Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Schotsche belijdenis II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Schotsche belijdenis II.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

6. Van de vleeschwording van Jezus Christus.
Toen de tijd vervuld was, zond God Zijnen Zoon, Zijn eeuwige wijsheid, het wezen (the substance) Zijner eigene heerlijkheid, in de wereld, die de menschelijke natuur aannam uit de natuur eener vrouw, namelijk van eene maagd en wel door het werk des Heiligen Geestes; en aldus werd Hij geboren, het ware zaad Davids, de boodschapper (angel) van het groote raadsbesluit Gods, de waarachtige Messias, die was beloofd, dien wij belijden en in wien wij gelooven, Immanuel, waarachtig God en mensch, twee volkomen naturen vereenigd en verbonden in één Persoon. Door deze onze belijdenis veroordeelen wij de verdoemelijke en verderfelijke ketterijen van Arius, Marcion, Eutiches, Nestorius en van dergelijken, hetzij dan dat zij de eeuwigheid Zijner godheid of de waarheid Zijner menschelijke natuur loochenen of beide vermengen of wel scheiden.

7. Waarom de Middelaar waarachtig God en waarachtig mensch moest zijn.
Wij belijden, dat deze wonderbare verbinding tusschen godheid en menschheid in Christus Jezus voortkwam uit het eeuwige en onveranderlijke raadsbesluit Gods, waarvan ook onze zaligheid afhangt en waaruit zij opkomt.

8. Van de verkiezing.
Want dezelfde eeuwige God en Vader, die uit louter genade ons heeft verkoren in Christus, vóór de grondlegging der wereld, heeft Hem verordineerd, om ons Hoofd, onze Broeder, onze Herder en de groote Opziener onzer zielen te zijn. Maar, omdat de vijandschap tusschen de gerechtigheid Gods en onze zonden van dien aard was, dat geen vleesch door zichzelf Gode welbehagelijk kon zijn, zoo betaamde het, dat de Zoon Gods tot ons nederdaalde en zelf een lichaam van ons lichaam, vleesch van ons vleesch, been van ons been. aannam, en zoo de volkomen Middelaar tusschen God en den mensch werd, macht gevende aan zoo velen het Hem beliefde, kinderen Gods te worden, gelijk Hij zelf betuigt: Ik vare op tot Mijnen Vader en tot uwen Vader, tot Mijnen God en tot uwen God; door deze heilige broederschap is ons alles, wat wij in Adam verloren hebben, terug gegeven, en daarom aarzelen wij niet. God onzen Vader te noemen, niet zoozeer daarom, dewijl Hij ons geschapen heeft (wat wij met de verworpenen gemeen hebben) maar omdat Hij ons Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, om onze Broeder te zijn en omdat Hij ons genade heeft geschonken, Hem als onzen eenigen Middelaar te omhelzen, gelijk is gezegd.
Verder betaamde het den Messias en Verlosser, waarachtig mensch te zijn, omdat Hij de straf heeft geleden, die wij om onze overtreding hadden verdiend, en zich moest prijsgeven aan het oordeel Zijns Vaders in onze plaats (as in our person) om te lijden voor onze overtreding en onze ongehoorzaamheid, opdat Hij door Zijn dood dengene zou overwinnen, die de aanstichter des doods was. Maar omdat de godheid alléén den dood niet kan ondergaan, noch ook de menschheid alléén hem overwinnen kon, zoo vereenigde Hij beide in één persoon, opdat de zwakheid van de eene natuur kon lijden en den dood (dien wij verdiend hadden) ondergaan, en de oneindige en onverwinbare kracht der andere, namelijk de godheid, de overwinning behalen en ons leven, vrijheid en altijddurende overwinning koopen zou.
En zoo bekennen en gelooven wij ten stelligste,

9. Christus' dood, lijden, begrafenis, enz.
Wij gelooven en belijden, dat onze Heere Jezus Christus zichzelf als een vrijwillig offer den Vader heeft opgeofferd voor ons, dat Hij heeft geleden het tegenspreken der zondaren, dat Hij geslagen en verwond is geworden om onze overtredingen; dat Hij, hoewel Hij het onbevlekte en reine lam Gods was, toch door een aardschen rechter veroordeeld is, opdat wij voor den rechterstoel Gods zouden vrijgesproken worden; dat Hij niet alleen den gruwzamen dood aan het kruis (die over Hem was beschikt door het raadsbesluit Gods) maar ook voor een tijd den toorn Zijns Vaders, welke de zondaren verdiend hadden, gedragen heeft. En toch bekennen wij, dat Hij de welbeminde en gezegende Zoon des Vaders gebleven is, zelfs temidden van zijn angst en folteringen, die Hij aan lichaam en ziel doorleed, om volkomen genoegdoening voor de zonden Zijns volks te doen. Behalve dit offer, zoo belijden en gelooven wij, is er geen ander offer meer voor de zonden. En wanneer sommigen dat beweren, zoo belijden wij stoutmoedig, dat zij lasteraars van den dood van Christus zijn en van de eeuwige reinigmaking en genoegdoening, die door denzelven verworven is.

10. Van de Opstanding.
Wij gelooven met volkomen vertrouwen, dat, gelijk het onmogelijk was, dat de smarten des doods de bron des levens in hare boeien houden kon, onze Heere Jezus Christus, gekruist, gestorven, begraven en nedergedaald is ter helle, wederom opgestaan is tot onze rechtvaardigmaking en heeft, terwijl Hij dengene die het geweld des doods had, vernietigde, ons, die onder de heerschappij des doods en deszelfs boeien gekomen waren, het leven aan het licht gebracht. Wij weten, dat Zijne opstanding door het getuigenis juist van Zijn vijanden is bevestigd, ook door de opstanding der dooden, wier graven werden geopend en die uitgingen en aan velen in de stad Jeruzalem verschenen. Wij worden ook bevestigd door het getuigenis der engelen en door de oogen en het getuigenis Zijner apostelen en van anderen, die met Hem spraken en aten en dronken na Zijne opstanding.

11. Van de hemelvaart.
Wij twijfelen ganschelijk niet, dat hetzelfde lichaam, geboren van de maagd, gekruist, gestorven en begraven en wederom opgestaan, ten hemel is gevaren, opdat Hij alle dingen vervullen zou: waar Hij in onzen naam en tot onzen troost, alle heerschappij in den hemel en op de aarde aangenomen heeft; waar Hij zit aan de rechterhand des Vaders, deelend in Zijne heerschappij, Voorspraak en eenige Middelaar voor ons, welke eere, roem en voorrechten Hij alleen onder de broederen bezitten zal, totdat alle Zijne vijanden ten voetbank Zijner voeten gelegd zullen zijn, gelijk wij ontwijfelbaar zeker gelooven, dat onze Heere Jezus Christus zichtbaar en in het openbaar wederkomen zal, gelijk Hij werd gezien bij Zijn hemelvaart.
En dan gelooven wij zeker, dat de tijd der vernieuwing en der wederoprichting aller dingen komen zal. zoodat degenen, die van den beginne geweld, beleediging en onrecht om der gerechtigheid wille geleden hebben, de zalige onsterfelijkheid (the blessed Immortality) verkrijgen zullen, die van den beginne af beloofd is.
Daarentegen zullen de verstokte, gruwzame, ongehoorzame onderdrukkers, de goddelooze lieden, echtbrekers, en alle soorten ongeloovigen in den afgrond der buitenste duisternis geworpen worden, waar hun worm niet sterft, noch hun vuur wordt uitgebluscht. De gedachtenis aan dezen dag en aan het gericht, dat op denzelven zal voltrokken worden, is voor ons niet slechts een teugel, die onze vleeschelijke lusten intoomt, maar ook een zoo onschatbare troost, dat noch de dreigingen van aardsche Vorsten, noch de vrees voor den lichamelijken dood en het grootste gevaar ons bewegen kan, de gezegende gemeenschap op te geven en te verloochenen, die wij hebben met ons Hoofd en eenigen Middelaar Jezus Christus, van wien wij bekennen, dat Hij de beloofde Messias is, het eenige Hoofd der Kerk, onze rechtvaardige Wetgever, onze eenige Hoogepriester, Voorspraak en Middelaar. Wanneer een mensch diens eere en bediening zich zou aanmatigen, zoo verwerpen en verafschuwen wij dit op het nadrukkelijkst als lasterlijk jegens onzen gansch eenigen en oppersten Heere Jezus Christus.

12. Van het geloof in den Heiligen Geest.
Dit ons geloof en deszelfs zekerheid komt niet uit vleesch en bloed, dat is, uit de natuurlijke krachten in ons, maar is het werk des Heiligen Geestes, van wien wij bekennen, dat Hij God is, den Vader en den Zoon gelijk, die ons heiligt en ons in alle waarheid leidt door Zijn eigen ambt, zonder welke bediening wij voor altijd vijanden Gods blijven en van Zijnen Zoon Jezus Christus niets zouden weten. Want van nature zijn wij zóó dood, zóó verkeerd en verblind, dat wij het licht noch voelen, wanneer wij daardoor getroffen worden, noch zien, wanneer het schijnt, noch ook den wil Gods kunnen toestemmen, wanneer deze wordt geopenbaard. Slechts de Geest van Jezus Christus onderwijst hem die dood is, verwijdert de duisternis uit onze neiging en brengt onze verstokte harten tot gehoorzaamheid aan Zijn heiligen wil. En gelijk wij bekennen, dat God de Vader ons geschapen heeft, toen wij nog niet waren, en dat Zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus, ons verlost heeft, toen wij Zijne vijanden waren, zoo belijden wij ook, dat de Heilige Geest ons heiligt en vernieuwt, zonder eenige verdienste onzerzijds, hetzij vóór, hetzij na de wedergeboorte.
Om dit nog klaarder uit te spreken: gelijk wij vrijwillig afstand doen van alle eer en roem met betrekking tot onze schepping en verzoening, zoo ook met opzicht tot onze heiligmaking en wedergeboorte, want van ons zelf zijn wij niet in staat, ook maar iets goeds te denken, maar Hij, die het goede werk in ons begonnen heeft, die is het ook alléén, die het in ons voleindigt, tot lof en prijs Zijner onverdiende genade.

13. Van de oorzaak der goede werken.
Wij belijden, wat de oorzaak der goede werken aangaat, dat het niet onze vrije wil, maar de Geest van den Heere Jezus is, die in onze harten woont, door het ware geloof ook goede werken voortbrengt, gelijk God ze ons voorbereid heeft, om in dezelve te wandelen. Want dat stellen wij met nadruk vast, dat het eene lastering is, te zeggen, dat Jezus Christus in de harten derzulken woont, in wie de Geest der heiliging niet zou gevonden worden, en daarom vreezen wij niet te leeren, dat moordenaars, onderdrukkers, gruwzame vervolgers, echtbrekers, ontuchtigen, afgodendienaars, dronkaards, dieven en allen die onrecht doen, noch het ware geloof hebben, niets hebben van den Geest der heiligmaking, die afdaalt van den Heere Jezus, zoolang zij hardnekkig in hun boosheid volharden. Want zoodra immer de Geest des Heeren Jezus, dien Gods verkoren kinderen door waar geloof ontvangen, bezit neemt van het hart eens menschen, vernieuwt Hij den mensch en wederbaart hem, zoodat hij begint te haten, wat hij voorheen beminde en te beminnen, wat hij tevoren haatte; en daaruit komt de voortdurende strijd op, die in Gods kinderen tusschen vleesch en geest bestaat, terwijl het vleesch en de natuurlijke mensch, tengevolge van eigen bederf, uitgaat naar dingen, die het gevoel behagen en aangenaam zijn, in botsing komt en in opstand verkeert en ieder oogenblik bereid is, de majesteit Gods te beleedigen. Maar de Geest Gods, die getuigenis geeft aan onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn, laat ons den duivel wederstaan, afstand doen van die armzalige genoegens, zuchten tot God om verlossing van de boeien der zonde en eindelijk over de zonde zegevieren, zoodat zij niet heerscht in onze sterfelijke lichamen. Dezen strijd heeft de vleeschelijke mensch niet, omdat hij ontbloot is van den Geest Gods, maar hij volgt en gehoorzaamt de zonde steeds meer en zonder berouw, zelfs wanneer de duivel en zijn verdorven begeerten hem kwellen. Maar de kinderen Gods, gelijk reeds werd gezegd, worstelen tegen de zonde, zuchten en treuren, wanneer zij opmerken, dat zij zelf tot zonde worden verzocht, en wanneer zij vallen, staan zij met ernst weer op in ongehuicheld berouw.
En dit doen zij niet in eigen kracht, maar die van onzen Heere Jezus, zonder wien zij niets doen kunnen, werkt in hen alles wat goed is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1938

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De Schotsche belijdenis II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1938

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's