid. Denk maar aan het Hoogepriesterlijk gebed, dat Hij bad, de oogen ten hemel geslagen, in den laatsten nacht van zijn leven op aarde vóór het kruis. Dan nadert Hij Zijnen Vader om te herinneren aan diens belofte, dat Hij heerlijkheid en eer zou ontvangen als loon op Zijn arbeid. Toch is het waarschijnlijker, dat hier iets anders is bedoeld. Vooral ook omdat anders het slot van dit vers een bloote herhaling zou zijn en toch wil dat slot blijkbaar een nieuwe gedachte toevoegen.
De zin is echter deze: In ruil voor de heerlijkheid, die vóór Hem lag, die Hem omringde, heeft Hij gekozen het kruis en schande. Hij, die in ruil voor de vreugde, die zijn eigendom was, het kruis heeft verdragen... Dit is de beteekenis van deze zinsnede.
Onze text spreekt dus van de zelfontlediging, van de zelfvernietiging van Christus, zooals Paulus dit noemt. Hij heeft zichzelven vernietigd en heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Hij die rijk was, is arm geworden. Hij behoefde het geen roof te achten Gode even gelijk te zijn; neen, niet als iets gestolens behoefde Hij zijn goddelijke heerlijkheid te verbergen of af te staan, want het was Zijne eigene, omdat Hij God was, te prijzen in der eeuwigheid.
De Heere Christus, de eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid, kon Zijne heerlijkheid behouden. Hij nam vrijwillig op zich haar te verbergen, tot op zekere hoogte haar af te leggen door onze natuur aan te nemen en vloekdrager te worden. Zeker, gij kunt zeggen: dat moest Hij, aangezien Hij op zich had gefnomen, reeds in de stilte der eeuwigheid, het rantsoen der zonde te betalen en zich te vernederen tot in den dood. Maar, dit wilde Hij dan toch vrijwillig. Hij bood zich aan. Hij wilde zich geven. Doch het lag niet als een eisch van Zijn wezen in Hem om dit te doen. Hier is een vrijwillig aanvaarden van het kruis. Hij kiest het kruis en de schande in plaats van de heerlijkheid, die Hij bezat, die Hem omringde en kroonde. In ruil voor de vreugde! Welk een ruil! Hoe diep heeft Hij zich willen vernederen, in welk een afgrond van lijden, smaad en schande wilde Hij ingaan! En dat voor wie? Zeg dat zelf eens, die weet wie gij door de zonde, door uw afval van God zijt geworden. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijnen weg... waarlijk Hij heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen, de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem. Wij hadden God vertoornd, verkoren vrijwillig den weg des doods. Wij waren vervreemd van onzen Maker door onzen afval van God. Neen, wij hadden niet verdiend, dat iemand zich ons lot zou aantrekken, noch minder onze welverdiende straf zou willen dragen. De eenige, die het kon, wilde het! Die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven. Maar, niet minder bewonderen wij dat de beleedigde God zelf Zijn Zoon afstond om vleesch te worden en onzen dood te sterven, onze hel in te gaan en ons te redden van den eeuwigen dood. Ja, wat nog meer is, om alle gerechtigheid te volbrengen en het eeuwige leven te verwerven. Nooit, neen nooit, zullen de kroonjuweelen van Immanuël tot uitdrukking kunnen brengen, die liefde, die nederbuiging Gods in het kruis. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft... Jezus was als de Zoon, de schootszoon des Vaders, zijn juweel en schat, in wien Hij al Zijn welbehagen had. Hij had den mensch niet noodig om de volzalige te zijn en toch... en toch wilde Hij zonder den mensch niet de volzalige zijn. Toch kon de mensch Hem geen gewin brengen, want, wie kan Hem iets geven, dat Hij niet reeds bezat?
Zoo dan heeft Hij Zichzelven verheerlijkt in het zaligen van zondaren. De Zoon was vóór alle dingen en alle dingen zijn tezamen gemaakt door Hem. Welke heerlijkheid bezat Hij bij den Vader eer de wereld was! Van eeuwigheid af was Hij de vermaking Zijns Vaders. Dat was Hij ook in zijn kruis en schande, maar toch weer anders dan buiten het vleesch. Daarom moogt gij niet zeggen, dat het om het even was voor den Vader of de Zoon vleesch werd en onder ons heeft gewoond of niet. Neen, hier staan wij weer voor de verborgenheid der godzaligheid: God geopenbaard in het vleesch. Wij kunnen den bodem van Zijn gebied niet bereiken en den top van Zijn heerlijkheid niet beklimmen. Evenmin kunnen wij afdalen in de heerlijkheid zijner schande, noch in den zegen Zijner vervloeking aan het kruis.
Wat weten wij ook van de diepten van lof, die door de stad Gods vloeien? Een heerlijkheid van liefde en zaligheid was Zijn ongestoord deel. Er was toch ook liefde en heerlijkheid genoeg in den Vader om eeuwig bij Hem te blijven en... Hij verliet de heerlijkheid... en toch óók: Hij bleef bij den Vader, ja, was in den Vader. Niemand heeft ooit God gezien, de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, heeft Hem ons verklaard. Zie dan, blikkende op Jezus aan het einde van de baan, welk een ruil Hij deed. Hij kiest kruis en schande om het volk Zijner armoede tot eere en luister te brengen.
Wat heeft den Heere toch bewogen? Dat alles zou nog niet zóó groot zijn, ware het niet, dat onze ziel mocht deelen in Zijne glorie, omdat Zijne schande onze eere werd door vrije genade. Hoe zullen wij woorden vinden om Zijne weergalooze liefde te prijzen? Zij gaat de kennis te boven!
Wat deed Hij dan? Lees onzen text en zij zegt ons: Hij heeft het kruis verdragen en de schande veracht. Verdragen, veracht! Niets treft dieper dan kruis-schande en schandekruis. Menigeen koos den dood boven de schande der eerloosheid, boven armoede en vernedering. Denk maar, om een bijbelsch voorbeeld te noemen, aan Abimelech. Hij vermoordde zijn eigen broeders en toen later bij het beleg van een stad eene vrouw een stuk van een molensteen op zijn hoofd wierp en hij gevoelde doodelijk te zijn getroffen, zeide hij haastig tot zijn wapendrager: Trek uw zwaard en doorsteek mij, opdat zij niet zeggen: eene vrouw heeft hem gedood. Hij verkoos zelfmoord boven eerloosheid en schande.
Schande is ontblooting van eer en naam. Jezus echter wilde kruis en schande niet ontgaan en wist: Ik heb één, die Mijne eere zoekt. Ik zoek niet mijne eere, maar die Mijns Vaders. Evenals Abimelech verkoor ook Saul den zelfmoord boven eerloosheid en schande. Hij schaamde zich niet den eed te breken, David te vervolgen als een veldhoen op de bergen, maar als hij ziet, dat de Filistijnen hem zullen vellen, stort hij zich in eigen zwaard. Niets kan den geest zóó neerdrukken dan schande en eerloosheid. Schande is een van de ingredienten der hel, waar eeuwige schande den mensch, die daar zijn rechtvaardig verblijf zal vinden, zal treffen. Schande van God, engelen en menschen zal hun deel zijn. Alleen door met den gesmaden Christus verbonden te worden, zullen wij de eeuwige verachting kunnen ontgaan en tot genade en eere komen. Lezer, bedenk dit, als gij nog in uw onbekeerlijkheid voortleeft met het teeken des verbonds aan uw voorhoofd, terwijl de Heere u vriendelijk en dringend laat noodigen: Laat u met God verzoenen.
Hij heeft de schande veracht, het kruis verdragen. Hoe diep gevoelde hij in zijn reine Middelaarsziel hoon en schimp. Mijn God, zoo sprak Hij reeds in den Psalm: wat heb Ik stof tot bitter klagen.
Hij was heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren. Ziende op Jezus!
En voor wie heeft Hij het kruis verdragen? Vul zelf het antwoord maar in. Daarom wordt het Zijn volk eene eere voor Hem smaadheid te mogen lijden. Verblijdt en verheugt u wanneer de menschen liegende alle kwaads van u spreken om Mijns naams wille, want uw loon is groot in de hemelen. Een soldaat zal zich een weg banen door doornen en struikgewas zonder pijn te gevoelen, maar neem hem het vaandel af en... hij gevoelt den smaad. Jezus was de minnende Borg tot in den dood. Hij werd echter bespot, verlaten mede door degenen voor wie Hij stierf. De vijanden hoonden Hem en noemden Hem een vraat en wijnzuiper. Een, die gemeene zaak maakte met hoeren en tollenaren.
Hij werd belasterd als met de zwartste zonden besmet. Zelfs als godslasteraar werd Hij uitgekreten. Hij, die Zijnen Vader eerde en wiens spijze het was diens wil te doen.
Hij werd beschuldigd beide tafelen der wet te hebben verbroken. Hij was oproerig tegen het wettig gezag, zoo oordeelde men, hoewel Hij steeds had geleerd: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Hij kon tegen Caesar en zijne dienaren niet zondigen, want Hij was ook diens Heere. Zie Hem staan voor Herodes en Pilatus. Hij wordt als een lam ter slachting geleid. Velerlei soort van spot en hoon stond Hij uit, zonder zich te vergrijpen aan zijn verachters. Zeg er weinig van, maar peins er veel over. Leg uwe zaken voor Hem neer, en weet, dat de wereld Hem eer heeft gehaat dan u. Hij, die de leliën des velds bekleed, werd van zijn kleed beroofd. Voor Adam en Eva, die zich schaamden, had Hij rokken van vellen gemaakt. Zijn persoon werd gesmaad, zijn ambten bespot. Toch is Hij Israëls David en Salomo beide. O, aarde, hoe kondt gij deze misdaad dragen? Zij, die zijn hoofd sloegen met een rietstaf, vroegen Hem, wiens oogen zij hadden geblinddoekt: Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft? Indien Gij de Christus zijt, zoo verlos uzelven en ons en kom af van het kruis. Anderen heeft Hij verlost, zichzelven kan Hij niet verlossen.
Zijne gebeden werden bespot: Hij roept Elia; laat ons zien of Elia komt. Zelfs den moordenaar wordt tijd gegeven voor gebed om zich voor te bereiden op het laatste oogenblik, maar Hij krijgt nauwelijks kans te bidden. Dat alles droeg Hij geduldig met lijdzaamheid.
Hij heeft schande veracht, dat wil zeggen: doorgezet, omdat Hij den Vader wilde behagen. Het kruis verdragen... Het kruis, het kruis! Vervloekt is een iegelijk die aan het hout hangt. Is er eene smart en schande gelijk de Zijne? Doch wat nog erger was: onder dit alles brandde Gods toorn in zijne ziel. Het zwaard was ontwaakt tegen den herder die Gods metgezel was. Hij is met de misdadigers gerekend.
Hij moest missen wat juist de kracht des lijders en de eere van den martelaar is: de gunstrijke tegenwoordigheid Zijns Gods. Hij moest toch klagen: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Het heeft den Vader behaagd Hem te verbrijzelen. Geen liefde is bij machte dit alles te schilderen zooals het ten volle is. Het was als met den vurigen oven van Nebukadnezar, die zevenmaal heeter werd gestookt voor de vast- en volhoudende mannen, Hananjah, Misaël en Azarja. Maar, dat waren vijanden, die den oven stookten, doch bij Jezus stoken niet slechts de menschen, doch God Zelf. Dat alles heeft Hij verdragen en veracht. Aanvaard, om Sions wille.
Ziende op Jezus! Zou Hij mij, zijn onwaardige onderdaan, verwaardigen Zijn vaandel te mogen opsteken, in Zijn naam te mogen lijden? Niet verdiend! Enkel genade.
Sta nu ook nog stil bij het glorierijke motief van zijn lijden. Hij verliet de heerlijkheid, omdat Hij het oog had op des Vaders eere en de zaligheid der Zijnen. Vader, zij waren Uwe, doch Gij hebt ze Mij gegeven. Wanneer ik dan mag opmerken, dat mijn zonden Hem aan het kruis brachten, dat ik Hem beroofde van al Zijn heerlijkheid, dan wordt ons hart ontroerd en wij buigen onze knieën om Hem hulde te bieden. In het geroep der Joden hooren wij eigen stem: Kruis Hem, kruis Hem. Ik zie niet slechts ijzeren nagels, die zijn vleesch doorklieven,- maar mijne zonden doorsteken Hem: Hij heeft mijn schande gedragen, mijn vervloeking op zich genomen. Ziende op Jezus! Welk een aanbiddelijk, bewonderenswaardig gezicht!
Toen Caesar onder zijne moordenaren ook Brutus zag, brak zijn hart en zeide hij: Ook gij, Brutus! Meer dan een aardsche vorst is hier! Hier is Jezus, op wiens schouder, naar het profetische Woord, de heerschappij is, wien is gegeven alle macht in den hemel en op de aarde. Hij heeft het kruis verdragen, schande veracht.
Wanneer dan één druppel uit Zijn beker wordt gemengd in ons kleine smartebekertje wordt de bitterheid weggenomen en leeren wij belijden: het leven is mij Christus en het sterven gewin. Wie zou niet voor Hem knielen, Hem aanbidden en buigen in het stof? Niemand dan wie Hem kent in Zijne zondaarsliefde, in Zijne wonden en smaad, van God verlaten, opdat Hij ons tot God zou brengen. Daarom, schaam u niet des Evangelies van Christus, want het is eene kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft. Klaag niet over uw lijden, over de verachting der wereld, hoe pijnlijk zij u treft; beklaag u niet over de aanvallen van den vorst der duisternis, maar reken het u eene eere, dat gij lijden en strijden moogt onder de kruisbanier. Het loopen valt soms zwaar, zeker, maar het zal niet zoo lang meer duren. Voor gij klaagt is er reden eerst eens te zien of wij wellicht lasten dragen, die ons in het loopen hinderen, of wij wellicht de wereld liever hebben dan ons betaamt. Hij vraagt ons gansche hart, al onze krachten, ons geheele denken en streven. U kiest mijn hart, onder ramp en smart, voor eeuwig tot zijn Koning.
Kom, zie op de wolke der getuigen, die ons omringt; zij hebben geen ander pad geloopen dan wij heden moeten gaan. Daarbij komt, dat wij nergens een voet behoeven te zetten, waar die des Konings niet heeft gestaan.
Door lijden tot heerlijkheid.
Zoo ging het ook met Jezus, die om de heerlijkheid, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht. Luister maar naar het woord van onzen text: En is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods.
Zoo kwam Hij tot eer en heerlijkheid langs den weg van kruis en schande. Nu is Zijn smartebeker geledigd en de Vader heeft hem gevuld met den wijn van het paradijs. De Vader heeft Hem uitermate verhoogd en een naam gegeven boven allen naam. Hij is gezeten! Gij weet wel, dat de priester in den dienst der schaduwen geen zetel had. Geen rust werd hem gegund, omdat zijn werk nooit klaar was. Elk offer getuigde van den komenden Middelaar en daarom vroeg het tevens om een nieuw offer. Maar, het werk van dezen Hoogepriester is voltooid. In het dieptepunt van Zijn kruis en schande mocht Hij roepen: Het is volbracht. Maar deze heeft met ééne offerande in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. Zijn werk is af. Hij is gezeten in den stoel der eere. in den troon Zijns Vaders.
Ziende op Jezus... staande bij den eindpaal met de krans der overwinning in Zijn eenmaal doorboorde hand, tegelijk gezeten omdat Zijn werk is volbracht. Daarom, al moet ik loopen in het zweet mijner ziel, toch mag ik tegelijk rusten, want het is als hadden wij in eigen persoon alle straf gedragen en alle gerechtigheid vervuld. Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, door welken wij nu de verzoening verkregen hebben.
Het loopen zou mij niet in den hemel brengen, wanneer ik niet deelde in Zijn rust. Hij is gezeten... Wij, die geloofd hebben, gaan in in de rust. Daarom mogen wij door het geloof bij oogenblikken verstaan: Het lijden dezes tegenwoordigen tijds is niet te waardeeren bij de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Hij heeft bewezen, dat het geloof beide lijden en schande kan verdragen. De oefening des geloofs op Christus zelf is het beste medicijn tegen de moeite van de reis. In de verte blinken de klippen van de eeuwige bergen en de heuvels der hemelsche specerijen. Houd moed, godvruchte schaar!
En is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods. Hij voer ten hemel op vol eer, de kerker werd Zijn buit. Hij is opgevaren in de hoogte en werd met gejuich ontvangen in de eeuwige tabernakelen. De hemelvaart wordt gevolgd door de zitting ter rechterhand Gods.
Aan Haman vroeg de koning Ahasveros: wat zal men dien man doen aan wiens eer de koning een welgevallen heeft? Gij kent het antwoord. Welnu, de Vader heeft een welgevallen aan de heerlijkheid Zijns Zoons. Hij is met Zijnen Vader gezeten in diens troon. Dat wil zeggen: Hij deelt als Middelaar in diens eer en macht. De Vader regeert alle dingen tezamen door Hem. De rechterhand is de plaats van eer, macht en gunst. Hij is de ware Benjamin, Zoon der rechterhand. Het heil Zijner rechterhand zal zijn met mogendheden. Daar is sprake van gunst. Dan weer wijst de rechterhand op macht en heerschappij: Gij verlost degenen, die op U betrouwen van degenen, die tegen Uwe rechterhand opstaan. Ja, Hij is gezeten aan de rechterhand der kracht Gods. Hij is bekleed met een lang wit kleed en omgord met een gouden gordel. Zoo wijst onze text door den doodsnacht heen naar het vroolijke morgenlicht. Door lijden tot heerlijkheid. Engelen staan voor Gods aangezicht en bedekken hun gelaat met hunne vleugelen. Jezus staat met ongedekt aangezicht in den troon des Vaders. Hij moet als Koning heerschen tot in alle eeuwigheid. Verkondigende vrede door Jezus Christus, die een Heere is van allen. Het Boek van Gods raadsbesluiten rust in Zijne hand. Hij is verhoogd boven de engelen, want tot wien der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten. En Petrus predikt van Hem: Hij dan is door de rechterhand Gods verhoogd, zoo wete het gansche huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft. Daar bewijst Christus zich het Hoofd Zijner Christelijke Kerk. De zaak van Sion staat er dus goed voor. De machten des hemels, der aarde en der hel zijn in Zijne hand.
In het volgende vers maant dan ook de apostel, dat zij zullen opmerken zoowel op Zijn lijden als Zijne heerlijkheid en honing zullen puren uit deze roos van Saron. Aanmerkt dezen, die zoodanig een tegenspreken van de zondaren tegen zich heeft verdragen, opdat gij niet verflauwt en bezwijkt in uwe zielen.
Door lijden tot heerlijkheid.
Zoo trekt de apostel de lijn van het heden naar de toekomst en keert terug tot de huidige werkelijkheid met de kracht der eeuwigheid. Schrikkelijk was het verzet der zondaren tegen den Koning. Laten de onderdanen tevreden zijn, ja, zich verheugen, dat zij mogen deelen in Zijn smaad maar dan zóó, dat zij bedenken hoe Hij hun voorging en hen bewaart en beschermt. De looper zou zijn loop kunnen staken, vallen en den moed en de kracht missen om op te staan. Dikwijls moet hij hooren: waar is nu uw God? Wat hebt gij een arme godsdienst. Gij roemt soms over heerlijkheid en wat hebt gij nu? Armoede is uw deel, alles loopt u tegen. Waar is uw God? Gij bouwdet op Hem, naar uw zeggen, en gij vertrouwdet uwe zaak Hem toe... maar waar blijft nu Zijn hulp. Zijn redding?
Van Antaeus lezen wij, dat hij niet kon worden gedood, omdat hij telkens zijn kracht herstelde door moeder aarde aan te raken. Maar wat geschiedde? Hercules nam hem op in de lucht en worgde hem daar. Dat is een mythe der heidenen. Doch in anderen zin is het waar, dat gij den christen kunt worgen wanneer gij hem los kunt maken van Christus in Zijn lijden en heerlijkheid. Kunt uitbrengen van onder de kruisbanier en den band kunt doorsnijden, die hem aan Christus bindt. Maar Gode zij dank, dit kan niet!
Het blijkt dus, dat de tegenspraak der zondaren een gevaarlijke belemmering kan zijn in den geestelijken loop. Aanmerkt dezen! Wereld en duivel en eigen hart zijn ons tegen. Tegen tot het einde! Reeds bij den aanvang Zijner bediening worstelde Jezus met de zondaren. Hij hield Zijn prediking in de synagoge van Nazareth en zij knarsten over hem met hunne tanden. Immers Hij leerde hun de verkiezende genade en de vrijmacht Gods: Daar waren vele weduwen in Israël, maar tot niemand van hen werd de profeet gezonden dan tot eene vrouw die weduwe was te Sarepta Sidonis. Dus in het heidensche land. Ook heden keert zich de wereld, ook de vrome wereld, tegen deze waarheid, waaruit het volk des Heeren leeft.
Telkens vielen zij Hem in de rede, zochten Hem te vangen op een woord. Valsche getuigen staan meermalen tegen Hem op. Zij verachtten Hem zonder oorzaak. Zij zeiden: het is niet geoorloofd, dat deze leve.
Aanmerk dezen! Zeg niet: hoe hard is mijn lot als het kruis wat ruw is. Zie hoe Hij heeft verdragen, met grooten moed en ware zielegrootheid. Ze spinnen hunne webben en denken Hem te grijpen. Maar Hij blaast deze webben uiteen. Soms laat Hij hen eigen vonnis vellen: Wie van ulieden zonder zonde is, werpe den eersten steen op haar. En niemand durfde een woord antwoorden. Zalig, wanneer de Heere ons verwaardigt voor Zijn naam en zaak op te komen. Dat wij ijverig mogen zijn voor Hem, hoewel Hij ons niet noodig heeft, te Zijner tijd zal Hij zeker voor hen opkomen, ja, dat heeft Hij gedaan toen niemand het voor ons opnam en wijzelf moesten bekennen rechtvaardig den dood te hebben verdiend. Maar wreek uzelven niet. Verlies geen tijd met het naloopen van geruchten. De duivel zou zich vermaken en dat verdient hij niet. Er is beter werk te verrichten.
Jezus hield vasten koers. Hij zegende zelfs die Hem vervloekten.
Hij deed wel dengenen die Hem geweld aandeden. De ijver van Gods Huis heeft Hem verteerd. Laten wij niet te veel zorg besteden aan het opmerken van moeite en lijden: aanmerk dezen, ziende op Jezus, den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs.
Aanmerkt dezen, opdat gij niet bezwijkt in uwe zielen. Hij leed smart zonder te zondigen.
Heere Jezus, leer mij daarvan meer dan ik nu ken door uw genade.
Hij verdroeg dit alles, maar waar is Hij nu? Aan de rechterhand Gods! Vol van heerlijkheid en eer. Waar zijn nu zijn bespotters, waar is die eene moordenaar?
Waar is nu het kruis gebleven? Vele koninklijke hoeden zijn op Zijn hoofd en aan Zijn gordel hangt de sleutel van hel en van dood. Het kruis werd Zijn triumphwagen. Zoo worden dus de rollen omgekeerd. Wij zijn niet alléén! Hoort maar: wanneer Saulus de gemeente Gods vervolgt, zegt Jezus: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Hun oneer rekent Hij zichzelf aangedaan. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.
Zalig, als wij in geloof het getuigenis beluisteren van deze koninklijke lippen: Gij hebt verdragen en hebt geduld en voor Mijnen naam gearbeid en zijt niet moede geworden. Soms moeten wij belijden:

Ik heb te moedeloos neergebogen,
En door de vrees gejaagd
Weleer te ras geklaagd:
'k Ben afgesneden van voor Uw oogen!
Dan nog woudt G' U ontfermen
Toen Gij mij hoordet kermen.

Zoo wordt dan in onzen text de Heere Christus ons voorgesteld als bron van geestelijke kracht, als motief tot volharden in Zijn lijden en smaad.
Bezwijkt dan mijn vleesch en mijn hart, zoo zult Gij zijn de rotssteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid.
Ja, mijne ziel is stil tot God, van Hem is mijn heil.
De loopbaan kort al op, het zal niet zoo lang meer duren en wij zijn aan het einde der baan, dan zullen allen, die wettig hebben gestreden en geleefd uit Immanuël verkrijgen het einde des geloofs namelijk de zaligheid der zielen.

Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend,
Waarvan in druk 't vooruitzicht mij verheugde.
Uw aangezicht, in gunst tot mij gewend,
Schenkt mij in 't kort verzadiging van vreugde.
Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In de loopbaan III.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 augustus 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's