Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De overgave des rijks

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De overgave des rijks

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Corinthen 15 vss. 24—28. Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal teniet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht. Want Hij moet als Koning heerschen, totdat Hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. Want Hij heeft alle dingen Zijnen voeten onderworpen; doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zoo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden Dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

Twee vragen in het bijzonder worden hier gesteld, die wij zullen trachten te beantwoorden. Namelijk: wat beteekent het dat de Zoon het Koninkrijk zal overgeven aan God en den Vader. En ten tweede, waarin zal de onderwerping bestaan van den Zoon aan den Vader na de overgave des Rijks. Om de verzen 24 en 28 gaat het dus vooral.
Eerst willen wij een beknopte verklaring geven van de verzen 24 tot 28 die een geheel vormen om dan nader in te gaan op de genoemde vragen. De apostel wijst ons op het einde der wereldhistorie. Daarna, als geschied is wat aan het volstrekte einde moet voorafgaan, o.a. de opstanding der dooden, zal het einde zijn. De dood zal zijn teniet gedaan, alle vijanden overwonnen, de vromen levend geworden, het goricht gehouden. Dan zal Christus het Koninkrijk aan God en den Vader overgeven en met die overgave komt het absolute einde der wereldhistorie. Dat tijdstip is ons niet bekend, maar komt, het staat vast in Gods raad. Paulus spreekt over het Rijk, het Koninkrijk, dat overgegeven wordt. Hij sluit daarmede aan bij het begin van de prediking van Johannes den Dooper en Jezus. Het werk van Jezus is de vernietiging van het werk des satans (Hij is gekomen om de werken des duivels te verbreken, 1 Joh. 3 : 8 ) en de oprichting van het Rijk Gods. God regeert over alle schepselen, zoodat niemand zich roeren noch bewegen kan zonder Gods wil. Dat is het Koninkrijk van macht. Maar de Heere wilde dat, waar door den val de mensch in opstand leefde en zich niet gewillig boog onder Zijne heerschappij, er een Koninkrijk der genade zou zijn waarin Christus Koning is. In dat Koninkrijk der genade zijn echter ook ingevoegd de engelen en de nieuwe hemel en aarde waarop gerechtigheid wonen zal. Dus het Middelaarswerk van den Heere Christus is veelomvattend. Ook moet Hij alle vijanden des Rijks verslaan, onderwerpen, zoodat zij tot machteloosheid zijn gedoemd en tot onderwerping gedwongen, hoewel geworpen buiten het Rijk. Is dat alles bereikt dan heeft Christus Zijne Middelaarstaak volbracht. De verwerving der zaligheid nam een einde met de opstanding en hemelvaart. In de kern aan het kruis toen Hij riep: het is volbracht. Maar de toepassing der zaligheid gaat door tot de opstanding toe als ziel en lichaam zijn hereenigd en verheerlijkt samengevoegd. Tot die toepassing en afwerking van Zijn Rijk behoort ook het verslaan der vijanden en het vernieuwen van hemel en aarde. De hemel moest Hem ontvangen tot den tijd der wederoprichting aller dingen.
Is dat alles volbracht dan geeft Hij het Koninkrijk aan God en den Vader over. Wij kunnen het zóó zeggen: Hij levert Zijn werk op. Hij is klaar. Het behoort dus tot de huishouding van het verbond der genade, dat ook dit punt afgewikkeld wordt, opdat daardoor God drieëenig worde verheerlijkt. Het is een moment in de uitvoering van Gods Raad, tot heerlijkheid Gods.
Aan God en den Vader geeft Hij het Koninkrijk over. Hij biedt het aan als voltooid. De heele nieuwe orde van zijn, levert Hij op. Zijne Middelaarstaak heeft haar eindpunt bereikt in de ontwikkeling en voltooiing des Rijks.
Aan God en den Vader. Aan God die óók Vader is. Het kan niet worden uitgemaakt of bedoeld is dat God als Vader van Christus dan wel van het volk Gods wordt aangeduid. Trouwens, die twee zijn ook niet te scheiden. Maar er is reden om te denken dat hier op den voorgrond staat dat God de Vader is van Christus. Hij was als Middelaar de Gezondene des Vaders. (Joh. 5:23). In het Hoogepriesterlijke gebed spreekt Hij het profetisch uit: Vader Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij te doen gegeven hebt. Dat gaat nu ten volle in vervulling. Het blijkt ons dus, dat wij hetgeen Paulus hier zegt huishoudelijk moeten verstaan. Het behoort tot de Goddelijke huishouding des Verbonds.
Verder zegt de apostel waarmee het einde is bereikt. Dan wat er aan vooraf moet gaan. Hij zal teniet gedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht. In Ephese 1 :21 komen dezelfde woorden voor in dezelfde volgorde. We zullen wel aan een bestaand vast woordverband te denken hebben. In Ephese 1:21 wordt de heerschappij van Christus getcekend: verre boven alle overheid, en macht en mogendheid en heerschappij, en allen naam die genaamd wordt, niet alleen In deze eeuw maar ook in de toekomende. Dat we zouden moeten denken aan bovenaardsche machten zonder meer (van Leeuwen) lijkt ons niet juist. Het is waar, dat velen aan bovenaardsche machten kracht en invloed toekenden. Maar de apostel heeft toch zeker op het oog machten en krachten die werkelijk bestonden, want anders had hij niet kunnen zeggen, dat Christus boven deze alle verheven is, maar had als het slechts voorstellingen waren in het volksgeloof deze moeten bestrijden. Ook kan hier moeilijk alléén worden gedacht aan engelenmachten. Want het is duidelijk, dat de apostel ook denkt aan onderwerping van machten die het Koninkrijk tegenstaan. Daarom denken wij bij overheid aan eene regeerende macht of wezen dat beheerschen He werking uitoefent over schepselen en bij macht, aan bevoegdheid en recht van zeggenschap, met de noodige kracht om die te doen gelden en te doen eerbiedigen en mogendheid of vermogen, zoodat zij vereerd worden en heerlijkheid hebben.
De apostel zegt dus, dat Christus Zijn Rijk aan den Vader overgeeft, wanneer Hij teniet gedaan heeft alle concrete heerschende machten, en alle bevoegdheid en kracht die personen of lichamen bezitten. In Ephese 1:21 en andere Schriftuurplaatsen wordt dus geleerd, dat de Heere Christus Koning is boven alles en allen wat op deze aarde macht of invloed heeft benevens over de machten der lucht, engelen en duivelen. Ver daarboven staat Hij (Hebr. 1 : 4 ) . Allen naam gaat Hij te boven zoowel in deze orde van zijn als in die der toekomende eeuw, na den oordeelsdag, die eindeloos duurt tot in alle eeuwigheid. Altoos door, tot in der eeuwen eeuwigheid zal de Heere Christus in ^heerschappij in sterkte en majesteit oneindig te boven gaan alle schepsel, mensch of engel, hoe machtig en luistervol ook.
Hier in 1 Cor. 15 : 24 wordt ons beschreven, dat Christus aan alle machten en krachten een einde maakt en dan het Rijk den Vader overgeeft. Het woord teniet doen wil niet zeggen vernietigen, maar van kracht berooven, uitschakelen. Zoo wordt de rechtstreeksche Gods regeering voorbereid en ingeluid van God drieëenig. In deze bedeeling zijn er niet alleen machten die het Rijk bestrijden, maar vele die een zekere taak hebben in dit leven der wereld zelfs in dat der Kerk. Dat alles houdt op. Geen tegenstand noch afgeleide heerschappij zal er meer zijn. Nu staat er niet met zoovele woorden, dat vijandige machten zijn bedoeld, die het Rijk zochten te verstooren, maar toch ligt dit wel in de bedoeling zooals blijkt uit vers 25. Wanneer Christus alle macht heeft overwonnen, dan geeft Hij het Rijk over. Dan komt een orde van zijn en regeering die verschilt van die dezer eeuw. Dan is er geen inmenging meer van vijandige machten en daarom geen strijd meer. Die machten zijn uitgeschakeld voor eeuwig. Maar, dat niet alleen. Ook is de verhouding van de Kerk met den nieuwen hemel en aarde jegens God drieeenig gewijzigd. Geen regeering door tusschenschakel. Dat alles is vervallen. Voor aardsche machten is evenmin plaats meer als voor kerkelijke. Vers 28 zegt: opdat God zal zijn alles in allen.
Vs. 25: Want Hij moet als Koning heerschen, totdat Hij alle vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben.
Hoelang moet Christus als Koning heerschen? Totdat Hij zijn taak heeft volbracht; eenerzijds in het toepassen der zaligheid in al haar omvang tot het verheerlijkte lichaam toe, anderzijds totdat Hij alle vijanden onder Zijne voeten gelegd zal hebben.
Hij moet als Koning heerschen. Het woord wijst op een verplichting Hem opgelegd; het is Zijne taak als Middelaar om door Zijn koningschap alle vijanden des Rijks ten onder te brengen. Deze verplichting heeft Christus aangegaan.
Wanneer die taak is volbracht dan kan Hij het Rijk overgeven aan den Vader. De apostel zegt niet, dat Hij zijn Koningschap aflegt maar het Rijk overgeeft, oplevert. Zijn heerschend koningschap duurt totdat alle vijanden zijn overwonnen. Dit moeten wij vasthouden. Het zal ons te pas komen wanneer wij de beide vragen nader gaan beantwoorden en in dogmatisch licht bezien. Nu heerscht Hij als Koning. Wat Christus thans in den loop der eeuwen doet wijst naar het einde heen. Dan voltooit Hij Zijne opgelegde en aanvaarde taak. Paulus haalt in dezen Brief weinig aan uit het Oude Testament. Daarom is het opvallend, dat Hij het juist in dit verband wel doet. Want blijkbaar heeft hij het oog op de uitspraak van Psalm 110. Daarmee zal wel samenhangen: Hij moet als Koning heerschen. De Schrift leert het, het is eisch des Heeren over Hem als Middelaar.
Deze Messiaansche psalm wordt door den Heere Christus zelf ook aangehaald (Matth. 22:44). Daarom moet en kan de Messias teniet doen, van macht en kracht berooven, het is Zijne roeping. Een andere vraag is: wie wordt bedoeld met Hij? Is dit Christus of de Vader? Totdat Hij alle de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben. Het is vrij zeker door het verband, dat wij moeten denken aan den Vader. De Vader legt de vijanden onder de voeten van Christus. De Messias heeft Zijn werk te doen onder het bestel Gods. In dien zin komt het woord in den psalm voor. Anders zouden wij: zijne moeten opvatten in den zin van: aan zichzelf.
God heeft blijkens de profetie bepaald, dat Hij alle vijanden onder de voeten van den Messias brengen zal. Dit is een Oostersche wijze van spreken om volstrekte onderwerping te omschrijven. Zoo wordt een citaat gebruikt waar de daad Gods en niet die van den Middelaar op den voorgrond staat. De Zoon toch doet niets, naar de goddelijke huishouding, dan wat Hij den Vader ziet doen. Tevens blijkt ook hier, dat de Zoon, als Middelaar aangemerkt, des Vaders Knecht is; Hem ondergeschikt. Zoo is het gansche werk van schepping en verlossing trinitarisch bepaald. Een werk van Goddrieëenig.
De Zoon zou niets aan zichzelf kunnen onderwerpen, indien de Vader niet alles onderwierp aan den Zoon om te onderwerpen. Gelijk Jezus zei: Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.
Vs. 26: De laatste vijand, die teniet gedaan wordt, is de dood.
Het totdat van vers 25 wordt hier nader bepaald. Wanneer zal de Vader alle vijanden onder de voeten van den Messias gelegd hebben? Als de dood is teniet gedaan. Verschillende vijanden moeten worden onderworpen, uitgeschakeld De laatste is de dood. Het woord dood zal hier wel in zijn vollen omvang genomen moeten worden. De dood zooals die door de zonde in de wereld kwam. De overwinning op den dood openbaart zich het sterkst in de opstanding der dooden. De dood wordt van zijn kracht beroofd (2 Tim. 1:10; Op. 20: 14; 21 : 4 ) . Er staat: als laatste vijand wordt de dood van kracht beroofd. De tijdelijke dood behield ondanks de opstanding van Christus nog macht over de Kerk in hunne lichamen en ook de dood der zonde woelt nog in hen. Calvijn merkt op. Wij zien, dat nog vele vijanden Christus tegen zijn en hardnekkig Zijn Koninkrijk weerstaan. De dood zal de laatste vijand zijn die vernietigd zal worden. Zoo moet dan Christus nog het Rijk des Vaders bedienen. Daarom zullen de geloovigen goedsmoeds wezen, en in de hope niet bezwijken, totdat alle dingen vervuld worden, die de wederopstanding moeten voorafgaan. Hier wordt gevraagd hoe hij zegt, dat de dood in het allerlaatste teniet gemaakt zal worden, welke nu door den dood van Christus is teniet gebracht, of immers door Zijne wederopstanding, welke is de overwinning des doods en de verkrijging des levens. Ik antwoord, dat hij alzoo is teniet gemaakt, dat hij den geloovigen niet meer doodelijk is, maar niet alzoo dat hij hun geen zwarigheid meer aandoet. De Geest die in ons woont, is wel een leven, doch wij dragen nog een sterfelijk lichaam. De oorzaak des doods zal eens in ons geëindigd worden maar zij is nog niet geëindigd. Wij zijn wedergeboren uit onsterfelijk zaad, maar zijn nog niet tot volmaaktheid gekomen.
De wederkomst van Christus brengt de volle overwinning over den dood. Christus' zegepraal over alle Gode vijandige machten zal dan in het helderste licht treden. Het Rijk wordt bevrijd van alle geweld des doods. De scheiding is dan voor eeuwig een feit geworden. De dood en het graf worden teniet gedaan. Maar, zal dan de dood niet meer zijn? Neen, in het Rijk des lichts is hij uitgebannen. Wel blijft de dood in het rijk der duisternis heerschappij voeren, als tweede dood.
In vers 27 wordt nog nader bewijs geleverd van het voorafgaande. Want Hij heeft alle dingen Zijnen voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zoo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt die Hem alle dingen Onderworpen heeft.
Dit citaat is ontleend aan psalm 8, op dezelfde wij2e als het voorafgaande aan psalm 110, met eenige wijzigingen naar den eisch van het verband. De onderwerping waarvan psalm 8 spreekt geldt den Heere Christus, Hem worden alle dingen onderworpen. Hij is toch de tweede Adam. Omdat alle dingen Hem onderworpen zijn geldt dit ook van den dood. Nu moet ge echter wel Verstaart. Niet wordt bedoeld, dat de onderwerping zóó geschiedt dat Christus zelf niets meer te onderwerpen heeft, maar in dezen zin moet de zaak worden begrepen: De Vader onderwerpt rechtens alles aan den Zoon, geeft Hem bevoegdheid tot het wereldregiment en macht over alle vijanden. Door die onderwerping aller dingen door den Vader aan den Zoon is nu de Zoon in staat te onderwerpen. Dit is dus Zijne Messiaansche bevoegdheid en opdracht beide. Nog ééne opmerking die eigenlijk van zelf spreekt wordt toegevoegd. Maar die opmerking werpt nu juist licht op vers 28. De Vader onderwerpt alle dingen aan den Zoon als Messias, als Zijn knecht. Doch zichzelf stelt Hij daarmede natuurlijk niet onder Christus.
Zoo is vers 28 voorbereid.
En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. De Vader heeft dus alle dingen aan Christus onderworpen in rechten en in opdracht. Wat de Vader rechtens deed reeds in de eeuwigheid, voert Hij dadelijk uit in den loop der wereldhistorie. Ook daarop moeten wij letten om de Schrift te verstaan. Hij geeft Hem het recht en de opdracht Hem (den Vader) het Rijk op te leveren en alle vijandige machten en krachten te onderwerpen. Dus nu verstaan wij dat de Zoon alles onderwerpt wat de Vader Hem onderwierp en successievelijk Hem opdraagt. Wanneer de Christus Zijne taak heeft volbracht dan moet ook die verhouding tusschen Vader en Zoon ophouden, zich wijzigen. De eischen den Middelaar gesteld zijn vervuld. De dood is teniet gedaan, hemel en aarde zijn vernieuwd.
Paulus zegt nu, dat alsdan de Zoon zelf onderworpen wordt aan den Vader; of wellicht beter vertaald, dat Hij zich onderwerpt aan den Vader. Hij spreekt van den Zoon om goed te laten uitkomen dat hij dien Christus bedoelt die Gods Zoon is, en als Middelaar Zijne roeping volbrengt. Is deze taak volbracht, dan komt er verandering.
Wanneer dan die laatste wijziging van betrekking tusschen den Zoon als Middelaar en den Vader zijn beslag heeft gekregen treedt de eeuwigheidstoestand in, waarin God alles zal zijn in allen.
Over dit slot en de beide vragen aan het begin gesteld de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De overgave des rijks

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 november 1938

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's