Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De deur van den schaapsstal I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De deur van den schaapsstal I.

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 10 vs. 9: Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.

De aanleidende oorzaak, dat de Heere Jezus de schoone gelijkenis van den goeden Herder heeft ontwikkeld, zijn u wel bekend. Nog pas had Hij zijn wondere macht geopenbaard door den blindgeborene te genezen. De Farizeën waren zeer verbitterd en wilden Hem steenigen. Hun oog was boos, omdat Hij goed was. In plaats dat zij zeiden: deze is waarlijk de beloofde Messias, want de blinden worden, naar de profetie van den Zone Davids, ziende en de dooven hooren, waakt hunne vijandschap op en ziedt hun hart van toorn. Die gehate Nazarener moet worden opgeruimd. Hij ondermijnt hun gezag en trekt het volk af van de voorvaderlijke inzettingen. De mensch is zoo blind. Vooral als zijn eer in het spel komt, is hij tot alles in staat wat snood en goddeloos is.
De Heere Jezus nu striemt de geestelijke voorgangers van het Joodsche volk en doet hen gevoelen dat zij blinde leidslieden der blinden zijn. Ja, eigenlijk dieven en moordenaars, die zich kleeden met de wol der schapen, hun vleesch eten, maar ze niet weiden, doch verleiden. In den vorm van een gelijkenis giet Hij zijn onderwijs. Dit onderwijs is diep beschamend voor degenen, die Hem zochten te steenigen, maar wonderlijk vertroostend voor Zijne schapen, die de stem van den eenigen herder hooren en Hem volgen.
Voorwaar, voorwaar, met een plechtig Amen dus, grijpt Hij hen aan. Voorwaar, voorwaar, zeg Ik ulieden, die niet ingaat door de deur in den stal der schapen, maar van elders inklimt, die is een dief en moordenaar. Maar die door de deur ingaat, is een herder der schapen. Dezen doet de deurwachter open en de schapen hooren zijne stem en hij roept zijne schapen bij name en leidt ze uit.
De Heere Christus ontleent zijn gelijkenis aan het leven der schapen. Hij heeft een Oostersche schaapskooi op het oog. Een afgeheinde, vaak ook een ommuurde ruimte, met een deur. Dikwijls wordt deze kooi opgetrokken van onregelmatige, onbehouwen steenen. De grond wordt gelijk gemaakt en dan worden de steenen opgestapeld, die zooveel mogelijk eng aaneensluiten. De bouw heeft niet veel vastheid. Maar, dat kan een voordeel zijn, want als een roofdier of dief zoekt door te breken, vallen de groote steenen met geraas naar beneden en waarschuwen den wachter der kudde. De top van den muur is meestal bezet met gedroogde doornstruiken.
In den regel ontbreekt een deur en doet de herder als zoodanig dienst door zich in de nauwe opening te plaatsen. Des avonds drijven de herders de kudden naar de schaapskooi en iedere herder leidt eigen schapen binnen. Hij telt ze één vooréén. Mijn schaap... en hij laat de roede (zijn staf) even rusten op den rug van het schaap. Hij doet ze onder de roede doorgaan, zooals de Schrift dit noemt.
Een der herders, wier kudden bij elkander zijn in den stal, houdt de wacht. Hij is deurwachter en bewaakt de kudden tegen roofdieren en indringers, die komen om te stelen en te slachten. Natuurlijk was dit niet altijd en overal zoo, dat meerdere kudden in één stal werden ondergebracht, maar hier wordt dit verondersteld.
Zoo wil Jezus het leven zijner kudde met Hem als den waren herder teekenen. Het leven der kudde in de wildernis dezer wereld. Het leven van den trouwen herder, die zijn leven stelt voor de schapen bij dage en bij nachte. Wie over den muur klimt of een gat breekt in de omheining is een dief. Hij schuwt den deurwachter.
De echte herder wordt ook kenbaar als hij zijne schapen uitleidt des morgens, door ze bij name te roepen. Dan voert hij ze naar de grazige weiden, leidt ze aan den oever van zeer stille wateren.
De leidslieden van Israël zijn de dieven en moordenaars der schapen. Maar Jezus is de ware herder, die zijn leven stelt voor de schapen. De schaapskooi nu stelt Gods gemeente voor in dit ondermaansche, door den Heere vergaderd en bewaard.
Maar Hij is niet alleen de herder, die zijne schapen bewaakt, doch ook de deur der schapen. Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Ik ben de deur der schapen.
Zoo ontwikkelt de Heere Jezus het beeld van den herder en de deur met toepassing op zichzelven. De herder is tevens de deur der schapen. Dit wil niet alleen zeggen, dat Hij toegang geeft tot de schapen aan de herders, die Hij roept om — zooals Hij tot Petrus sprak — Zijne schapen te weiden en Zijne lammeren te hoeden, maar het wil ook zeggen: de schapen gaan door Hem in en uit. Hij is de toegang, de deur, der schapen; hen beveiligend zoowel als inlatend.
Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden, en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.
Jezus is de deur der schapen. Door Hem alleen is er ingang in Gods Koninkrijk, in den schaapsstal, waar de ware kudde van den eenigen herder, die Zijn leven voor de schapen gaf, wordt vergaderd.
Velen hebben een anderen toegang gezocht en dikwijls gezegd dien te hebben gevonden. Velen ook wijzen een anderen weg ten hemel en ter zaligheid.
De een wijst op den weg der goede werken, die echter geen toegang geven tot den schaapsstal van Christus. Anderen zeggen, dat berouw de deur is.
Doch zij allen zijn verleiders. Daarom hebben de schapen hunne stem niet gehoord en zijn hen niet gevolgd. Daar is ook onder den hemel geen andere naam gegeven dan de naam van Jezus, door welken wij moeten zalig worden.
Ik ben de deur.
Dit is een naam van nederbuiging. Hij wil zeggen: Ik sta tusschen God en den mensch, buiten Mij is er geen toegang tot den eeuwigen God. Niemand komt tot den Vader dan door Mij. Hij is de weg, de waarheid en het leven. In de Schrift worden ons vele tientallen namen van den Zaligmaker vermeld. Laat ik er een paar noemen. Hij is het brood des levens. Zelfs het manna, hoewel het brood uit den hemel was, redde niet van den dood, maar wie uwer heeft honger naar Jezus? Hebt gij gegeten van dat brood en gedronken van dezen hemelschen drank? De verloren zoon klaagde: ik verga van honger, en hij stond op en ging tot zijnen vader.
Hij is de man van smarte. In zijne wonden is het veilig schuilen. Hij is die man, die een verberging is tegen den wind en een schuilplaats tegen den vloed. Hij is de blinkende morgenster, de zonne der gerechtigheid. De wortel en de spruite Davids.
Al zijn namen samen kunnen nog niet ten volle uitdrukken wie Hij is. Wat is het, dat gij naar mijnen naam vraagt? Die is toch wonderlijk.
Ik ben de deur. Als gij thuis komt en de deur ingaat, vraag u dan eens af: is Christus mij de deur geworden. Ben ik binnen in de schaapskooi, verkeer ik in de gemeenschap van de kudde van den oppersten herder? Van nature zijn wij buiten den schaapsstal al is het, dat wij zijn opgenomen in den kring van het bondsvolk. Van der jeugd af aan wordt ons gewezen op deze deur. Maar daarom zijn wij niet door Hem ingegaan.
Zoo moeten de sterren, het kruid des velds, het rijsje aan den boom ons spreken van Christus, gelijk het Woord ons leert.
Deze deur is noodzakelijk. Stel eens daar is een kamer vol voedsel, een badwater, een rustbed en alle geriefelijkheden dezes levens, maar... er is geen deur. Dan kunt gij er niet bij komen. Neem aan, dat er wel ramen zijn in die kamer, dan zoudt gij kunnen zien naar binnen, maar toch buiten moeten blijven.
Ik ben de deur. Stel u voor de stad met zijn twaalf fundamenten en zij had geen poorten. Zonder poorten geen toegang. Maar, waar zijn wij dan zonder Christus? Buiten gesloten! Weet gij dat niet? Gij weet het toch? Buiten de gemeenschap Gods. Door de zonde hebben wij ons buiten Gods gemeenschap gesloten en zijn wij vervreemd van onzen Maker. God kan geen gemeenschap met ons hebben, want Hij is heilig en rechtvaardig. Wanneer wij Hem naderen, moet zijn heiligheid ons verteren en zijn gerechtigheid ons verdoemen. Zijn toorn sluit ons buiten. Hij moet ons verre van zich verstooten. Wie kan wonen bij een verterend vuur, wie kan vernachten bij een eeuwigen gloed?
De mensch in zijn blindheid en brutaliteit nadert tot een onbekenden God. Want zoodra hij wordt ontdekt aan het recht des Heeren. staat hij van verre met den tollenaar en durft zelfs zijne oogen niet opheffen naar den hemel.
Wij zijn niet bevredigd met God onzen Maker, tegen wien wij hebben gezondigd en buiten wiens gemeenschap wij ons hebben gesteld. Ja. buiten wiens gemeenschap wij zijn gesloten door een rechtvaardig oordeel. Maar de Heere heeft zelf voor een toegang tot den mensch gezorgd in Zijnen Zoon. dien Hij zond in de wereld. Het Lam geslacht van voor de grondlegging der wereld. Niet de mensch klom op tot God, maar God daalde af tot den mensch. Wij hebben dit reeds zoo dikwijls gehoord, maar werd het ons ooit een wonder, een ondoorgrondelijk geheim des levens en der zaligheid? We vinden het zoo gewoon, dat God alzóó lief de wereld had, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gezonden heeft, maar het is niet gewoon. Het is en blijft een ondoorgrondelijk wonder. Toen Hij zag, dat er niemand was, zoo ontzette Hij zich, daarom heeft Zijn arm Hem heil beschikt. Ik toch heb Mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid. Als de Heere Christus hier zegt: Ik ben de deur, onthult Hij een geheim der eeuwigheid. Ik zal van het besluit verhalen, Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd, eisch van Mij en Ik zal U de heidenen geven tot Uw erfdeel en de einden der aarde tot Uw bezitting. God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hunne zonden hun niet toerekenend. Door Christus nadert God tot zijn gevallen menschengeslacht en alleen door Hem kunnen wij naderen, zonder verteerd te worden, tot God.
Is er dan een toegang? Is dan de weg niet voor eeuwig versperd? Neen, Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave. Hij is de deur.
Leg nu op ieder woord afzonderlijk eens den vollen nadruk. Ik ben de deur. Een andere is er niet. Ik ben de deur. Nadruk moet vallen op dat Ik, de deur is een persoon. Ik ben de deur. Een wonderlijke deur voorwaar. Denk weer aan de Oostersche schaapskooi. De herder in de opening was eigenlijk de deur. Hij stond daar om de schapen in en uit te laten niet alleen, maar ook om ze te beschermen tegen eiken aanval, die gedaan mocht worden, hetzij door roovers of wilde dieren, die het nachtelijk donker kiezen om hun prooi te bemachtigen. Daar staat hij met zijn herdersknots in de hand. Hij waakt, luistert naar elk geluid, dat tot hem doordringt, zoowel geluiden in de schaapskooi als daarbuiten.
Eerst echter staan wij stil bij het bepalend lidwoord: Ik ben de deur. Er is geen tweede. Gij vindt het misschien wel overbodig om daar zoo met nadruk op te wijzen. Dat zou verraden onbekendheid met het menschenhart. We kunnen in de leer zeer wel toestemmen, dat er geen andere weg is tot God en evenwel een eigen weg zoeken te banen tot God, die in de eeuwigheid woont en wiens naam heilig is.
Is er dan geen andere toegang tot de schaapskooi, tot de gemeenschap Gods? Neen. Kan ik dan niet zalig worden door mijn goede werken? Neen. Gij kent de rechtvaardigheid Gods niet, anders zoudt gij niet spreken van goede werken. Maar, zegt een ander, kan ik dan geen deur van toegang vinden in mijn zuchten en tranen? Neen, evenmin als die ander met zijn goede werken komt gij er met uw zuchten en tranen. Is het dan niet waar, dat zonder droefheid niemand behouden wordt? Dat is waar, maar even waar is, dat die droefheid zelf de toegang niet is. Onze droefheid, ons zuchten, ons geween is Christus niet.
Neen. zegt een derde, ik wil ten hemel ingaan door te gelooven, Gij maakt uw deur van uw geloof en hebt met den waren Christus niet van doen. Bedrogen zult gij uitkomen.
Ik ben de deur. Er is geen ander. Maar, gij wilt niet door deze deur ingaan? Dan is uwe verdoemenis rechtvaardig. Meen nu niet, dat wat we straks zeiden alleen bij ketters voorkomt, die afwijken in de leer. O neen. dat dwaze streven zit in ons aller hart. Daarom is ons noodig de werking, de krachtdadige bearbeiding van den Geest om ons af te brengen van alles buiten Christus. Om ons te ontledigen van al het onze. van onze wijsheid en tevens om ons af te brengen van de kennis onzer dwaasheid als zou deze een weg zijn tot God. Menigeen leeft in dien waan en is tevreden met zijn kennis der ellende, kan het buiten Christus wel stellen. Een bewijs, dat hij leeft naar het goeddunken van eigen hart, want de Geest geeft ons geen rust buiten Christus. Daar is ook onder den hemel geen andere naam gegeven door welken wij moeten zalig worden dan de naam van Jezus. Daar moet het bij blijven nü en altijd. Maar de deur is er. Hebt gij het ooit als muziek in het oor uwer ziel hooren ruischen. toen de nood klemde en het hart vervaard was: Ik ben de deur?
Dan klinkt dit woord als eene openbaring. Het is een woord van verlossing, van mogelijkheid van leven. Dan verschijnt Jezus als degene, die de Zaligmaker is.
Die een is een persoon. Ik ben de deur.
Ik. Wie is die Ik? Bezie Hem maar eens. Hij is het Lam, dat geslacht is van voor de grondlegging der wereld. Die Ik zal zijn leven stellen voor de schapen. Hij is de eeuwig levende herder van de nimmer stervende kudde. Heere Jezus, leer ons den weg naar den hemel. Luister, die Ik zegt: Ik ben de weg. Hoor: Ik ben de waarheid en het leven.
Hoe moeten wij dan denken over Gods beloften in het Evangelie vervat? Ik ben de deur. Alle beloften Gods zijn ja en Amen in Hem. Alle beloften roepen om Hem. In Hem hebben zij vastheid voor de ziel. Het is als een zachte sephir temidden van deze koude wereld, wanneer de Heere Zijne beloften geeft aan Zijne Kerk op aarde in haar druk en lijden, in haar uitzien en verlangen. Toch werd hunne begeerte juist daardoor des te sterker opgewekt om Hem te bezitten. En het klonk als een goede tijding uit een vergelegen land, wanneer het: Zie, Ik kom, de vromen tegenruischte. Ik ben de deur. De beloften zijn als handwijzers naar Christus. Geen wonder, dat onze ziel moed schept wanneer de Geest de beloften des Evangelies heiligt aan het hart. Laat het echter donker worden en wij kunnen niet meer lezen wat er op den handwijzer staat geschreven.
Vaak blijkt het dan, dat de batterij van ons zaklantaarntje versleten is en nauwelijks eenig schijnsel geeft. In ieder geval: lezen kan ik niet wat op den handwijzer staat. Op zulk een handwijzer staat de richting en de afstand van het doel. Maar zóó is het hier niet, want Gods belofte brengt ons vlak bij den beloofde. Zalig, als in de donkerheid van ons leven bij pijnigend schuldbesef en de gewaarwording van den oneindigen afstand, die ons van God scheidt het licht valt op de deur. Ja, op de waarheid: Ik ben de deur. Indien ik door die deur ging was ik binnen, zoo is de gevolgtrekking. Ja, het is soms als waren zij in de schaapskooi.
Maar hoe kon Jezus zelf tot God naderen en de deur zijn voor anderen? Op Zijne reine ziel vervlamde de vloek. Hij droeg den last van Gods toorn en klaagde: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Hij ging door zichzelf heen, doordat Hij zichzelf Gode onstraffelijk heeft opgeofferd. Hij brak door, omdat op Hem de breuk was. Hij was de ware Perez.
Hij is ingegaan met Zijn eigen bloed, eene eeuwige verlossing teweeg gebracht hebbende. Hij naderde God en God naderde Hem. Welk een ontmoeting! Zoo alléén kon Hij zeggen: Ik ben de deur. Dit getuigenis getuigt de Vader en de Geest van den Zoon. Niemand komt tot den Vader dan door Hem en niemand komt tot den Zoon, als de deur, tenzij de Vader hem trekke. Zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving en zonder die trekking komen wij nooit, neen nooit, tot de deur.
Ik ben de deur. Bezie haar eens van nabij. Elke deur heeft twee zijden. Zie in den geest Hem staan bij zijne discipelen en zich richten tot de schare. Daar is Hij, de beloofde aan de vaderen. Hij heeft de gedaante van een mensch, de gestalte eens dienstknechts. En... Hij was ook waarachtig, rechtvaardig mensch. Anders had Hij niet de deur kunnen zijn. Doch let nu op de achterzijde, verborgen voor het oog en Hij is de eeuwige God. Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijne heerlijkheid aanschouwt, eene heerlijkheid als des eeniggeborenen van den Vader vol van genade en waarheid. Hij nam onze natuur aan om te kunnen lijden en sterven en toch was Hij God, te prijzen in der eeuwigheid. Daarom kon Hij den last van Gods toorn dragen en ons daarvan verlossen. Ik ben de deur. Zulk een Middelaar betaamde ons. Gepaste deur! Ja. Hij is alles wat noodig is om met God te worden bevredigd, om zalig te worden. In Hem woont de volheid der godheid lichamelijk. Ik ben de deur. Gepaste Borg. Algenoegzame Jezus. Zoo werd Hij ons dierbaar. Zijn bloed reinigt van alle zonden.
Wij mogen dus nooit vergeten, dat Jezus een zeer bijzondere deur is. Wat wij daarmede bedoelen in dit verband? Ge weet wel onze deuren zijn van hout, zijn in hengsels bevestigd in de deuropening en hebben een kruk die wij omdraaien en zoo binnen gaan door de geopende deur. Die deur is in onze macht, zij kan niet spreken, noch tegenstaan als wij haar op de juiste wijze openen. Maar Christus is geen mechanisch instrument. Hij is een Persoon. Voor menigeen lijkt Hij meer op een houten deur. Hij zegt nooit wat, maar zij gebruiken dezen Jezus hunner voorstelling naar believen. Let nu eens op dien Oosterschen herder, die als deur dienst doet van den schaapsstal. Kan ik bij de schapen komen, binnen gaan, zonder met hem te spreken, hem te verzoeken? Hij moet mij inlaten en doorlaten anders blijf ik buiten. Wat wij zeggen willen is dus, dat wij met een levenden Christus van doen hebben. Kent gij onderhandelingen met Jezus als de deur in het levend geloof uwer ziel? Wij zien dien herder als de deur zich bewegen, zich omdraaien, met zijn staf het schaap aanraken, met zijn knots het gedierte verslaan. In die schaapskooi kwam het dikwijls voor, dat in de gaten tusschen de opgestapelde steenbrokken slangen zaten die een weg zochten om de schapen te bereiken. Wanneer de herder ze ontdekt vermorzelt hij hun kop. Het kwam voor, dat schapen werden gebeten, en dan ontstond er verwarring in de kooi. Maar neen, dat overkomt dezen herder n et. Hij vermorzelde den kop der oude slang. Ook al is het waar, dat hij nog de schapen zoekt te bijten en te verderven evenals zijn handlangers, de wachter Isrels zal niet sluimeren noch slapen. Deze deur is een persoon, tegelijk de herder.
Indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden.
Op dat ingaan door de deur komt het aan zullen wij binnen komen in den stal der schapen. Het ingaan door die deur leidt tot gemeenschap met God, tot vrede en zaligheid. Wat moeten wij onder dat ingaan toch verstaan? Laten wij ons hierin niet vergissen. Menigeen droomde, dat hij inging maar staat nog buiten. Men had een versje of tekst en waant zich nu behouden, zonder waarlijk den Zaligmaker te kennen.
Toen Bunyan leefde of beter stervende was onder het oordeel aan zichzelf, droomde hij over deze deur. Zelfs in zijn slaap was hij vervuld met de dingen der eeuwigheid. Hij droomde, dat hij lag bij een hoogen muur in de bittere koude. Door een opening zag hij achter den muur eene grazige weide, waar de zon liefelijk scheen. Een trek van blijdschap voer door zijn benauwde ziel. Hij wordt wakker... en zelfs zijn droom werkte mede om zijn diepe ellende te vergrooten en de liefelijkheden van Christus te vermeerderen. Maar... hij was buiten.
Het is ook niet genoeg naar de deur te kijken, verstandelijk over het werk en den persoon van Jezus na te denken al zou het zijn met eenige streeling des gemoeds. Neen, wij moeten ingaan door de deur. De schare riep: hoedanig een is deze en toch... geloofden zij niet in Hem. Zou het ook niet van sommigen onzer lezers gelden? Of zelfs nog erger: zelf gaat gij niet in en anderen verhindert gij in te gaan. Wie een van deze kleinen, die in Mij gelooven, ergert het ware hem beter dat een molensteen aan zijn hals gebonden ware en hij verzonk in de diepte der zee. Toch moet gij niet meenen, dat het bezien dezer deur met het oog des geloofs geen waarde heeft. Een blik op Jezus door het geloof verlicht de ziel, doet moed en hoop scheppen, wekt de liefde op tot Hem. Zijne algenoegzaamheid wordt erkend, Zijne dierbaarheid streelt het hart. Werkzaamheden met Jezus als de deur zijn niet ijdel. Toch moeten wij ingaan door Hem zullen wij behouden zijn voor eigen besef, zal onze ziel bevrijd worden van vloek en doem, zullen wij den Vader ontmoeten als met ons bevredigd in Hem die de deur is. Zalig, wanneer wij die deur door Geestesonderwijzing zien door het geloof. Voor het eerst maar altijd door bij vernieuwing, want ook na ontvangen genade, wanneer wij zijn ingegaan, is ons noodig, dat de Geest Hem ontdekke aan het oog des geloofs zullen wij onzen vrede genieten, zullen wij ons neervleien aan den boezem des Vaders.
Wellicht zijn er onder de lezers die de deur zeer van nabij zagen. Als op den drempel stonden, onderhandelingen hadden met Jezus, Hem als den herder der schapen omhelsden, den staf aanraakten en... een bloedvlek van den herder, die de deur is, kleeft aan hun gewaad. De verdoemende kracht der wet is gebroken, zij kunnen, ja. zullen zalig worden. Zij zingen, aanbidden... maar raken weer kwijt wat zij zagen en genoten door het geloof. Zij zijn als kinderen die op de stoep voor de deur speelden. Ze gingen blijde vertellen wat zij zagen en hoorden, de groote wonderen der genade die hun ziel werden geopenbaard. Daar leggen ze nu hun smeekschriften neer. Toch is de deur om in te gaan en niet alleen om bij de deur te spelen of te genieten. Daarom hebben zij geen vrede ook al kennen zij de stem van den herder en doen het geluid der schapen hooren.
Zoo worden ze onrustig en komen niet verder dan geloofsoefening op Jezus tot vereeniging maar leven niet uit de vereeniging. Soms doen ze u denken aan een schaap, dat vlak bij de deur terug loopt. De herder staat even binnen, half zichtbaar en roept de schapen. De meesten zijn al binnen. Het schaap, dat heen en weer loopt wordt steeds onrustiger. Het komt bij de deuropening en... loopt terug, luid blatend. Steeds onrustiger wordt het. Het ziet niets meer... maar hoort nog de stem van den herder die roept. Daar opeens schiet het binnen... een schreeuw en... de rust is er. Het is bij de schapen binnen!
Waren velen eens zoover als dat onrustige domme schaap?
Maar nu iets anders. De deur is ook de herder. Ik ben de deur, die door Mij ingaat die zal behouden worden. Het schaap, dat niet loopen kan draagt, de herder binnen op zijn schouder of, als het een lam is, in zijn schoot. Dit is de ééne zijde der zaak.
De andere zijde is echter de dadelijke ingang des geloofs door Jezus als de deur. Indien iemand door Mij ingaat die zal behouden worden.
De deur dient om in te gaan. Alleen door toepassing en toeë^gening van hetgeen Jezus als de deur is stelt ons in behoudenis. Al wat de Vader Mij geeft zal tot Mij komen en die tot Mij komt zal Ik geenszins uitwerpen en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Jezus wordt ons niet alleen getoond in Zijne algenoegzaamheid als Borg maar wij worden met Hem vereenigd door het geloof; wij omhelzen Hem tot zaligheid. Hij opent ons den weg tot den Vader die een welgevallen neemt in het offer van den Zoon. Zoo komen ze ook in de schaapskooi. In de liefelijke gemeenschap der heiligen, in verzoende betrekking met God. Bij dit ingaan is de mensch verloren in zichzelf. En Christus dempt met zichzelven de klove die ons scheidde van God. Ingaan door de deur, door het eigenend zaligmakend geloof. Hoor, hoe de herder hier spreekt als de deur, die toegang verleent en den weg baant tot God. Ik heb verzoening gevonden, zoo luidt het tot den Vader; gij zijt mijn schaap, Ik heb u gered uit den muil van den leeuw. Ik heb mijn leven voor u gegeven. Ik heb gerechtigheid voor u verworven. Ik ben uw heil.
Ingaan in de schaapskooi der gemeenschap. Binnen, binnen, voor eeuwig binnen! Uit mijzelf ga ik over in Christus en door Christus in God. Hoe eenvoudig toch is de weg des heils. Ik was onnut, hellevaardig en tot niets nut. Ik kende mij als bij de bokken gesteld en nu geteld als schaap. Ingegaan in den stal.
Er is blijdschap in den hemel over eenen zondaar die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen die de bekeering niet van noode hebben. Ingaan door dé deur. Indien iemand door Mij ingaat die zal behouden worden. Iemand. Wie hij verder is of is geweest doet er hier niet toe. Want het schaap verdwijnt in den herder en de herder verschijnt in het schaap. Bij dat ingaan worden wij met Jezus vereenigd, wordt aan onze ziel toegepast wat Hij verwierf en worden wij één met Hem in lijden en sterven, begrafenis en opstanding. Ik ken een mensch... in Christus. Indien iemand door Mij ingaat...
Iemand, hij mag zijn naam verliezen en een onbekende zijn bij de menschen of wel een verachte. Mij den voornaamste der zondaren is barmhartigheid geschied. Bij dat ingaan door het geloof mogen wij Hem aanvaarden tot al datgene waartoe de Vader Hem heeft geschonken. Tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking en tot eene volkomen verlossing. Want Hij is geen schapendief maar schapeneigenaar. De Vader heeft Hem gesteld tot deur der schapen. Niemand kan tot den Vader, noch tot de kudde komen dan door Hem.
Indien iemand door Mij ingaat die zal behouden worden.

De Heer' is God, erkent dat Hij
Ons heeft gemaakt, en geenszins wij,
Tot schapen die Hij voedt en weidt;
Een volk tot Zijnen dienst bereid.

Gaat tot zijn poorten in met lof;
Met lofzang in Zijn heilig hof;
Looft Hem aldaar met hart en stem;
Prijst Zijnen naam verheerlijkt Hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De deur van den schaapsstal I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 oktober 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's